f
jm:
1 li
G E E S T E L Y K E
P R I N T B L A D DCXXVIL
IVant hy zd zyn ais de he)de in de mldernip, die bet niet en ge-voelt tvdnneer het
goede kpmi : maar bljft in dorre flaatxen in de meflyne in ^oaten ende o:'
monden lande. Jerem. X V I I . vers 6.
Een Heyde in wildernis, door menfchen niet bewoonti
Word hier in Prent vertoont;
Em zinnebeeU voor hem¡ die op een menfch vertroüwt.
En op zyn G Ü D nieí bouvjt.
Deeí' p f gafScn^vcHZEK Jlof uit G O D S orakelboek,
Tot naarfiig onderzoek:
Hy wyjl met oordeel mn wat Boom, en lí-clk een Oord
Bedoelí zyn in G O D S ivoord;
Terwyl Hy, treedende in het fpoor van GODS propheet^
Ved' zeldzaamheín ontleed,
Die ons 't vermoogen van de Godheidy in 't regeenn
Der Aardcy Bemekn en Gejlarntens^ kunnen leeren.
HEt is nogh twyfelachtig, wat 'erverftaan
moet worden door jdrar baarabhah. Onze
Latyiifche heefc myric am in deferto, gevolgd
hebbendeden LXX.Taalslieden, dewelkehet
ägriomurikeyn overzetten. Maar onze Moedertalige
heefc ein dürrer Baum in einer Etnöde,
eene dorre Boom in eene JVoeftyne ; een Boom
ontblooc van bladeren walTchende in de wilderniiTe,
Hieronymus uit Symmachiis gevolgd
hebbende. Aan Auguftinus behaagd de Tamarisboom.
Zekerisher, dat by aldien men eene
byzondere boom- of ftruik-zoort in woefte
plaatzcn gcoeycnde zoudc willen verkiezen,
men zocken zoude moecen eenedunbladige, of
wcgens gtbrek aan voedzel niet hoog opwasfchende.
Dit blykt daar uit, omdacGOD
door den Propheec by deze groeibare plant
vergelykc "vers eenen zodanigen, dieopeenen
mtnfche vertronwt, ende vleefch tot zynenarm
fielt, ende -wiens her! e van den HEERE afwykt,
Wiens zaken op eenen zandgrond ftcuncn, dewelke
gene vafte wortelen können fchieten.
Tot zodanige planten können waarlyk gebracht
worden de Heyde, en de Tamaris-boom, zelfs
ook de Jenever-boom, die ik, mec verlof van
anderen, verkieze, bewoogen zyndedoor hec
verwandfchap aan het Turkfche woord<fr-iir,
waar door deze ftruik word aangetoont, Meninzk.
IVoordenb. 3 248. Deze Srruiken grocyen
o p onbebouwde , zandige plaatzen , hoedanig
gnarab, Arabte het woefte, waar van
daan alle eenzame plaarzen op de vciden, eenzaamheid,
wildernis^wrtr'Ä^i'ÄÄgenaamd word.
Zodanige onvmchtbare aarde isook er et s mehchah,
zoutigheit, zoute aarde, zottte grond,
hoedanige landaarde men doorgaans vindin Arabie,
Armenie,- dpgh voornamenclyk aan de
Doode of Zout-Zee , alwaar eercyds de vervlockte
Steeden geftaan hebben. Alwaaromde
Kaldeeiiwfche Uitleggerzoowel onzcnText,
ais Pf. CVIÏ. 3+. Hy Jieìt het vruchtbaarUnt
tot onvrnchtbaren gronde Qtoî zouten grand)
limiechah, daar op uitlegt, dat het Ifraëlitifci
land in hec onvriichtbaar Zodom moeft veranderd
worden. Plinius XXXI. B. 7. kap. Âlleplaats,
al'jvaar zout gevonden word t isonvruchtbaar
^ en brengt niets voort. Vvrgil. 11.
B. der Landbouw
, , Maar hec zoute aardryk , en dat bitter
„ word genaamd, ongelukkigin vruchtenvan
„ hec veld, dat word niec cam door ploegen,
„ noch draagd wynen noch boomoofc „.
Deut. XXIX. z^.Dat zynegantfiheaarà
zy zwevel ende zont der verbrandinge, di
bezaeidzal zyn, ende gene Spriiite zalvoortgt'
brachi bebben, tioch eenig kruid daar inzalo^-
gehmen zyn: gelyk de omkeeringe van Sodorn,
ende Gomorra , Adama ende Zeboim. Ze*
phanja 11. 9. Moab zal zyti zekerìyk als Sodorn,
ende de kinderen Animons als Gomorra, eenenttelheide,
ende eene zontgroeve , ende eene verwoeftinge
tot in eeuwigheiì. De onvruchtbaarheidwordvermeerderc,
wanneer de aarde door
de Zonnehirte verdordis , alwaar charerim,
droogtens, //orre, drooge plaatzen zyn. Wanc
alfchoon dat hec zout niet uicwaafiemtiiic deopperviakce
, zoo kan de aarde onder iiet Zout
leggende i by aldien dezelve zwart is en gocd,
overwonnen worden door cene diepe omploeging
en omwending, welke manier van akfcerboiuvin
hetOoftcn genoeginzwanggaac, voigens
ToiirnejortsReize }iaar de Levant ll.Dcel
A. is de Hoogdinifche Tamarisboom Lobel.
De Strnikachtige ofDuitfche lamarisíoomwü
een dikker blad G. B. De Diiitfche o/kleitidcr
ftrnikachtige Tamaris I. 15. De Kenmcrken
zyn op de kant uitgedrukr.
B. De andere of fran[che Tamaris-ì
kìeinder blad C. B. de grooter
van Karbonne I. ß.
Jcrem.
lEH. Cíip JtVJtl. V. l).
3 i v r i ( v i ùi Defei-to.
L^lJr. XVK. -l'. ('.
• Í !