l i l ' ! I
i|.ji iiiiiii
iii'ilf i'-j:
lii
.lÜlli:
G E E S
T E L Y K E
1 3 1 4
Un! der klvers , die alle dingen hen maar het
c e r i l e voorkomendegtcet iglyt e opflokken. In
e e m n andeten en lyd'endenzin verftaan het onze
O v e r z e t t i n g e n : clan zd Hliider hmt mgezamtlt
wwdm, gdyk ah mm de Kevin verzamelt.
N a m e n t l y k gelyk de Keversen de Sprirjkhanen
door vuur en rock g lUOl VLUU >.11 IWIX c d o o d z y n d e , en b~yJ een
v-ergaderd, in groore kuilen worden geworpen,
TOO zal het oòk met uHeden en uwe goederen
crefchicden. Van de Sprinkhanen zie
g e f p r o o k e n in het Verhaal der Plagen van
E p p t e en o^J o t l II. i. i.
Jez. X X X III. vet-s 12.
Efide devolhren %ulkn %yn als de -verhrmdingcn des kalks : ah afgeJmwene doùr.
nen zuUsn inet den 'vyere verbrant mrdeiu
D e Uitvoci-ing van de alderbrandenile en
v e r f c h r i k k c l y k e toorn G O O S word hier verbeeld
onder hec zinnebeeld van eene Kalkbrandery
, weik werk de alderhevigfte trap van
vuur vereifcht , eene vbmme uuren j a dagen
achtcr malkanderen duiirende. Wancdoor geen
kleinder gewelc kan onibonden worden die ald
e r n a u w l l e band cufichen de deelen van eene
fteen i of daar coe gebracht worden een ligchaacn
voorheen voc^r vuur en hameronverwinn
e l y k , dac het door water alleen, of door de
l u c h t zoude können ovcrwonnen worden , en
tot ftof vervallen. Door welk Zinnebeeld
voortreiFelyk word aangeweezen de wyze, op
w e l k e de yzerharde vyanden van G O l ) en de
K e r k c aan allen zyden doordrongen ende doorboord
door de alderbrandenile vlammen der
toorne G O O S , als tot ftot" verbryzelt zullen
vergaan. Ik oordeele het niec ondienfti g te zyn
eenige byzonderheden van de ftoficheidige
w e r k i n g voort te brengen, op dat eene des te
berere en nuttiger coepaüing zoude können gefchieden.
A l l e Kalk is niet even goed, raaar daar in is
een zeer groot onderfcheid naar de verfcheidendheic
der ftoifc, daar dezelve van gebrand
word. De flechte is, welke de Nederlanders
branden van fchelpen of horentjes, by aldien
g y die vergelykt bydiegene, dewelke gebrand
w o r d van kalk-fteen , keifteen , vuur fteen,
marraerflcen. Alderhande fteenen tot kalkmaking
bekwaam moeten zodanige zyn, dac
ü;y v an, of door een zeer hevig vuur fmelten,
o f in grooter brokken van malkanderen Ipring
e n , maar in alle hare deelen van dezelve teg
e n f t a n d , op dat het vuur overal en allengskens
z o u d e können doordringen, de tiitwendige gedaante
niet veranderd zynde, tot z o o langtoe,
dat voor water of lucht , naraentlyk dampige,
b l o o d geftek zynde van cen valt. Hierom is
het dat de kalk moet bewaard worden ofop
eene drooge plaats, ofzodanig invuten befloot
e n , dac de lucht daar in het minfte niet kan
b y komen. Ja niec alleen moeten de vuunge
deelen gelykelyk de luchtgaten van de fteen
doorgaan , maar de meeften van dien in de
zweecgaten van d e z e l ichte en fponsacht ige ftoffe
blyven, welker tegenwoordigheit openbaari
de hitce, gewoon verwekt te worden door het
o p g e g o o t e wacer, waar door d e toc nog toe be*
floote, het z y vuurige , of zilce puntjes , nu
van de banden bevryd , door een opborrelend
o f d i k w y l s knarflend geluit uitbarften, en tot
de gehele ontbinding her hunne toebrengen:
een zeer gepaft Zinnebeelc van een afgebrand
o f verkalkt gewiile , het welk cenigen tyd
fchynt gerull te leggen, maar eindelyk opgewekc
zynde, en als haar eigen meefter geworden
op het a lderhevigf t e opborrelt, endenzondaar
zelven door wanhoop verteert.
Jez. X X X I V . vers 4.
Ende al het heyr der hemelen zal ultteeren , ende de hemelen aullen toegerolt ivorden,
gelyk een boek, ende al haar heyr zal ajvalkn, gelyk een blad van de^
Wynftok afvalt, ende gelyk eene vyge afvalt van den Vygeboom.
Zk Matth. XXIf^. -vers 29.
Jez. X X X I V . vers 7.
Ende de Eenhoornen xuüen met haar afgaan, ende de varren met deftieren, ené
haar lant zal dooráronken zyn van den bloede , ende haar p f zal van 'tjin0
vet gemaakt ivorden.
Abbirm verftaan lommigen Í)íng7?e».
Alhier
T A B . DCXH
Ip.K. Cap. x x x r v . -V
T e r r a pix aideiis
' ^ r p (f'tt^t.XXXIV. i'.p.io.
t i y í t i u^ ff)t f r n t f i t b 'l^t'í'-
G.D.mimuir, SCidp.r.
È
^ S m