N A T U Ü R K U N D E .
Alhier , gelyk eiders in de H. Bladeren,
worden de mächtige ea wreede Vorfteo en
Dwingelanden onder hec Zinnebeelr van Emhoornm
en varren atgefchilderc. Hier de Idumeefche
Vorften en andere Kerk-vyanden.
Hoor den klagenden David, in den perzoon
van KK.ISTUS Pf. XXI I . 15. VdtVarnn
hebben my mcingelt ; ßerke ßieren van. Bafan
hebbtn my O'r.ringt. ys. 12. Ferlofi my uU des
Leewji'en muH; ende wrhoort my uan de boornen
der Eenhoot-nm. Pf. LXVIII. 31. Scheid
het '•jüHd gedierte des nels, de vergaderingeder
ßieren i raet de kalveren der volcken. Van de
Reem , dcEenhocrn , hebbfn \vy gefprooken
op Nur». XXllL 22. Job XXXIX. 5,.
m i
zyn hier en elders ^ieren, ja jierke
fiieren. En zommigen gilTea , dat A^is de
God der Egiptenaren het zelve betekeat, djc
abbir door eene ligce verandering van een leccerrje.
Dus fcliynen de L X X . geoordeelc te
liebben , dewelke de woorden Jerm. XLVI.
1?. IVaarom zyn wwe (iercke weggcveegt ? aU
biracha^ dus overzetten , diati ephugen apofau
ha Jpis ho Ttiafchosho eklektos fou-, dog daarde
Ximeneefche Driik opifoo heefc voor apafou ha
J p s . Anders word hec woord abbirim doorgaans
00k genomen voor pcerden , en in ee- .
nen leenfpreukigea zin voor trotiche, hovaardige
mcnfchcn.
ñ
hi á
M
1 -1,1
P R I N T B L A D DCXII.
Ende haré beelen zullen in peck verheert werden , ende haar flof in ßaevel, j«
hare aarde tot brandenden peck worden.
'Ten zal 's nachts noch 's daags niet «itgeblußht worden, tot in dereewmighe'tt zal
hären rook opgaan , van geßachte tot geflachte zal 't woeß zyn tot in eeuwigheit
dereemmghedenenzalniemantdaardoorgaan. Je z . X X X I V . veiffiji. lo.
Heillooze, die mt al' 'j^at GOT) en Godsdienß raakt
T>e fpot dr-yß, en « zelv' in grwwden vermaakt!
Hoor Gods Propheet mei kracht van '•ji/elgegronde reden.
De voorboon van 't Gerecht des Opperßen ontleden^
De ßrenge Boden van den laaßen Oordeeldag ; *
En beef en ßdder ('t is noch tyd) met diep ontzag,
En poog, door V bet'reu van im ievensloop m •wandei,
En door 't verzaaken van u-w' Goddeloozen handele
Gods ßrenge wraak te ontgaan, die reeds in arbeid gaat ^
De-^yl V Gebergt' zjn buik en ingewand ontlaat
Van Z-s'avel, pik cn harß, en alverßinb're vonken^
Om d' Aard' der Beozen, in hmn'gruw'ien als verdronken,
Met endeloozen brand te ßrajfen ; Hier in Prent
Zo cierlyk afgebeeld. Ontwaak^ doet Boete in 'i cnd\
Op dat ge ziilk een ßraf moogt tn dien dag onivi;yken,
En^ als Gezaligde, in het Ryk der eewjven pryken.
GE l y k het 4. vers van dicHoofdftuk, volgens
hec gevoelen der alderbcfte Uirleggers,
moet gebräche worden cot den voorbooden
van het laacfte Üordeel , even zoo behooren
ook deze VeriTen tot die ryden, dewelke
hec aldernaaft den alderlaatften dag der Goddelyke
aldien gy de tydftonden van hec N . Teftament
nader zoud komen, paft de letcerlyke zin voof
een gedceltc op hec Napelfche en Sicilifche
K o n i n k r y k , door welken nu en dan uic den
Fefuvius tn Ethna, vuurbraakende bergen,
beeken van pek en zwavel afvloeyen. Dog
blyven coc nog toe deze zelve Ryken dealdervruchtbaarile
"s^rake voorgaan. By aldien wy aan den
leccerlyken zin blyven hangen , zoo kan de
toepafllng nog op den Idumeen, nog andere
Volkeren nabuurige van de Joodfchc Kerk, en
mec een.vyandige, niec geichicden, nademaal
van de tyden van Jezaias af tot op deze ceuwen
toe nergens in geheel Azie een landfchap
•Word gevonden, welker beeken m pek zyn verändert
geworden. ende het ßof totßvevel. By
van geheel Italien. Zoo dat hec
fchynt, dat de Profeet zekerlyk fpreekc van
eene geheele , en zodanige verwoeftinge der
aarde door het vuur, dewelke dezelve ten eenemaal
onbewoond en onbewoonbaar maakc.
Ditblykc voornamenclykuic «yeri 10. Ditzoude
ik niet willen onikennen, dat. by het aannaderen
van de eindelyke verbrandinge der aard
e