604 XCVm. PEDALIACEAE.
staand aan korte stelen, die aan de basis l^t2 klieren
hebben.
Eéne soort, P. Murex L., die zoowel in Engelsch Indië als tropisch
Afrika voorkomt.
2. SESAMUM L.
Kelk klein, 5-deelig. Bloemkroonbuis omlaag gekromd,
aan de basis schuin of van achteren een weinig bultig,
naar boven langzamerhand verwijd; zoom min of meer
2-lippig, met 5 breede, min of meer uitgespreide lobben,
waarvan de achterste dikwijls het kortst zijn. Meeldraden
4, tweemachtig, nabij de basis der bloemkroon ingeplant
en daar binnen besloten; helmknoppen pijlvormig, ruggelings
vastgehecht, met nagenoeg gelijke helmhokjes.
Schijf gelijk, weinig vooruitspringend. Eierstok 2-hokkig;
elk hokje evenwel door een tusschen de zaadlijsten doorgroeiend
tusschenschot in tweeën verdeeld; eitjes in elk
hokje oo, in één_e rij boven elkander, min of meer dwars
geplaatst. Doosvrucht langwerpig of eivormig, meestal
stomp 4-kantig en met 4 groeven, aan den stompen of
toegespitsten top dwarskop het tusschenschot samengedrukt,
zonder stekels, van af den top meer of minder diep,
soms tot de basis hok verbrekend openbarstend, terwijl
door het splijten van de valsche tusschenschotten die de
vakjes afsluiten, de as die de zaadlijsten draagt wordt
ontbloot. Zaden in elk hokje talrijk, dwars of min of
meer opstijgend, schuin langwerpig, min of meer samengedrukt;
zaadhuid met kuiltjes aan de oppervlakte, met
een scherpen rand aan top of basis of met een korten
vleugel, met een min of meer korstachtige buitenlaag
en een vliezige binnenlaag; kiem recht; zaadlobben half
rolrond of langwerpig; kiemworteltje kort.
Opgerichte of neerliggende, ruwbehaarde of zelden
kale, bij bevochtiging slijm afgevende kruiden. Onderste
bladeren tegenovergesteld of bovenste of bijna alle afwisselend,
gesteeld, gaaf, ingesneden of 3-spletig of voetvormig
gespleten. Bloemen bleek of paars, in de oksels
alleenstaand, kort of bijna niet gesteeld.
Aantal soorten 9 of 10, in tropisch en Zuid-Afrika, eene Soort,
S. Indicum L. in vele eultuurvarieteiten in alle warme gewesten,
ook in Nederlandsch Indië gekweekt. De als S. Javanicum Burm.
gedoopte soort, behoort in het geslacht niet thuis, doch is eene
soort van Artanema Don uit dé familie der Scrophulariaceae,
A. sesamoides Benth.
3. JO S E PH IN IA Vent.
Kelk 5-deelig, met nagenoeg gelijke slippen of de
achterste het kortst. Bloemkroonbuis van achteren aan
de basis bultig, naar boven trapswijze of belangrijk verwijd
; zoom min of meer 2-lippig met 5 afgeronde, uitgespreide
lobben, die soms nagenoeg gelijk zijn, doch
waarvan de voorste meestal het langst is. Meeldraden 4,
tweemachtig, nabij de basis , van de buis bevestigd, en
daar binnen besloten; helmknoppen langwerpig, ruggelings
vastgehecht, met evenwijdige helmhokjes; helmbindsel
meestal door een kleine klier gekroond. Eierstok 2—4-
hokkig; elk hokje door een valsch tusschenschot gedpeld;
eitjes één in elk vakje, vanaf de basis opgericht. Vrucht
ei- of min of meer kogelvormig, hard, niet openbarstend,
kort of niet gesnaveld, gewapend met kegelvormige stekels,
4—8-hokkig. Zaden in elk hokje één, langwerpig,
niet gevleugeld.
Opgerichte of neerliggende, kale of zacht- of langharige
kruiden. Bladeren tegenovergesteld, gaafrandig,
getand of ingesneden. Bloemen zonder schutbladen, alleenstaand
in de bladoksels.
Aantal soorten 3, in Australië te huis behoorend, waarvan 1,
J. imperatricis Vent., ook op de oostelijke eilanden van den Malei-
schen Archipel voorkomt.
PEDALIACEAE VAN NEDERLANDSCH INDIË.
Pedalium L.
Murex L. (Nederlandsch Indië?)
Sesamum L.
Indicum L. (Gekweekt in Nederlandsch Indië.)
Josephinia Vent.
imperatricis Vent. (Australië, Timor, Lombok, enz.)
F a m . XCIX. ACANTHACEAE.
Bentham et Hooker, Gen. Plant. II, p. 1060. — Miquel, Fl. Ind.
Bat. II, p. 762, Sum., p. 566. — Bâillon, Hist, PI. p. 403. — Hooker,
Br. Ind. IV, p. 387. — Lindau in Engl. u. Prantl, Nat.'Pflanzen