N A T U U R KUNDE.
Heidcn^^* De cerfte Intrecde ter vervulüng
van deze Voorzegging gaveti die Oofterfche
Wyzcn , dewelke aan den nieuwgebooren
K i< I S T U S gont en 'wiej-ook hebbén aangebraclit.
Alwaar als in hec voorbygaan tot overtui"
ing der Joden ftaac aan te tekenen, datook
dei<.abbvn Kimchi, dezewoorden yrnjczaias
verftaan heeft van koopîieden zittende op kameclen
, en aan den Koning Meßas gout ende
wierook ziillende coebrengen.
Dat wy hedendaags eene Karavam noemen
is in onzen Textßpbgnat gemallim, agdai kameloon,
overvloed van kemelen.
Midian is eene vermaardc Stad gewceft op
den oever van de Roode Zee, en Heph/i , in
hct Landfchap Midian , geboiiwd door Epha
den ecrften Zoon van Midian Gen. XXV. 4.
en I. Krön. I. 33. Hipba. Bippos is
by Ptolomxus een berg en vlek aan de Koode
Zee niet verre beneden Midian.
Bichre, zynjongec Kemelen, wyzettenhet
bvcr Dromedarios, Drotnedaripn. Vermaagichapte
namen zyn nog overig in hec Ooften.
Bayr, eb-yre, eba-yr y byden Arabierenword
cenKameel genaaiud, dewelke vooruitfteekendctanden
heefc, her welkop hetvyfde jaargeicbiec,
Mcninzk. iVoordcnb. Aekeret, in
hec Meervond îiker, is by denzelven eene grooter
hoop van >0. toc 100. Dezelve 3304.
Kicr-a, Kary het jong van een Kameel, byzonderlyk
puiften hebbende , kara genaamd,
insgelykseen uitgekoren, uirgekipteen hengftkamecl;
dezelve 3685, ¿¿î/i:, bewaijkeene¡ongekemelinnefchoonvan
ligchaams-geftalte, en
vec; Dezelve Ç912. üok komt voorhec woord
bichrah jcrcm. II. 23. Em lichte fnelle kmelinne,
die hare'•j:jegen verdraeit. Alwaar wederom
onze Moedertalige: Du biß einem ringfertigen
Dromedarigleich worden, 'welchesßch
duf ßinefi Wegen verwickelt. Gy zyt eenevaardige
Dromedaris gelyk geworden , die zieh op
zyn weg verwart. Onze Overzetcingen fteunen
opden Kaldeeiiwfchen Uitbreider, dewelke
h&cithogene, aan hec welk verwand is der
Arabieren hewgia, het vrouwelyke van ehwegy
in hec Meervond Hug , voor eene Keraelinne
even als plompen doinwegens deonbezonneen
al te drifcige Ihelheit , Meninzk. IVoordenh.
5512. Maar bichrah betekenteigendyk eenen jonger
leeftyd, het welk ult de Arabilche
öchryvers overvloedig bewyft. Wy noemen
Dromedarißen, dromades, als zcidemen loopers.
die i\.emelen, dewelke fchraal zyn van geftalte,
dewelke door fnel loopeii anderen overtreffen,
ZOO dat zyop eenen dag r 000 00. fchreeden
afleggen, voor het overige hongeren dorft
geduldig verdragende.
Alle, Kemelen, zegd de Profeec, zuUen uit
Schebakamen, gout ende wierook zullenzyaaa-
»347
brengen: pantesekSaba heyxoüßpherontes chrnßon
kai Libanon oißouß. Dus kwam de Konitigmnevan
Schebate 'Jeruzdem, meteenzeer
zwaarheyr> met kemelen, dragende fpeceryen ^
ende zeer veel gouts , ende koßelyk gefieente,
I. Kon. X. 2. AKvaar meer tevindcn is van
de koftelyke vruchtenvanhecGehikkig Arabie.
Vers. 7. Alle de Schapen van Kedar zullen
tot 11 verzamelt worden, dt Ramtmnvan Nebajoth
zullen « dienen. Panta ta p'obata Keydar
ßmachtheyßontai, kai Krioi Nabaiooth heyxoüß.
Zoo Ezech. XXVI I . 21. Arabie, ende
alle Vorßen van Kedar, die waren de hoplieden
nwer hant, met lammeren, ende rammen; ende
bokken. Nebajoth , de Nebajothers hebben
hunlieder naam gekreegen van Nebajoth den
eerftgeboren van Ißma'cl, en de Kedarenen,
Cedreenen, Cedraniten van Kedar den nageborenen.
Gen. X X V . 13. t. Krön. I. 29. Deze,
in vee-kudden vruchtbare, Landgcweftcn worden
doorgaans indeGewyde Bladerengeroemd,
en Diodorus maakc in zyn XIX. B. meldtng
van eene ingevoerde We t , door welke den
Nabateers onder ftraffe desdoodswasverboden
akkers te bezaeyen, wyngaarden te kweeken,
boomen te planten, huizen te bouwen, op dac
niet miflchien de lull mächtiger nabuuren möge
bevangen om hen onder hec jolc te brengen,
dat alle hunlieder bezictingen waren kemelen
en fchapen. Van deze twee Volkeren zegd
Plinius V. B. II. kap. By dezen worden de
Arabieren gevoegd van het Ooßen de Chancleen
(lees de Chavileen') van het Zuiden de Cedreers,
welke beiden naderhaud aan den Nabataers.
Vers 8. ¡Vie zyn deze, die daar kamen gevlogen
als eene U/olke, ende als duiven tot bare
venfters? tines hoide hoos nephelai petantai, kai
hoofei perißerai fun noffois ep' eme. Wie zyn
die als wölken vliegen, en als dniven met jongen
tot tny ? De alderoudfte Uitleggers verklaren
deze plaats van de wederkeerenden uit de Babylonifche
gevangenis, dewelke met zodanige
fnelheic hunne reize zouden verhaaften met
welke de duiven tot hare neftcn en jongen wederom
vliegen. Hoz. XI . 11. Zy zullen beevende
aankomen als een vogelken uit Egifte,
ende als eene diiive mt dm lande van AJfur.
Hier op paft de wenfchbegeerte van David
Pf. L V . 7. Och dat tny iemant vleugelen. als
eener duivegavel Ikzoudehenenvliegen, waar
ik blyven mochte, fs. 8. Ziet, ik zonde verre
weg ßwerven : tk zoude vernachten in de woe^
ßyne, Sela. ts. 9. Ik zoude haaflen dat ik ontkwame
; van den dryvenden wint, _ van den
florm. Alwaar van de vlucht der duiven meec
is gezegd. ^rw^ioiÄ zetten wy over venfters,
dog zyn de neften, ofgaten, waar in zy ne»
ftelen.
.Iii
m