É
• " i t M
1498 G E E S T E L Y
in de K-ode Zee, in een overgrooc getal. Rondelet
belchryfc 'er vanduizencpondengewichts,
onder de middelmatige, welker keel zelf cen
zwaarlyvig menlcli konden bevatten : Petrus
Gtllius anderen by MarfaUe en Nizz>
gen van 4000. ponden, in welker magen geheele
geharnafchre mannen zouden zyngevon
den. Voornamentlyk is dezelve op racnfcher
vleefch toeleggende, theyriouanthroopophagon
een menfcli-vreetend beeil: by Archeßratiis.
zieh vermakende door den buic van in zee geworpen
menfchen. Voornamenciyk is merkwaardig
hec verdiclitzel van Herkules, dewel
ke van zelf in de keel van een Carcharis, Hazelhaye,
fpringende, indeiTelfsmaagdrienach'
ten vertoefc liebbende, daar nie behouden.
raaar kaal , weder is uit gekomen, waar var
triefperos leoon , de Leeuiv van drie nachten
gcnaamd. Namenriyk deze Menich-vreecende
V i f c h moeft o p Neptuniis bevel inf lok^n Heßone
dochter van Laomedon , welke die weggeworpe
Held om te dnrven door zyne wegwerping
heeft verloft. Zie Lycophron'in Casfaiidra
en den Griekfchen Uitlegger. Phavorlniis
op hcc wootd triefperos. CyriUiis Ferklaring
Over Jonas ka^. 2. Des te mcrkwaardiger is
die verhaal van Herkules, om dat hec zeer waar-
Ichynelyk is , dac de Grieken dezc zelve Gcfchiedenis
van Jonas, welke zy van den Feniciers
zouden gehad können hebben, ingemengd
hebben culTchen de heldendaden van Herkules,
en derhalven , dat Jonas zelv onder de verdiclite
en verzierde dekmantel van Herkules
fchuilr. Het welk des te waarfchynelyker is,
om dat Jofefus is verzekerd geweeft , dat Jo-
'aas uitgeworpen is geweeft in den Pontus Euximis
([de Zwarce Zee) de laatfte eindpaal van
de Scheepstocht der Argonauten. Ja miffchien
heeft de wäre gefchiedenis van _yiJWÄioorfprong
gegeven aan hec verdichtzel van Andrómeda^
dochcer van Cepheus tn Cajjlope, aan eeneklip
gekluifterd, om van eene groote vifch verilonden
te worden, maar door Perfeus verloft naby
Javan of Joppe , van welke zaak Ovidius
Metamorph. IV. Ii. 18. Fab. Plinius V. ß. 13.
kap. Pompomus Mela II. B. Je Situ Orbis.
Het gaat het geloof niet re boven, dac die van
Joppe de gedachrenis van Jonas ^ in een fchip
van Joppe gevccrd , en dichte by Joppe uitgeworpen,
00k uitgevonden hebben. Want
wie zal zieh daar over verwonderen, dac de aleude
Heidenen by de waare wonderdadige GefchiedenilTen,
welken zy van den Joden konden
hebben, verdichte omftandigheden aangelafcht
hebben? Niemand is'er, ofhyweerdac
dat gene, het welk in deze ftraatvoorvalt, geheel
anders in eene andere nabuurige verhaalt word.
Daarenboven pleegen 00k de Dichters te fpeel
e n . en naar de vryheid , welke zy namen,
de zaak te veranderen. Jofeftts zelf , gelyk
ik boven reeds vermeld hebbe , had aan liec
Gebeurdc Voorval van Jonas aangenaaic om-
K E
ftandigheden , van dewelken ia de Heilige
Boekbladeren niets is te vinden, dat hy ingeflokc
zynde tuftchen Joppe in Fenicie en Thar«
Iis in Cilicie, vervoerd is geworden tot in den
PontusEuxinusy deZwarteZee, eoe, en aldaar
aan land geworpen , cene alderfnelfte en
ce gelyk alderverft afgelegene overtochc in de
alderdonkerfte gevangeniile gedaaa hebbende.
Maar men moet aanmerken , dat de groote
Zee-viflchen, Lamia, niet gewoon zyn door
de Zee-engrevan Konftantinopolenovercc Keeken,
dat zy in de Zwarce Zee niec gevonden
worden, maar aUeenlykkleine Dolfynen. Het
getuigenis van Oppianus HaUeut. I. ß . 606. vs.
is voor banden :
Daar ter piaatze is geen gevaarlyke Cete.
groote Zeevifch, noch gene beeften ver derffeljk
voor de gins en weer zwemmende vißchen.
Petrus Gyllius van den Thracifchen Bosphoriis,
Zee-engte. III. B. „ De Hazelha^'en
„ die ook lami,e , groote Zee-viflchen, ge-
„ naamd worden en Scylla . komen daar niet
, , in, om dat de Zwarce Zee niec door wree-
„ de vilTchen, ten zy door Dolfynen en Zee-
„ kalveren plagt bevolkt te worden „ . Zulks
ftemmen toe Ammianus XU. B. Arifiot. Hiß.
V I I I . B. 13. kap. Plinius VIII. B, 15. kap.
^lianus Hiß. IX. ß. 59. kap. Ook is zelf
deze_ lange overvaart door de Thracifche Zeeeng"
te--iii« nodig geweeft , nademaal van de
S y n f c h e T S u ^ de cocht tot aan Ninive toe
niec langer i s S S t t - v^ c ftranden van Pontus.
Belagchelykec ishec, enlegefi de Landbefchryving
ftrydig, het geen J«//);««/verhaalt.
dac Jonas aan de kuft van Ninive zelve is aan
land geworpen. Ninive legd niec aan de Middelandfche
Zee, noch aan de Zwarte Zee,
maar aan de Rivier de Tigris, de Tygerftroom,
eene zeer vermaarde ftroom in Azie. Derhalven
zoude Jonas, de vifch zyn poftpaard
zynde , geheel Afrika hebben moecen en
een groot gedeelce van Afie, omvaren, opdat
hy in de mond van de Tygerftroom zoude
können inkomen. Eene Keibcochc, welke
nauwelyks uitgeftaan zouden hebben Talus, van
Wien de Dichters beuzelen, dat hy op eenen
dag het Eiland Kandie driemaal heeft rondoni
gevaren. Veel verdragelyker is inderdaad de
Arabier Affabili, dewelkewil, di^i Jonas na
verloop van veertig dagen aan de kult van Ni -
e is aan land geworpen. Namentiyk hy,
met hem de Arabifche Schryvers, bepaalc
het verblyf van den Voorzegger in debuikdes
Vifchs naar de maacregel van den tyd den Ni -
^iten tot boecvaardigheic toegeftaan. Daar
in tegendeel de LXX. Sulpicius, Theodoretus,
Cyrillus. Theophyla£ius die 40. dagen om wegens
bekeering te denken in drie verändert
hebben.
Hoe zeer tot noch toe aangenoomen is het
gevoelen van de Hazelhaye , den Voerman
van Jonas, zoo onderftaac echter de wydberoeside
N A T U
rscmde Haßeiis in zynen Leviathan bl. zig
het zelve wedcrom te verydelen , en dat door
rcdenen , dewelke gantich niet te vetwerpen
zyn. Dezelve zyn
I. Die Vifch word^TOigenaamd, keytos
mrga, dog eene Hazclhaaye klimc nauwelyks
van 4. voetcn tot boven de 1 5 .of 1 i .op, welke
lengte byna gene is, zoo gy dezelve verge
lykt by dcovcrgrcote WalvilTehen, de maai
van iço. voeten overíleigerende.
1. Het woord of de naam Kepts, Cetili
part niet opde Lamia, Zee-hond, dewelkc
noch geen Hazelhaye is , noch van detzelver
zoort , dewelke longen hebben , ooren ontbreeken
waar doot zy het water uit en inade.
men, en levendige jongcn voortbrengcn. Homerus
onderfcheid ook OdylT. X U vs 06
uitdrakkelyk den C s c - " • •
! kim.
den Zee-hondei
Delphimi te , kai eifoti meizon helejfe
heytos, hatmiria bofkie
tritey.
En den Dolfynen en den
aldien die groote Cetuszou
'Mike oneindige de zuchtende Amfhitrite'vot'd.
i. De klagte van Jonas kap. II. j. JJet
wierwasaan
bond. Lami
flu
U R K U N D E . 14 9 ^
dezen alleen paft het woord KoiUa, dat genomen
word voor alle holhgheit, het welkte/»)
is. Wanneer K R I S T U S dan zegd , dac
Jonas geweeft is en tey koilia loa Kepou , in
den hak des wahifehs, wil Hy niet anders CS
kennen geven , dan dat hy binnen de vifch 13
geweeft, entaokoiloo vandegrootevüch. Dus
noemen wy mgewanden niet alleen de darmen,
maar al dat gern dat onder het vel is. Sermus
Over Firgil. ^neas I. B. 215. vs. Waarom
dan ook niet de keel. Door deze redenen de
Beroemde Ha[a:iis bl. 2(2. bewogen, oordeclc
het niec ongerymd, om voor de herberg van
Jonas- ce ftellen de keel van de grooce Walvifch
, de gecande , of de Otea, (welke hy
als uic de Helle , Orca , herroepc") dewelke
om vele menfchen te omvangen vatbaar is.
Boven hebben wy gezicn, dat de wäre Gefchiedenis
van Jonas door den Heidenen in verdichtzelen
is hervormd geworden , waar aan
w y zelven geen geloof geven zouden , by aldien
dezelve in de Heilige Wetboeken niet befchreeven
ftond. Maar voor deze Heidenfche
verdichtzelen wyken nietdeLegiuitUiiderRab.
bynen by Solomon Jarehi: i^t Jonas ingellokc
is geweeft. door Vd^ , een mannetjes vifchj
en ZOO by
_ lIs dewelke geen -wirfée
tende niaar vleefchvreetende zynde, engeeftzy
ne ftem aan de Walvifch , dewelke door wier
gevoed word.
4. Nauwelyks lieeft hcc Iconnen gefchieden,
ten zy wy wonderwerken buiten noodzakelykbeit
zouden willen vermeerderen, dat een Zeehond.
een geheelmenfchingeflokt, eenigedagen
lang in de maag levendig zoudc houden en
ongefdionden uitfpouwen. „Eene zesdubbel-
1, de ryge tanden zaagswyze geplaatft , en als
„ een met fpykets beflage werktuig rondom
„ fpitstoelopende, •nAkcn Suidas JtrogguloHS
„ kai enallaffontas, ronde en de een op de anxdenZee^.
jnaai-v'dat hy noch niec genoeg zynde verne-
, dere voegende noemd , vergunt gcen
menfch om zonder deffelfs kweczing en°verfchcuring
; hebbei
door deze 1
zynde, gaai
geleerden e
Vriend dei
eene vrye doorgang naar de keel
- „. De zeer Beroemde Hafa:us
1 andere zwarigheden bewoogen
over tot het gevoelen van den zeer
my zeer gemeenzamcn goeden
Hi. PeflaUcbe , Franfch Geneeshcer
te Lions, dewelke in zyne Ftrhandeling
over Jonas in den Walvifch in de Mémoires de
Trévoux 1719. bl 1476. dat de inzwelger van
G O DS profeec niec geweeft is een Hazelhaye,
noch dat hy m de buik van een Walvifch isingelaten
geweeft, maar alleendricdagenìndesielfs
bek heeft verblyf gehad. De bewysredenen
door Hafäius en Heumannus breeder verbaald
zyn deze. Dac Bethen kan genomen
worden voor alderhande holltgheit, by voorbeeld,
van de keel. Van dezelve betekenis is
het woord megnaim, het welk den buik, het
hert, de baarmoeder, de ziel betckent. Op
derd geweeft , G O D zynen "VeVloirer
iieeft willen aanroepen , en daarom geworpen
de buik van dagah cen wyfjes vi fch, en wel
ne bezwangerde, alwaar hy in eene naeuwer
gevangenis zynde gekerkcrd, boete zoude gedaan
hebben.
Gelegendheit tot dat vercellingje heefc gege-í
ven dac 'er vs. r. hec woord dag ftaac, vs. z,
N o g een ander praarje hebben de be^
fneeden Joden , hier in beftaande , dac deze
vifch gefchapen is geweeft by de eerftewereldbeginílelen,
en coc dat einde bewaard geweeft
om Jonas op te flokken, Het welk in eenen
Wysgcerigen zin niet ongerymd is, maar niec
in eenen zodanigen, in welken hec de Joden
hebben opgevac. Die Vifch zoude geleefc
hebben toe de cyden van Joaz en van Jeroboarrt
3060. volgens lofefus ; i jo. jaaren.
Een zeer grooc Wonderwerk zal erkennen
! gene , dewelke G O D S wonderdoendá
nd zal eerbieden, wie ook deze Gefchiedenis
mee eenen behoorlyken aandachc zal vecwaardígen.
Gene mindere machc is hier vaa
noden geweeft , dan die , waar door Daniels
medgezellen in hec middendervlammenzynbed
geworden. Zie daar een menfch I wiens
leven ai hangd van eene vrye ademcocht drid
lagen en nachten lang zieh onthoudendeinds
•Iderbekrompenfte gevangenis, in eene ofalte
dikke, ofalce dünne lucht, of, by aldien hy
de K f d van de groote Vifch is blyven han-
_ n , alle oogenblikken door de watergolvea
overftolpt, zonder fpyze , zonder flaap, nil
op de oppervlakte der Zee, dan wederom op
de grond ! in eene holle maag ^ door welket
l o e .