• J i
n r r ^
ill
(
1!
T E L Y K E
, 5 o i G E E S
hare krachten tcelateii, de tulTchen beiden zyn
de openingen ftoppen zy dan toe zoo met
dwars leggende ftaakeii , als met kley
naar mate van het aanwaflend wal
met timmeren voort. IJeze walle
waterkant toe zyn afhellende , 1
gaande naar het land, en zoo vai
veilig daar cp kan g
xorgvuldig bewaart, dat
Dus
Doorgaans worden 'er bemerkt
r gaan zy
, naar de
irecht op-
, dat men
en zy werden Zoo
:lfs de alderkleinfte
openingetjes aanftonds met kley worden aangev
u l t e n opgelioogt. Wanneer de jagers haar
lagen leggen, gaan zy of des nachts met haar
•werk voort, of ook veranderen zy van zrtpUatzen.
De dyk klaar zynde gaan zy voort op het
v a f c land, of eyland , hare kamers boitwen.
Dezezyndikwylä bovenop palen g e i e t , rond,
of langwerpig rond , de deiir altyd blyvende
open ftaan. Nu en dan maken zy m de valte
grond ruimer tenten, en graven {lootcn5.of(S.
voeten diep, dewelke zytot bet waterimftrekken.
Deze vertrekken worden getimmert met
dezelvc Bouwkunde , als de wal zelve, dit
onderfcheid wel zynde in acht genomen, dal
de wanden lootrecht zyn opgezet , en de kamertjes
zelve van bovenals verwiilfd. Defchikking
der miniren zyn merendeels twee voeten
d i k , maar de bygeval vooruitfteekende deeltjes
hont byten zy met de tanden af , dewelke
hen voorzagen, melTen, bylendienen.
Het holle verwulfde van de hutte is van die
ruimte dat 8. of lo. Bevers in eene zitplaats
können vertoeven, 8. of lo. voeten lang, lo.
of i j . breed. Kyaldien toevallig ineeneplaats
i f . i o . of 30. Bevershuisvellen, gevenzywederom
grooter ruimte aan de hut te, of zy maken
nieuwe in de nabuurfchap van dezelve Ge •
zichtring ) of zy timmeren kamers boven ka.
mers, gelyk wy gewoon zyn de eene zolderingen
boven de anderen te timmeren. Uyt dcze
kamers ftaat altyd een uytgang open naar het
water, alwaar zy ofharevuilighcdenloflen, of
zig walTchen
vier honderdtallen van Bevers byna in eene plaats
huisveftende, welker woningen onderlinge ge.
meentchap hebhen.
De Bevers, welken zy Aardfche noemen,
maken hare wooningin demeerverheven plaat.
zen van den oever, en haar Bouwkundig werk
beginnen zy van eene leiding lang 5. of 6. voeten
, tot aan het water uitgeftrekt nauwelyks
een voet breed: deze volgd een poel van 3. of
4. voeten, waar in zy zig waiTchen : van daar
holen zy uit eene andere dwarfleen afhellende
groeve in de vafte aarde , dewelke nu en dan
tot 100. voeten toeziguitftrekt. De llaapplaat!
befpreyen zy met planten
1 boombladercn
1 zy in de maanden
n welken zy zig van
. Vele trekken de
ar de dunder takken
AI dit werk verrichte
Jlugitßus en Septemkr,
winter-voorraad voorzien
dikker houten voort, ma
elk alleen, alle door verfcheiden wegen , om
dus malkander niet in den weg te zyn. Uitdeze
houten maken zy wel gefchikte ftapels tot
het wateti deze hauten breeken zy merdetanden
aan kleine brokjes, beginnende van d
welke in het water zelf leggen.
De Bevei-jagt duurd van het begin v:
vemier tot Mmrt en Jpnl toe , gedui
welke gehele tyd de Vellen overfraye hi '
,delA'i.
•ende
overrraye nairen hneebn--
ben- De Jagers zeerwelbewusdzyndedathen
het nieuwe hout meer dan het oude hehaagd
ftrooyenhetzelvehierendaar, enbereiden val
len. de beeilen doodelyk: anderen worden met
kogels doorfchooten: anderen by de gaten
het ys gehouwen körnende, om lucht refcheppcn,
worden met bylen om hals gebracht. LSy
aldien de fchuilplaatzen by den oever legsen,
ZOO breeken de Jägers het ys , zetten' erfterke
netten voor , vallen aanftonds op de verblyf^
piaatzen der ¿ í w n aan, vernielen dezelve, zoo
dat den gaften geene andere plaats om te t
komenis, dan naar de netten, alwaar zy wederom
gedood worden.
Jez. XIV. vers 19.
Verheiiet u iiiet, gy gantfche Pakflhm, dat ik roededie u jloeg gebroohn is, •want
uitde -wort elder Síange , zaleen Baftíhkm voortkomen, ende hare vrmhtzaícen
•vliegende vjerige draak zyn.
T o t npheldering van den TextdienddcGefchiedcnis
geweeten te worden. Do Koning
t f e i a , onder wicns regeeringytZäiiiJ zyne god •
delyke Ingevingen gehad heeft kap I. i. had
den Paleftynen of Fililleeuwen zwaare oorlogen
aangedaan , hy had gebrooken den rnuvr
•van Galh , etidt den mmir van Jithm . ende
den mmr van Jfdod, daar toe bau-wde hy de
Steeden in /¡ßod ende onder dm filifleeuwen.
z. Krön. XXVI . 6. Dog na dat deze Koning
de rechten van het Priefterdom had gefchonden
,cn, nitde Regeering gczet, hetlaatile nood
lot van zyn leven onder den gemeenen manhad
uitgeftaan , zoo hadden zig de Fililleeuwen
wederom können verzamelen onder dcllelfslip'
volgers>(Ä«wen Ahaz, zelfs totzooverre,
dat zy m de vlakke zuiderlyke l,andfchappen
van yudea waren ingevallen , Bet jemes, Jjlion,
Gadenlh, Socho, thmna cn Gmzohaiden
ingenoomen, en aldaarhnnnewoonllecden
geveftigt hadden. AVant GOD had den Jode«
vernedert om Alhaz des Komngs IJraels wUe-
2. Krön,
N A T U U R KUNDE,
S Kren. XXVI I I . i8. 19. Dog op her zelve
iaar , in her welk Jch-iz was vergaderd ro:
zyne vadercn , lud onze Protect Jez. XiV.
29. voorzegd de veranderingen aanilonds onder
ihzkias regcerinfi zuUende voorvallen:
want hy [heg den FiUßeewj^cn tot Gaza toe.
2. Kon. X V i l i . 8. Deze nieuwe cn voor Jiidca
gekikldgc krygscoclueii geven aan onzen Profcec
gelegendbeic cot deze aanfpraak : Verbevg
11 tuet, gy gantfche Paleßina, dat de roede die
« ßoeg gebrooken ts , tney eupbrantheieyte boi
allophuloi pantes , funetribey gar ho zugos toti
fmontos bumaas. OFilifteciiwen.laatuniettoc
blydfcliap verftrekken de afzetting en de dood
des Konings , die ul. re raaclirig was geworden
i zing gene zegeliederen over uwe overwinningcn
op Acbaz bchaald , '•juant uit de
'ivorteCder flange, ekfpermatos opheoos, uicde
afkomelingen van Üzia , die u even als eene
Hange heefcgebeeten, zal een Baßliskus voortkomm,
e,veleußtai ekgoria aßpidoon, eene meer
verfclirikkelyke blange , Hizkias, en deffelfs
irncht zal eene vliegende vyertge draak zyn.
kai ta ekgona autoon exeleufontai opheis pelarnenoi.
Hieronymus wil, dac de Voorzegger zinfpeclc
op den aarc van den Baßliskus zoo zeer
vergifcig, dac 'er gene vogel "kan voorby vliegen
. dewelke nlcc in dcííclfs keel vale, welk
verteil in gje Solinus verhaalc : hy ver derft de
hebt zelve ; zoo dat geene vogel de hebt ßrajfeloos
overvüegt, door eene vergiftigeademzyn-
'de befmet. Uic Solinus zeggen zulks Ifidorns
en anderen. Dcrhalven hcetc Hieronymus den
Hebrceawfchen Text oupbrcjofarap megnopbek
dus overgezec : en dejjelfs zaad opflokkende de
vogel ; welke woordeu echter volgens den H.
Oudvader in de Aantekeningen eigentlyk dus
mocc worden vertolkc: en 'Heßelfs''v7-ncht eene
vliegende flange. Miflchten zal iemand zig verwonderen
over de godane vergelyking van den
Ecer godvruchrigen Koning by eene ilai
by de alderfenynigfte, òen Baßliskus.
ge gunil inderdaad zoude hcdendaags behalen,
dewelke eenen Europeefchen Vorft by eene
fiang zoLide vergelyken. Hier geld der Iialianen
> ja
zegswoord : altri 'tempi, altri coßumi,
andere tyden , andere gewooncens. Volgens
Mianus Hiß. VI. B. 3 8. kap. lieten de Egyptifchc
Köningen,grenflende aan den Fililleeuwen,
op hare Koninklyke Tiilbanden Slangen verbeeldcn
, dewelke ce vcrftaan moeften geven
hot onverwinnelyke der Heerfchappy. De rede
da:ir by gedaan , om dac die van eene adderllangis
gebeecen j de dood niec onckomc. By
noi
Horus Apollo I. B. 56. kap. is eene ilangde
ftaarc in de bek houdende een Beeldfpraak van
eenen aldermachcigften Koning. Dog voornamenciyk
de liec Koninkje, hierom
van don Arabicren melecba genaamd, herpifioon
bafileus, de koniflg der kruipendebeellcn, gelyk
hy genaamd word by Nicander Ther verf.
379. tnet ecne -witte vlak op de kop^ alsaanzie»
nelyk door zeker Vorfielyk boofdcieraad by Plinius
; dragende de kop ah door een vjit mytertje
gefìreept, by Solinus. Zelfs der Egipceiiaren
Goden J^s enO/?riiwierdendoorheczinnebeeld
der Slangen afgefchaduwc. Hcc Koninkje gelyk
hec voor onftcrffelyk word gehouden , is
hec langftievende van alleflangen, en het dood
alle andere beeften door zyn adem , zoo ook
heefc een Koning hecrechcover Levenen Dood.
Hiervan daan is hec, dat zommigen door het
woord Bafilisknsinonzcn. Text ver ftaan///«.¿^i
niet allecn,maar den Meflìas zelven,van wien ook
een voorbeeld is geweeft die kopere Slang in de
Woefteny opgericlic. Bekend is hec, dac ook
nog ce deezen dage by den Chineezenen Sianì»
mers de Slangen eenzinnebeeld zynvandeKcizerlyke
Machc. Van de Slange Sarapb, kond
gy meer leezen op Num. XXI. 9.
Dog ftilzwygende moec men niec voorbygaan
de bynaam van Saraph hier en Kap. XXX. 6.
voorkomende, namcntlyk meophepb , hec wclk
eigendyk van de vluchc word genoomcn, niec
van de fchooc of fprong. Onze Overzettingen,
bare vrucht zal een vy erige vliegende Draak
zyn. Van deze vliegende, gevleugelde Slangen,
dewclke Draken ^Qnmmd worden, zulc
gy by den Alouden meer , dan by den Hedendaagfchenleezen.
VandeDraken, dicukLybie
en Arabie naar Egipte zyn overgevioogen
Cicero I. de Nat. Deor. Jofepb.Joodfcbe Oud-
W i M l I . lì-5.kap. Herodotus li. en III. B.
Mela III. B. 9. kap. Ammianus XXII.B. cifl-
//«aikap. 3:. Lucanus VI. B Doed'erby,
zoo hec u luft uic de lacere Schryvers Scaliger
over Cardanus Exercit. 183. Brodce Exercit.
I. B. 3. kap. Cardanus VII, B- variet. rer. kap.
19. Odoard. Barbofa, Vincent le Blanc Peregrinat.
I. D. 2?. kap. Doch heden ten dage
vliegen die zoorc van beeften weg , en ontrekken
zig het gezichc. Ten minften ik , voorbarig
in 'c geloven der dingen , dewelken ik
zie, zoude door de benaming van deze vliegende
ilangen veel eer verftaan die gene, dewelke
mec de aldergrootfte fneiheic even als eenepyl,
zig van de eene naar deandereplaacszwaeyen ,
toejcbietende fiangen, by Lucanus,
Jez. XV. vers y.
Myn berte Jchreetmt over Moah , hare grendekn zyn na Zoar toe , de àriemigi
vcer/è
Door