il::!;?""
G E E S T E L Y K E
Pala Partja by die van Ceilon , dat is, cene
Slang van dricverwige Fluwcelbloecnige gedaame.
Dezelve 331. •
De kleinder Ceilonfche Adder aardig met
gecle zyde ftippels gefchakeerc. Tunupolon
'Zeylon, dat is, op de wyze van pylenenboogen
gefchakeerc. Dezelve op de aangehaalde
plaats.
De Koraalverwige Surinaamfche Slang met
de ftaart van de voor en achterwaarts kruipende.
f^inc. Cent. 1. n. 49.
De Amerikaanfche van weerzyden kruipende.
Fincent. Cent. II. 36.
De twcehoofdige of blinde Amerikaanfche
Koraalverwige Slang Fine. Cent. II. 93.
De alderroudfte Amerikaanfche koraalverwige
Slang, byna overal dik van lyf. Fine. Cent. IV. 94-
C . De Angolafche Adderflang op de rug
zwartachtig 1 op de bulk licht blaeuw , längs
de middelrte lengre van de rug rondbochtig ,
zwart uit den geelcn, mec een gcfprikkelde kop
uit den geeien en wicten.
Eene Amerikaanfche Slang veelverwig naar
het marmer zweemende. Fine. Cent. II.
Eene Surinaamfche Adder van eene fchoone
marmere verwe. Fincent. Cent. II. 30.
D. De Amerikaanfche van weerzyden kruipende
afchgraeuwe, met vele overdwarfle ilreepen
, met zwarcachtige verwe gevoorc, mec
•gene order gefchilderd.
De Amerikaanfche van weerzyden kruipendi
afchgraeuw en wie.
„ Dewelke blind is dooreenegeduurigedui-
„ fterheic, van beide zyden breede kaken heb-
„ bende, en de kin vooruitgeftooken hebben-
„ de verder op de hoge weg dan andere flan-
„ gen voortkruipt. Dezelve is aardachtig van
,, verwe, en heeft een zeer dikke huid , wel-
„ ke verfcheiden tekens onderfcheidentlyk af-
„ beeiden,,.
Nicander.
Scytale genaamd wegens de lange en langwerpige
gedaante, waar door dezelve eene ftokof
ledere riem navolgt, is van eene langwerpige
gedaante, en zodanig gelyk. datmen naeuwelyks
zoude kennen ondericheiden waar kop of
ftaarc is. Raj. Syn. 288.
; Eene van weerkancenkruipende kleine ilang,
aardachtig of donkcrgraeuw van verwe. Dezelve
op de aangehaalde plaats.
• Ibijara by den Brazilianen , ßodty by den
Tapuyers, Cega , Cobre vega^ Cobre de los
Cabecas by den Portugeezen: nauwelyks is de
kop van de ftaarc te onderkennen. Dezelve is
van dikte als de kleinfte vinger, lang i. voec
2. vingers, wit van verwe, blinkende als glas
en doorkringen en aangename ftreepen getekent.
bruin, of koperachtig van verwe. Heeft alder..
kleinfte byna onzichtbare oogjes. Dezelve 289.
Eene aan weerkanten kruipende of tweehoofge
Üofterfche Slang, doorwitte en donker.
bruine vUkken ondcikheiden.Finc.Cem. III. lo.
Eenecweehooidige AfrikaanfcheSlang, wie
van huid, de rug enbuik mec verfcheiden plaarjes
en vlakken getekent, marmerverwig, gg,
ringd Fmc. Cent. IV. 60.
Eene Amerikaanfche Slang met kleine ilippels
onderfcheiden. Ftnc. Cent. V. 18.
E. Eene Ifebecqfche Adderflang uit den
lichtgeelen , met een dikke kop , van bovea
gelyk als gezv/elachtig, van beneden necswyze,
met dwarsleggende ftreepen, en kleine wicachtige
plaatsjes zwarte op de rand, 00k overdwars
getekent.
Eene Ifebecqfche geelachtigeadderflangmct
verfcheiden ftreepen uit den Witten en zwarten
overdwarfch geplaatft.
Eene Slang op het voorhoofd eene hardigheit
even als een gezwel dragende , Bellonius
is van gedachten dat dezelve de adderflang der
Ouden is. Raj. Syn. i88.
De vliegende adders zyn afchverwig . en
groen , hellende zynze ook naar de goudverwe.
Aetius.
De verwe eener drooge en fpuwende Adderflang
is afchachtig , en naar de Citroenverwe
cverhellende. Avicenna.
Daar en boven zyn 'er op het -voorhoofd tmi
vieezige uitzvajfen even als van eelt, de oogai
glinfieren door bloedige vlamnten.
Nicander.
Frincbl. DCXXIX. F. Eene Amerikaanfche
aan weerkanten kruipende, met een gekroond
hoofd, het zelve en de rug uit den witten en
zwarren overfraai met Vierkante ftippels bezec,
die Vierkante ftippels ook zwarc zynde by tusfchenruimtens
de buik uir den wit-geelen vercierende,
de ftaart uit de zwarc-bruineenwitte
verwen geftreept.
Eene Amerikaanfche Slang uit hettweehoofdige
zoort, op de rug zeer fraai uit den wicten
en zwarten met Vierkante ftiikjes bezet.
Eene Ama-ikaanfche Slang koraal-verwig.
als zy levendig is, met breede ftreepen necswyze.
Fine. I. r.
G. De Surinaamfche Spieswerpfter met eene
blaeuw-bruine rug, het hoofd blaeuwpurperachtig,
de ftreep aan de zyde wit van hec hoofd
tot de ftaart toeuitgeftrekc, welke volgd eene,
als op de wyze eener keten aan een gelchakelde,
ftreep, van daar afde onderfte buikgeelachtig.
De Surinaamfche purpereblaeuwachtigefpies*
werpfter, met eene zwarte ftreep van het hoofd
tot de ftaarc rondom de buik.
print-
:f : t.
TAn. nc'jmc
•a X iuckiaj i i n. 40. 50.
Lerem. c\ip. x i . v . sr.
S e i p e i i t e s . "^'^t'JjrxNttjrit.