! I
Í L i
I l i ' - 'i
1470 G E E S T E L Y K E
en vermeerdering van alle aardfchclighamenaf-,
hing. Ik vinde nict, waarom \vy ons zoo zccr
zouden verwondercn, of vcrfoeyen deze Lecrftukken
der Alouden, meer als die der hedcndaagfche
Ongodilten , Deiften, Nacuraltften
alderongerymrtedroomeryen. dewelke, alhoewel
uit G O D S geopenbaarde Woord , cn
verre gezondere Wysgcerce, dan die der Üudcn,
onderweezeh , deze zichibare Wereld voor
G ü D erkennen. Hier op doek hec gevoelen
van dien Edclen Venctiaan Contarmi, over de
bezielde Starren , waar door, als door cene
p e i l , het Hogefchool te Padua is befmer p -
weeft : de dromeryen van Thomas Campanella,
ten toon gcfteld in hec Boek over den Zin der
Zaken en Tovery, van de wereld hcc levendig
Scandbecld G O D S , j a G O D zelf, van alle
dingen, dat zy cene ziel en gevoel hebben :
van Berigardus , Hoogleeraar tc Padua , in
zyn CircuUis Fbyßcus de Leerftukken van
mocritus en Epicnrus herkookt hcbbende : de
godlooze gevoclens van Hobbes , FluddiuSy
Bodmus , Fannmus, Spmofa , by allen welken,
maar in eenen plompen zin
- - - - - alles voi is van de Godheid,
van binnen voed de geefl, en hetverfiand
door de gantfche ijvereld verfpreid beßiert het
gevaarte.
Toc niet minder ongerymde gedachten zal
vervallen zeer genukkelyk die gene, dewelke
aan de bloote letterlyke zin van onzen Text,
en der voorcreffelyke goddelyke belofce blylt.
hangen5 die zal eene duidelyke flemme, gehoor,
verftandnietalleen aan G O D toeichryven
, maar ook aan hemelen , aar de, ja aan
koorn, moß, olie. VVant de HEERE zal
den hemel verhooren, en die zal de aar de verbooren.
Ende de aar de zal het koorn verhooren
, mitsgaders de moß, ende de ohe ; ende die
zullen Jizreel verhooren. De LXX. epakoufornai
too onranoo, kai autos epakofißtai teygey^
kai hey gey epakoufetai tonßton , kai ton owon,
kai to elaion. Doch verre zy het van ons, ja
hec zy van ons zeer verre, dat wy zodanige
denkbeeldcn cen hoogften G O D beledigende,
tegen de reden itrydende, zouden formeeren.
T e r zyden geftelt hcbbende den leenfpreukigen
zin , welken wy voor anderen overlaten, toepaflclyk
op de Kerk van het Nieiiwe Teftament,
GOD verhoort naarzyneoneindigewysheid
en goedheid den hemel, de aarde, moft,
oJie, den aardbewoonders, wanneer hydermaren
de werkingen van zonne, wärmte, licht,
jaar-getydenj regen, daeuw, wölken beftiert,
dat deze alle te zamen loopen ora de planten te
voeden, de vruchten ryp temaken, beefteneo
menfchen te behouden > en door eenen natuurelyken
zin leeraren de Textwoorden den aaneenfchakelden
band tuflchen uitwerkenden en
lydenden. Alhier is eene alderwelgeregelfle
onderfchikking, G O D fpreekt tot denhemel.
I aanfpreekende beveelt H y , beveelende werkt H y
I het Liyt. Üp de wenk gehoorzamen de Schep-
[ zelen. G O D fpreekt eu doed, en te gelyk hec
woord en te gelyk de daad. De aarde gehoorzaamt
den invloed der hemelen , koorn, wya
en olie dien der aarde.
P R I N T B L A D DCXLV.
IVarJt Jfraél is onhand'tgy als eene onbandige hpe. — Hof. I V . vers i6„
Daar Ifra'él 'word vergeleken
By eene Koe^ die rend, ontbloot van boey en band,
Als toomeloos en -wild, door weyde, bo[ch en land,
Hoor ik de fiomme Dichtkunjl fpreeken
In een Taf'reel zeer fraai be--j:^erkt:
Ook hoor ik S c IIE u c H z E R s geefi, op 't fpoor der letierkkeken,
De Wefpe 0/Paardenvlieg, naairnheurig onàerzoeken^
En hoe hy zyn gevoelen Jierkt
Door 'jfyze red'nen, die geen wederfpraak gedoogen.
Nat-uumavorfchers, boei u-w' leesluji en uw' oogen.
Elgentlyk is parah forerah eene koe door een
horfel of mugge of eenige andere gekorven
diertjes gef tookcn, niet konnende getemt worden.
Waarom de Grieken zeer fraai , hoos
damalis paroißreyßn Ifraeyl, Ifrael word hcen
en weer vervoerd, als eene jonge koe, enook
zetten zy farabim Ezech II. 6. over paroijlreyfotiß,
Deze twee woorden geven gelegendhcit
om te fpreeken van een diertfje, dat ook by
den alderoudften Dichters is bekend geweeft,
Oißros, afylas, muops y tabanus , Br.ime,
Rofsbrdtne, een paardsvlieg, koevlieg, wefpe.
By den VVoordeiyken Verklaardcr van Homerus
en anderen leeftmen hcc verdichtzel vaa
Bellerophon, die opgeblazcn door de laatdimkendheit
van eigen dadcn, zie tende op liet ge-'
vleu-
T A B . P C X L V ,
H ü S . Cap
J^iirnilM iiLcioluira
4 - Ì ' TV ,
:i>ti' lutJj itjtiyr Altßr
\Ì
E • ,
f .1' \
I'" j i i
•1=
Í