^líi
G E E S T
Alhkr worden verfcheiden beerten opgetelr,
dcwelke in de woeftenyen cufTchen Paleftine en
t g i p t e leeven, namenclyk door welken de Joden
moelten doortrekken die hunne fchacten
naar Egipce brachten , en door welk zinnebeeld
de Protcec wil afbeelden den verfoeyelyken Af-
E L Y K E
val der Joden van GOD
ìajijch cene Leeuwinne
of Bí. _
BafiUskus: Saraph meophtfh
V
elders.
een Leeiiw^
een Adder,
, de hrandm*
welken doorgaans
Jez. XXX. verff. 13. 14.
Uw vee lal te dien dage in eene niyde landouwe •weyden.
Ende de oßen, ende et,el-vettlens, äie het Imd hotmen, zuUen zuyver DOeder ee.
ten, het welke ver/chuädet is met den vierpfchofel, ende met den 10an.
E l k beeft heeft trek , en fchept genoegen,
de alderwylte GOD het aldus verordenende ,
in dar voeder, dat tot het zelve , deflelfs lighaam,
en deflelfs voedzel en onderhoudgepaftelyk
behoord. Het Hebteeuwfclie woord
bdil, het welk wy famgo , vttdrr, hcbben
overgezet , heeft zyn oorfprong van bald,
doordien datmen doorgaans het voeder der
groote breften en klein vee te zamen mengd
uit verfcheiden zaken haver , garfl: , koren,
hooy. Hierom de LXX. fhagmtai achura
ána¡e(oieymtm en krithey kUkmymenti, zd-
Jez. XXXI . vers i. 3.
Wee den genen die in Egipte om hulpe aftrekhn , ende ßemen op peerden , endt
•vertrouwen op wagenen, om datier vele %yn, ende opruiters om dat die zeer machtig
zyn: ernte en zien niet op den Heiligen Ifiaels, endeen zoeken den HEERE
Want'de Egi(temarszynmenßhen, endegeen GOD, ende hare peerden zyn vlcefil
ende geen geeß.
leti flroo , hakzel, eeten waar in garfl dorn,
mengd is. Smo als al te fchraal, garß als a
te geyl zoude een al te krachtig voedzel ge
ven , ZOO dat uit zamenmenging van heidei
het alderbeftevoedervoortkomt. Bddchamlz
is eigentlyk zuurachtig gmmgd voeder , dal
men gewoon is het vee voor te zetten als di
eetens lull vergaat. Daar zyn 'er onder den
Rabbynen , dewelke het vet overzetten , an.
deren m! m een gedrongen , anderen zuiver,
ri , wy alderfmakelykft, een flerl,
voeder.
De Beeften van dezelve zoott verfchilten
heel veel , zoo ook de menfchen en de planten
, naar de verfeheidenheit der Luchtftreek
e n , derlucht, water, fpyze, aankweeking.
•oorbeelde zyn wy y Zv
Zwi t ; zoo zyr
'':hien bovenai
onze koeyen. miffchien bovenandere Europee-
fche te (feilen , onze melkeryen en de kazci
uit dezelve gewrongen, onze groeibare zaken.
Even al eens is het hier met de Egiptifehe Paarden,
ook eiders in de H. Woorderollen hoog
geroemd. Pharao had zes honderd üytgelezene
-wagem ende vele rttilers Exod. XIV. 7- 9-
Magmen Jofefus geloven, JoodJche Oudh. H,
B. 6. kap. is de Ruitery van gezegden Konig
geweeftvan 5000. Man, Zoo den Arabieren
van 100000. ruicers. In het vyfde jaar des
Komngs Rebaheams toog Sifak de Komng vm
Egipte op tegen Jernzalem'; met dmzend en
fwet honderd wagenen , en met zefti^ duizend
rmteren !. Krön. XII. 2. 3. Jofefus VIII.
B 4 kap. der Joodfihe Oitdheden noemd hem
Sefoßris. Ha U^a Pharao Necho, het
welk Nehacadnezarnsflcihaüdazndcn Eufraat
verfloeg, wierd op deze wyze aangefprookea
áoor Jeremias XL VI . 4. 9. Spannet de peer'
den aan, ende klimmet op , gy rtüters ; Trek'
ketop^ gy peerden, enderazet. Hogel. I. .
Word de fchoonheit van de Kerk vergeleekep
hy de peerden in de wagens van Pharao. Di
godlooze Rabzake vawjX Htfkias het vertreü
wen, het welk hy miflchien Uelde op Egipti
om de wagenen , en om de rmteren. 2. Kon
X V I I I . De Jodenzelve ontbodendealder.
vooTtreffelykftepaardenuit£^/>«.Ditblyktook
zelfsiiitdeGefchiedenisvan Salomon, aan welken
alderwyllcn ííomngPaardeniiitEgipleglzonden
wicrden. i. Kon. X. 29, Endeeenat
gen k'jaam op , ende ging uit van Egipte vllf
zes hondert ßkelen zilvcrs, ende een peert voef
hondert en vyftig: ende alzoo voerdenze ditiiil
door hare haut voor allen Urningen der Hetht'
ten , ende voor den Koningen van Syrie- Zie
ook 2. Krön. I. 16. 17. Eenige honderda
jaren daarna had Zedekias, zieh tenoorlogtotruftende
regen Nebucadnezar , Zyne Í
gezonden in Egipte, op datmen hem peerden - -
n a t u u r k u n d
^elvolksbefiellenzoude. Ezech.XVII. 15. Wy
hebben i,[t zoovele bygebrachce plaaczen gezien
de lüf-fpraken aan de Egiptifehe peerden gegeven
, dewelke men te vergeefs zoude zoeken
by den ongewyden Schryveren » ook by den
zodanigen , hec welk te verwonderen is, dewelke
uitdnikkelyk den aarc van vcrfcheiden
paarden hebben belchreeven, neem eens Oppiantis,
Nemeßns, Fegetius, /IbfyYtus , dewelke
dezelve niet eens met eenige melding verv^
aardigen. Zelfs is ook nog hedendaags in
hec üof tcn van de boven andere lutmuntendc
Egiptifehe Paarde-ruitery een diep ftilzsvygen.
Zoo datmen zekerlyk zoude mögen giÜen,
dat by verloop van tyd de Paarde-roskammery
in Egipte is vervallen . om redenen aanftonds
by te brengen Want het is zeker uit andere aloude
Schryvers, dat E g i p t e v a n paarden
overvloed gehad heeft. Zie daar een getuigenis
van Thekn in d-e IX. Ilias van Homertis
yers 383.
Deze heep hondert poortenjiit vaß knpa\
en mannen aanzienelyk door -wagcns enpaarden,
eikgeeft twee hondert.
Volgens deze rekening van Homerus gaf
7hebin alleen een leger van looco, ruicers,
of ook mcnfclien voor de Wagens gefchikt.
Daar mede komt over een hec getuigenis van
Diodorus II. B. 30. käp. dat deze zeerbloeyende
Stad heeft op de bcen gehoudcn 20000. peerden
, namentlyk in hondert Stallen , maar in
elke 200. in de Nylfche Landftreek grenifende
aan Lybie. ßy aldien deze wagenpaarden zyn
geweeft, ZOO heeft deze StaJ alleen 5 000. Wagens
met vier paarden of 10000 mec twee befpannen
geleevert. Welke zelve overvloed van
wagenen miflchen gelegendheit heeft gegeven
aan die Stad , owdsiyds No amon ^ DiofpoUs ^
genaamd om de naam te veranderen in fhebeny
want ©BA. betekent in de Koptifche Taal 10000.
Ueiel ve Dtodonis verhaalt de krygstocht dewelke
O^wzizwi^yii Koningvan£^;/>i?, ondcrnoraen
heeft tegen den Baktrinnen met vier hondert di
zend man te voet en t-Winti^dmzend
1 3 1 ?
twce paarden. Zelfs word de konft van hec
te paard ryden aan Orus , uit de alderoudllc
Egiptifehe Köningen , als aan den uitvinder
coegcfchreeven by Plutarchus in Ißde , en by
Klemens den Alexandriner in hec V. B. Stromat.
en is een Egiptifch Peert een Zinnebeeld
geweeft van dapperheic en grootmoedigheic.
Dog kan niec ontkenc worden, dac by verloop
van cyden de peerden-fokkery , voornamenclyk
om cwee redenen heefc afgenomen. Van
dezelve is de eene , dac zy, 'c oridergebracht
,ynde door den Perzianen en Macedoniers,
den oorlog en de zaken des oorlogs cen eenemaal
hebben verwaarlooft , het welk zy nog
hedendaagfch onder de Turkfche regeering
doen y ZOO dac zy by oncftaan oorlog nauwelyks
in ftaac zyn om de helft vän krygsvolk,
hen toegeweezen, te leveren. De andere rede
verfchafc de merkwaardige verandering byna
van geheel Egipte van droog waterachtig geworden
; want de meefte waterleidingen van
de Nyl zyn nietdoor de nacuurgemaakc, maar
door de konfl:, op koftendes Konings, opdac
het wacer niec zoude ontbreeken aan die van
de Nyl vcrder afgeiegen waren, en op dat de
koopmanfchappen gemakkelyk door gantfch
Egipte zouden können vervoerd worden , de
reizen gemakkelyker zyn , en de Landftreek
des te veiliger zoude zyn voor de oorlogs-in-
.Ilen. Alle deze dingen paiTen zeer net byna
) het Vereenigde Nederland, alwaardetrekarren
niceft door konft zyn uitgegraven, de
reizen van de eene Stad tot de andere , ja vaa
dorp tot dorp zeer gemakkelyk zyn , en byna
n gebruik van peerden of wagens. Herodoen
Diodorus fchryven deze doorgraving
i Egipte toe aan Sefo/iris. Dog eenige jaren
daarna heefc Nilus belaft de hand aan dac
zelve werk te flaan, na Nilus de Moor Sabakon,
die tot het uitgraaven der Sloocen voornamentlyk
gebruikc heetcdie ter dood veroordeeld waren.
De Paarden-ftoerery is «hcer gebleeven tot de
tyden van Ttoloma.
heefc ook Sefoßs-, by Htrodotes Sefoß;
Juftyn den JVIarc " " ' ' " " " "
. . dcwelku,
Zoo , volgens hec gecuigenis der Gefchichtfchryvers,
, by ' gehad heefc 20000. ruiters en 2000. wagens.
„ . Sechonfoßs; Sifakin de | Dus h e e f t o v e r Daniel, welk gehl.
öybelbladen , uitgevoert 60000. man te 1 tal Appianus de Alexandryner, in de Voorrede
voec, 24000. ruiters, 27000. wagens met ! op het Boek der biirgerlyke dingen ^ verdubbeU.
Jez. XXX. vers 4.
Dan zai tilieden (mit venameU wordm , gdyk de kevers verzamelt -worden : jmn
zal daar in gins en mer huppeien gelyk de Sprinkhanen gim en weer huppelen.
(a) Anderen nemcngebim vour Icuileti in -welken kcy.
omzwcrving tot den menfchen overgebracht.
Alhier word gehandelt van de verwoefting
f a n Aflyrie, maar de oogen der üitleggeren
moeten gewnrpen worden op de Oofterfche
Landfchappen , alwaar de kevers en fprinkhancn
met bendcn en als by heirlegers vliegen, en
overal, waar zy zig nederzetren, zondervreeze
n fpriiikhanen geworpen worden , en als dan word de
huppelen, even als kryi_:rygsknechcen
zegepralenrekken
de , en niec eer vertrekken , voor dat zv zy alles
opgeilokt hebben. Gelyk zynde de Tartaren,
dewelke al wat hen voorkomt zig als eerftebezicters
toeeigenen. In dezen zelven zin kan
genomen worden oß^h hechaßl, de verzame-
000000 lifig