[IR"
l i :
'•I t:
itifw!'' ; ''f!
tl
I i i ' ' ' ' '
' 1 ,r,
l l l . '"IMÌ-
1 4 1 6 G E E S T E L Y K E
E z e c h . X X V I I . vers ij.
V e kitidereii v m Veda« waren me kpoflieien : w f e EiUnden wann de kpofbm.
del »wr h«,ti {«.) hoornen v m Elpnbeen ende (b) Ehenhut zji » •»edtr
tot eene •vereeringe.
T w e e Dedans komen by namen voor in de
H . Schrilc. De een de Zoon van Rdet/ta,
n e e f v a n C « i , naaeeve van C^äw , Gen X. 7.
d e ander ecii neef van Abraham uic Jokfan
z o o n van Ketura Gen. X X V . De Nakomelingen
van den eerßen bebben hunhedcr woonplaaczen
genoomen in hec midden van Arabie,
erenlTende aan den Idumeen . her welk blykt
iiijerem. XLIX. 8. Die des anderen in het
G e l u k k i g Arabie by de Perziaanfche Zeeboez
e m , alwaar noch hedendaags is de Stad Baden
, tuflchen de zee-engte Bazora en de nvier
Om , die zieh in de Perziaanfche Zee-
G o l f o n d a f t .
E n hec is waarfchynelyk, dat in di t laatfte •
D(äan zieh Chams nakrooft heeft tc ruft ge-l
l e g d , en dat dit hec zelfde is, waar van
f Ä / f / g e w a g m a a k t , om dac deDedanicen injudea
ingcbracht hebben elpenbeen enebbenhout,
d e koopwaaren van Moorenland en Indien, dew
e l k e naeuwelyks längs eenen anderen weg.
dan ter zee, by den Arabieren konden gebracht
worden.
Onder de koopmanfchappen der Daniten
hebben de eerfte plaats karenoth fchefch odonies
elephmunoi, Olifants-tanden, in zommige affchriften
der L X X . gaanÄTomavooraf, hoornm
gezegd , hec Hebreeuwfche Woord zelf
wil gehoornde landen. Waarlyk de Olifancstanden,
dewelke hier raoecenverftaanworden,
z y n twyftelachtig of hoornen zyn of randen.
D e Kaldeeuw fcheid de Hebreeuwfche woorden
van den anderen af als hec wäre door het
tüiTchen zecten van de lecter V. Karenoth vefchefch
y hoornen en tanden. Onze Latynfche
Overzetting fchynd die te wraaken, dewelke
h e e f t hoornen, yvoor oi elpenbeen : verftaande
dooi fchefch elpenbeen, door Karenoth hoornen
van -wilde Bokken, oudstyds ook onder de
dierbare koopmanfchappen gerekend. Van
d e z e l v e zyn toebereid drinkbeekers volgens
t ^ l i a n u s XIV. B. 16. kap. de Kretenzen
maakcen 'erboogen van om met pylentefchieten.
Ook is 'er geen tvvyfel aan , of by Homerus
genaamd hobcnitn , welk wootd wy met de
meefte üverzetters in onze Moedertaal vertolken
Iliad. ly. vers. 105. is ichalos een wi lde
B o k , dewelke kerala hekkaidekadoora hoornen
van zefthien handbreedtens draagd , uic welken
gemaakt is geweeft de böge van Pandarus.
Maar het is beterdie Hebreeuwfche woorden
tot een te maken , en yvoor te verftaan.
D e andere Koopwaare dee Dedamten word
Hehen-Holtz, eknum ligmm, Eknhout,
dat fraai is , zwaar, vaft, dat in het wacer
weg zinkt. Die groeit ook in Moorenland en
in Indie. Volgens Herodotus III. B. 97. kap.
De Echiopiers moeften aan den Perzianen tot
eene driejarige fchacting van die houc overzeadea
200. Phalangen, Rollen, bcnevenselpenl
been en gout. Van Indie hebben wy rot gecuige
Pltmus XII. B. 4. kap. en bekendisdat
vers van Virgilius.
Indie brengd ebbenhout, de verwyfde Sahen
hare wierooken aan.
Maar de Kaldeeuwfche Overzetter vertaalc
hobemm door paeuwen , gelyk zulks ook Santes
Pagnintis doed. Op dezelve rang ftaan
wel yvoor en ebbenhout, niet zoozeetwegens
d e vermaagfchappiiig der woorden in de Lat
y n f c h e T a a l , als wel wegens de glanfch, hec
eerfte wi t , het ander zwarc. Ook by malkanderen
gevoegd gezien in die prachtige Proceße
van Ptolomeus Philadelphus by Callixenus RhodiuSy
by welke de Mooren zelveharegelchenkendroegen
600. Olifants tanden, 2000. Kollen
van Ebbenhout , 60. g oude e n zilveredrinkbeekers.
De prachc van zekeren Koning had
o p een Feeft van Adonts de oogen der Syrakuzaanfche
vrouwen dermacen verblind , dac
verwondcring zouden hebben liitgeroepea
JH. IS-vers 11^.
0 Ebbenhout i 0 gout, 0 Ar enden uttivitelfenbeen,
yvoor.
B y aldien 'er toevallig omtrenc het Ebbsnhouc
eenige twyfeling mogte gemaakt worden,
om dac in het meervoud hobenim word uicged
r u k t , ZOO moe tme n wceten , dat 'er können
verftaan worden of twee zoorten van ditliout,
ook vermeld by Jheofraßus Hiß. IV. 15. 5.
kap. Phmus XII.
paldngas , die langrond-werpige Köllen, dewelke
by Herodotus, Arriantis in Peiiplus, en
PlmiHS verhaalt worden j en Callixenus in hec
V . B. van Athenaus noemd ebenou koomotts, eo-
. benhoute dikke fiaaken , Apule jus Apologia i.
Ebbenhoiite Stokken, de Tyrifche KoopUcden
pelakin, hoedanige ftokken hedendaags van Ebbenhouc,
Brafilie-hüut, andere Ooft of Wdt-
Indifche houten in Europa gebracht worden.
Daar komt by, ter beveftigmg van deze Verklaring,
dat m de H.Öchrifcook anderekoitez
y i
Jdyi
T-A.B. DOC3CXIV.
E Z E f H . C
Xii-aelira- <TiT^|i7Trfm