elk hokje oo . Kokervruchten 2, lang, gekromd, rolrond,
uiteengespreid. Zaden langwerpig of lijnvormig, samengedrukt,
hol, in het midden van de voorzijde onder den
top van een draadvormigen zaadstreng bevestigd, met
een afvallenden haarkuif aan den top; kiemwit weinig
of ontbrekend; zaadlobben vrij breed, samengevouwen;
kiemworteltje kort, naar boven gericht.
Onbehaarde of dun kortharige boomen of heesters.
Bladeren tegenovergesteld, vliezig, wijd uitstaand vin-
nervig. Bloemen dun, niet groot, wit, in eindelingsche of
ten slotte schijnbaar okselstandige veelbloemige, tuilvormige
bijschermen.
Aantal soorten 7 of 8, in tropisch Azië en Afrika. Onder do
soorten van Engelsch Indië is er ééne, die ook in Malakka voorkomt
en door andere schrijvers bij de geslachten Echites L .,
Wrightia Br., Chonemorpha Don., werd genoemd. Op Java komt eene
plant voor, welke H asskarl’s geslacht Physetobasis vormde doch
volgens Bentham tot Holarrhena gebracht moest worden.
24. V O A O A N G A Du Petit Thouars.
Kelk wijd, buisvormig of klokvormig, aan de basis
spoedig rondom-loslatend, binnen in de buis onder het
midden met talrijke klieren; lobben 5, breed, in den
knop dakpanswijze dekkend. Bloemkroon trompetvormig
met cilindrische bij de meeldraden verwijde buis of min
of meer trechter vormig, met eene beschubde of meestal
ringvormig verdikte keel; lobben 5, groot, in den knop
naar rechts ineengedraaid en naar links dekkend. Meeldraden
5; helmdraden even lang als de helmkuoppen en
met de bloemkroonbuis vergroeid of zeer kort; (bij O.
foetida, ook bij andere soorten ?) met een tandvormig
uitsteeksel aan den top, dat aan den randzoom van den
stempel is vastgehecht; helmknoppen onder den top in
de buis besloten of er kort boven uitstekend, spits, pijlvormig;
belmhokjes in 2 vakjes verdeeld, waarvan het
binnenste kort en geheel met stuifmeel gevuld, het buitenste
lang en smal en aan de basis in een ledig spits
doch tot de punt openspringend aanhangsel is verlengd.
Schijf de basis van den eierstok omgevend, dun of dik,
soms uit 5 klieren bestaande. Eierstok uit 2 vruchtbladen
bestaande, die vrij of aan de basis vergroeid en dikwijls
aan de rugzijde met de schijf verbonden zijn; stijl draadvormig;
stempel cilindrisch, dik, van boven met eenen gaven
of getanden rand, om een korte, dikke, 2-lobbige spits,
van onderen met een breeden randzoom, die soms aan
uitsteeksels met de helmdraden is verbonden; eitjes in elk
vruchtblad talrijk, in talrijke rijen. Besvruchten 2, groot,
kogelvormig, niet openbarstend, met eene dikke, vleezige
schil. Zaden talrijk, door het vrüchtmoes omgeven, dwars
eivormig of niervormig, aan den navel gevoord of ingedrukt
; zaadhuid vliezig; kiemwit hoornachtig, rondom
sterk uitgevreten, tot de halve hoogte in 2 lobben gespleten
en daardoor op verticale doorsnede hoefijzervormig,
in de gleuf een verlengsel van de zaadstreng verbergend
en in den top in eene met dunner kiemwit
bekleede holte de gekromde dwarse kiem bevattend;
zaadlobben plat, bladachtig, een weinig breeder dan hoog;
kiemworteltje rolrond, een weinig langer dan de zaadlobben.
Boomen of heesters, onbehaard of een weinig zacht-
harig. Bladeren tegenovergesteld, meestal groot, zittend
of gesteeld, aan den voet bladachtig verbreed of met
breede steunbladachtige aanhangsels. Bloemen wit, meestal
in gering aantal, langs vorkswijze vertakte, langgesteelde
pluimen, die schijnbaar eindelings, ten getale van 2,
naast twee bladknoppen in de oksels der hoogste bladeren
staan.
Aantal soorten omstreeks 20, waaavan 15 in tropisch en subtropisch
Afrika, de overige in Nederlandsch Indië, de Phillippijnen
en Nieuw Ghiinea. Het geslacht Voacanga van Madagascar, in
Bentham en Hooker’s Gen. Plant, met eenigen twijfel tot Tdber-
naemontana gebracht, doch in vroegere werken steeds als een
zelfstandig geslacht beschouwd, is door onderzoek van nieuw materiaal
weder daarvan afgescheiden. Tevens is gebleken dat het
jongere geslacht Orchipeda BI. hiermede overeenstemde. In den
Index Kewensis zijn daarom de soorten van Orchipeda tot Voacanga
gebracht. Met Orchipeda moet ook Pootia Miq. (O. grgndifolia
Miq.) in dit geslacht worden opgenomen. De plant door Miquel
als O. Sumatra beschreven, hebben wij echter op diens aanwijzing
naar het geslacht Neüburgia overgebracht. Daarentegen vereenigen
wij met een der soorten van Voacanga eene plant van Celebes,
die Miquel tot het geslacht Tabernaemontana rekende, T. Céle-
bica Miq.