ben ') yan binnen onder de keel; lobben 5, in den knop
dakpanswijze dekkend, stomp, uitgespreid. Meeldraden 5,
in de buis bevestigd en in de bloemkroon besloten;
helmdraden zeer kort; belmknoppen langwerpig, stomp.
Eierstok-lobben 10, vrij op een min of meer kogelvormigen
stampervoet bevestigd; stijl draadvormig, eenigszins dik,
kort; stempel eindelingscb, niet verdikt, onduidelijk;
eitjes opgericht. Nootjes 10, opgericht, eivormig-driehoe-
kig, glad, met een smallen kring op den stampervoet
bevestigd. Zaden opgericht; kiemwit ontbrekend; zaadlobben
dik.
Neer liggend kruid, met eivormige, kort gesteelde bladeren,
behalve de bloemkroon met van onderen verdikte,
grijze, aangedrukte ruige haren bezet. Bloemen kort ge-
steeld, tegenover de bladeren geplaatst.
Tribus I. C o r d i e a e .
\. CORDIA L.
subcordata Lam. — C. Sébestena Forst, haud L. — C. oriëntatie
F. Br. — C. campanulata Roxb. — C. Rumphii
BI. — C.hexandra Roem. ct Schuit, (geheel Indië.)
?dubiosa BI. (Java.)
laxiflora Roxb. (Java.)
Myxa L. — C. officinalis Lam. — C. Africana Lam. —
C. Indica Lam. — C. paniculata Roth. — C. Sébestena
Forsk. — . Sebestena officinalis Gaertn. (Geheel Indië,
Egypte, Cochin-China en tropisch Australië, bijna altijd
gekweekt.)
Moluccana Roxb. (Molukken.)
trichostemon DC. — C. vïburnoides Zipp. (Timor.)
calocoma Miq. (Java.)
Bantamensis BI. (Java.)
leucocoma BI. (Java.)
subpubescens Decaisne. (Timor.)
suaveolens BI. (Java.)
subdenticulata Miq. (Sumatra.)
Griffithii Clarke (Malakka.)
strigillosa Miq.J) (Celebes.)
Blancoi Vid. (Celebes.)
Minahassae Koord. (Celebes.)
1) Warburg zegt in de geslachtsbeschrijving gibba, doch spreekt
verder van Coronalschuppen.
2) Onbeschreven in ’s Rijks Herbarium.
Tribus II. Ehretieae.
2. Ehretia L.
Javanica BI. — E. Wallichiana H. f. et Th. (Java.)
laurifolia Decaisne. — E. lucida Span. — E. odorata H.L.B.
(Timor, Java.)
laevis Roxb. — L. dichotoma Rottl. (non BI.) (In geheel
Zuid-Azië en Australië)
var. Timorensis Clarke. — E. Timorensis Decaisne. (Timor.)
uniflora Roxb. (Molukken.),
buxifolia Roxb. — E. heter ophylla Spr. — C.retusa Vahl.—
Lithothamnus Zipp. — E. microphylla Lam. (In geheel
Indië, Batjan, Celebes, Java.)
var. microphylla. — E. microphylla Lam. (c. H. Bog.
acuminata B r .— E. serrata Roxb. — E. ovalifoliaHassk.—
E. asperula Zoll, et Mor. —• Cordia callosa R. Bog.
E. callosa Zipp. (Java.)
dichotoma BI. b (Java.)
3 . COLDENIA L.
procumbens L. — Lobophyllum tetrandrum I . Muell. —
_ Tiaridium prostratum Zipp. — Waltheria microphylla
Miq. (In geheel Indië.)
4. Rhabdia Mart.
lycioides Mart. (In de meeste tropische gewesten voorkomend,
ook in Nederlandsch Indië?)
Tribus III. Heliotropeae.
5. Tournefortia L.
Sect. I. Mallota.
argentea L. (Geheel Zuid-Azië en Australië.)
Sect. II. Pittonia
mutabilis Vent. (Java.)
sarmentosa Lam. — T. frangulaefolia Zipp. T. sar-
mentosa var. hirsuta BI. — T. hirsuta Reinw. (Timor,
Celebes.) •
Horsfieldii Miq. (Java.)
Wallichii DC. — Tetranda Wallichii Miq. (Celebes, Singapore,
Penang.)
Sect. III. Tetrandra *).
tetrandra BI. — Tetrandra Zollingeri Miq. — T. tetra-
gona Stein. — Heliotropium scondens Noronh. (Java.)
var. glabra Hassk. — Tetrandra glabra Miq. — T. tetran-
1) Verschilt van E. laevis Roxb. door grootere bloemen en einde-
lingsche bloeiwijzen.
2) Ju jen Index Kewensis worden de drie door Miquel genoemde
soorten samengetrokken. In Engler’ Natürl. Pflanzenfam. zijn zij
weder gescheiden.