. 12, H etekophragma. Kelk onregelmatig 3—5-lobbig. Bloemkroon
klok-trechtervormig." Tusschenschot der vrucht plat of
vierkantig doch niet dik. Bladeren enkel gevind.
13. Pajanelia. Kelk buikig-klokvormig, 5-spletig. Bloemkroon
klok-trechtervormig. Vrucht met een breeden, gespleten vleugel.
Tusschenschot smal. Bladeren enkel gevind.
Tribus III. Crescentieae. Eierstok 1-, zeldzaam 2-hokkig.
Vrucht vleezig of houtachtig, niet openspringend. Zaden niet gevleugeld.
14. Crescentia. Bladeren enkelvoudig of 3-tallig. Bloemen in
okselstandige bundéls. Vrucht een harde bes met houtachtige
schaal en week vruchtmoes. Eierstok 1-hokkig.
15. Kigelia. Bladeren gevind. Bloemen in trossen. Vruchten
langwerpig cilindrisch, nagenoeg geheel houtachtig, hangende
aan zeer lange, dunne stelen. Eierstok 1-hokkig.
16. Colea. Bladeren gevind. Vrucht langwerpig, van binnen
droog. Eierstok 2-hokkig,
- 1. NYCTTCALOS Teysm. et Binnend.
Kelk buis-klokvormig, afgeknot of kort 5-tandig.
Bloemkroonbuis zeer lang, cilindriscb, aan den top in
een klokvormige keel verwijd; zoom uitgespreid, nagenoeg
regelmatig, met 5 cirkelvormige, in den knop dak-
panswijze dekkende ïobben, alle gelijk of de voorste het
breedst. Meeldraden 4, didynamisch of 5 onder de keel
bevestigd, binnen de bloemkroon besloten of daarboven
een weinig uitstekend; helmknoppen kaal met langwerpige
uiteenwijkende hokjes. Schijf kussenvormig. Eierstok
kort gesteeld; eitjes in 10 rijen. Doosvrucht lang-
werpig, zeer plat, met lederachtig-houtachtige kleppen
en een hiermede evenwijdig breed tusschenschot, schot-
verbrekend openspringend. Zaden in 2- oo rijen aan het
tusschenschot bevestigd, plat, rondom omgeven door een
breeden, aan de basis smalleren vleugel.
Hoogklimmende, onbehaarde heesters. Bladeren tegenovergesteld,
drietallig; blaadjes gaafrandig, gesteeld.
Bloemen kort gesteeld, in gering aantal aan de toppen
van korte,' okselstandige, bebladerde takken.
Aantal soorten 3, waarvan 1 in Assam, 1 op Java én 1 op de
Molukken. Be eerste N. Thomsoni Hook. f. heeft 4 didynamische
meeldraden, dé*beide andere N. brunfelsiaeflora T. et B. en N.
cuspidflia BI. zouden volgens Miqdel 5 meeldraden bezitten, waarvan
echter één volgéns Schumann waarschijnlijk een staminodium
2. MILLING-TONIA L. f.
Kelk klein, nap vormig, zeer kort 5-tandig. Bloemkroonbuis
zeer lang, dun cilindrisch, met kort klokvormige
keel; zoom 2-lippig, bovenlip kort 2-spletig, onderlip
3-deelig; lobben spits, nagenoeg klepwijze aaneensluitend,
doch de onderlip met een smallen rand door
de bovenlip bedekt. Meeldraden 4, didynamisch, onder
de keel bevestigd, zeer weinig boven de bloemkroon uitstekend;
helmknoppen slechts half ontwikkeld, het eene
hokje volkomen, met een naar boven gericht tandje aan
de basis, het andere mislukt en kliervormig. Schip
ring-, bijna nap vormig. Eierstok nagenoeg zittend; eitjes
in weinige rijen. Doosvrucht zeer lang en smal, naar
beide einden toegespitst, met houtachtige kleppen en een
plat tusschenschot, schotverbrekend openspringend. Zaden
dun schijfvormig, met een breeden, naar top en basis versmalden,
dunnen, doorschijnenden vleugel.
Boomen met 2—3-maal gevinde bladeren. Bloemen wit,
in groot getal aan eindelingsche pluimen.
Eene soort, M. hortensis L. ƒ., in Britsch Borneo tehuis be-
hoorend, doch als een fraaie boom gekweekt in Nederlandsch
Indië.
3. O R O X Y LO N Vent.
Kelk groot, lederachtig, buis-klokvormig, afgeknot of
onduidelijk getand. Bloemkroonbuis breed,_ in een schuin
klokvormige keel verwijd; zoom uitgespreid, min of meer
2-lippig, bovenlip diep 2-spletig, onderlip 3-deelig; lobben
alle afgerond, met gekrulde, min of meer ingesneden
randen. Meeldraden 5, boven het midden van de buis
ingeplant, min of meer boven de bloemkrooü. uitstekend,
helmdraden recht, 4 nagenoeg gelijk, _ de. vijfde, de achterste
(tegenover de bovenlip) een weinig kleiner; hehn-
knóppen kaal, met langwerpig-lijnvormige, evenwijdige
of ten slotte aan de basis uiteenwijkende hokjes. Schijt
breed, kussenvormig. Eierstok aan de basis samengetrokken,
’nagenoeg zittend. Doosvrucht langwerpig, breed,
evenwijdig aan het tusschenschot samengedrukt, schot
verbrekend openspringend, met houtachtige aan de randen
weinig verdunde kleppen. Zaden aan de randen van het
tusschenschot in velé rijen bevestigd, afgeplat, rondom