bult in het midden of met een korten en stompen snavel.
Kokervruchten, vrij dik, toegespitst, glad. Zaden met een
haarkuif.
Windende, onbehaarde heesters met tegenoverstaande
vliezige bladeren. Bloemen van middelbare grootte, geel,
oranjekleurig of groenachtig, in dichte schermvormige of
vertakte bij schermen in één der bladoksels.
Aantal soorten omstreeks 10, in tropisch Azië en Afrika en in
Zuid Afrika.
27. HE T ERO ST EM M A Wight. et Arn.
Kelk diep 5-deelig of -spletig, van binnen met 5
klieren of schubben en met eivormige of langwerpige
lobben. Bloemkroon zeer wijd klok vormig of rad vormig,
tot het midden of diep 5-spletig, met breede in den knop
ineengedraaide en naar rechts dekkende of klepswijze
aaneensluitende lobben- Bijkroonschubben 5 aan den top
van de meeldradenbuis bevestigd, een weinig vleezig,
straalswijze opgericht of min of meer uitstaand, met
gaven, gebonden of gelobden top, van binnen aan de
bovenzijde met een knobbel, een kiel of een aanhangsel
van boven aan de binnenzijde. Meeldraden nabij de basis
der bloemkroon bevestigd; helmdraden tot eene korte
buis verbonden; helmknoppen met naar voren gebogen
top en een zeer kort aanhangsel. Stuifmeelklompjes in
elk hokje één, klein, opgericht, soms met eene niet altijd
duidelijke doorschijnende streep aan den rand. Kokervruchten,
rolrond, niet dik, glad, dikwijls beide ontwikkeld
en dan evenwijdig en lang verbonden blijvend, echter
soms wijd uiteenstaand. Zaden met eene haarkuif.
Hoogklimmende onbehaarde heesters of halfheesters
met tegenovergestelde, aan de basis dikwijls 8—5-nervige
of soms vinnervige bladeren. Bloemen van middelbare
grootte in schermvormige of kort trosvormige bijschermen,
die in een der bladoksels zitten of kort gesteeld zijn.
Aantal soorten omstreeks 10, in Engelsch en Nederlandsch Indië.
De bloemkroon is hier niet vleezig en volgens Bentham en Hooker
in den knop niet altijd klepswijze aaneensluitend. Volgens H ooker
Flora of British India, zou dit wel altijd het geval zijn. Zoo dit
juist is, zoekt men te vergeefs naar een verschil met Hoya, want
ook de bladeren zijn niet altijd aan de basis 3—5-nervig.
28. ASTEBO STEM M A Decaisne.
Kelk 5-deelig, met kleine segmenten. Bloemkroon radvormig,
diep 5-spletig; lobben in den knop ineengedraaid
en naar rechts dekkend. Bijkroon, aan de meeldradenbuis
bevestigd, wijd bekervormig, vleezig, gekleurd, 5-lobbig
en onregelmatig getand. Meeldraden aan de basis der
bloemkroon bevestigd; helmdraden tot eene korte buis
verbonden; helmknoppen in een kort en breed vlies
eindigend. Stuifmeelklompjes in elk hokje een, omgekeer
eivormig, langwerpig, opgericht aan vrij lange staartjes.
Stempel afgerond. Kokervruchten onbekend.
Windende heester met tegenovergestelde, lederachtige
bladeren. Bloemen groot, in gering aantal aan schermvormige
in één der bladoksels kort gesteelde bijschermen.
Ééné soort, A. repandum Decaisne, op Java voorkomende. Deze
soort ontbreekt in i Rijks Herbarium. Aldaar is eene plant door
Decaisne zelf als Asterostemma, zonder soortnaam gedetermineerd,
waarvan de stuifmeelklompjes horizontaal uitgespreid en kort gesteeld
zijn, veeleer hangend dan opgericht. Dit schijnt mij eene
soort van Cynanchum, C. ovalifolium Wight.
Bentham en Hooker betwijfelen de zelfstandigheid van het ge-
' slacht en meenen dat het met Heterostemma moet worden vereenigd.
, Ë , 1 , , pÉflMI
Volgens K. Schuman’s overzicht der geslachten hebben de bij-
kroonschubben aanhangsels; blijkbaar is dit eene vergissing, daar
hij deze, bij de vorige auteurs niet voorkomende opgave, in de ge-
slachtsbeschrij ving niet verder vermeldt.
29. DBEG-EA E. Meij. Sect. Wallakaku K. Schumann.
Kelk 5-deelig, van binnen aan de basis met 5 klieren
en met ei vormig toegespitste segmenten. Bloemkroon
vliezig, klok-radvormig, met eivormige, spitse slippen,
die in den knop ineengedraaid en opgericht zijn. Bijkroon
met de achterzijde der meeldradenbuis vergroeid, bestaande
uit 5 vleezige, straalswijze uitstaande schubben, die van
boven vlak zijn met een opgerichte punt, aan de binnenzijde
en ook aan de achterzijde in een punt eindigen.
Meeldradenbuis aan de basis der bloemkroon ingeplant,
niet met deze vergroeid; helmknoppen in een kort vlies
eindigende, dat over de stempelschijf heengebogen is.
Stuifmeelklompjes in elk hokje één, samengedrukt en in
holten onder de stempelschijf verbonden aan het langwerpige
heohtlichaampje door korte, naar voren gerichte