/
1 2 9 8 G E E S T E L Y K E
Daarom za!ik den heme!ieroercn, ende de aarde zal heweegt mrdcn van hareplaaine,
van niegen de verhlgendheit dei HEERENder heyr/chaaren, ends van mgenden
dag zynes hittigcn toorns.
Zie Matth. X X I F vers jj.
P R I N T B L A D DCVII.
Maar daar zulkn mdcrliggcn cíe wilde dieren der meßyne, ende hare huixen ^U
Un vervult worden met ßhrikkel'^ke gedierten, ende daar zullen de jonge ftruyjjen
• tüQomn, ende de dtiyveien z^dlen daar hup^elen.
Ende mide dieren der Eilanden %ulien in zyne verlatene plaatKßn jnalkander toeroepen
mitsgaders de draken in de wellußigepaüey^en: hären tyd doch is naby om te komen
ende hare dagen en zullen niet vertogen worden. Jez. X I I I veriT: i i . 12.
T A B . T>C V I I .
Heer SC H E U C H Z E R S víyt, moit naar rs;
Vertoond alhier fsjee wilde Kalten ^
Wier zeldzaamheid zeer weinig is bekent.
Men boet' zyn luß in deezen Prent.
te {chatten,
HE t trotsmoedige 5iZ^<?/isonsren voorbeeld
en bewys, hoe droevig het uiteinde is van
alle wereldfche p rachr , en hoe dar van Zonnen
o n d e r g a n g , nict van den o p g a n g , de d a g komc te
befchryve^n. Alzoo zal Babei , de cieraat der
Kohinkryken de heerlykheit, de hovaardig heit der
Kaldeen zyn, gelyk als GOD Sodom ende Gomorra
omgekeert beeft. jez. X I I I . 19. Indie
trocle en prächtige Palleyzen , in welken zieh
p l e e g e n te onthouden de Köningen, de Staatsd
i e n a a r s , het Vorftelyk Vrouw en t i m m e r , en
derzclver Hof-Sraatdochteren , o fookwel de
a l d e r r y k f t c n onder de burgerfchap , moeften
nederliggcn de Tfiim, de buizen 'verweilen de
Ohm, daar in ivoonen de pnge ßruijfm , de
Nachtnylen , Draken, de dnyvelen hiippelen.
W y zullen deze wandrochtige beeilen na den
anderen in aanmerking neemen.
3 wy 1
ren. De Latyn fche overzetting hecfc liever het
H e b r e e u w f c h e Woor d willen behoiidcn , dan
iets onzckers voor iets zekers zetten. Bochart
geeft voor dat , bofch, wilde hatten zyn,
waar van een ZOG g root getal , volgens het gctuigenis
van Diodoriis in het X X . B.by Miltme,
eene Stad in Afrika is o p de kruincndcrbergen
2 0 0 . f l a d i e n l a n g , dat dcvogelsdaargciieplaats
können vinden om een neft te makcn. üat in
Babel enjudea dusdanige karten zyn gewceit
blykt uit de Kaldeeuwiche Overzetting Hof.
I X . 6. alwaar geleezen wotd dat hatten zieh
onthouden in de Pal leyzen. Wy: netelen zullen
haar erßtk bezitten , doornen zullen in hare
teufen zyn. Want in den T e x t leeftmenrAfiZi-^,
w e l k woord eene doorn > eene doornachtige
ftruik betekent. De Schryver over d e beeilen,
in d e H , Schrift v o o r k ome n d e , Bochart, brengt
b y de Arabifche benaming van de kat, dfal'
'wan, d/ajam, aanonsi/i;?z?vermaagichapt- Ik
voege daar by uit het IVoordenb. van Meninzk
bl. 2834. der Türken Sikz , waar mede, en
nog meer me: het Hebreeuwfche tßm ons zizt
overeenkomt. Wanc Sikz berekent eenejong«
kat. Dog anderen zetten tßim anders over.
De LXX. theyria^ daimonia , endalmata , de
Syrifche '•juilde dieren , Geeßen ^ Sirenen, de
Arabiichczvildebeeften, duivelen, afgoden. De
Kaldeeuwfche Vertaling hcefc Cercopithecosi
Meer hatten ; de Gemeene Latynfche Beeßen,
duyvelen, Draken : Abarbanel apen , Selomo
Marterdieren of Säbels, Kimchi en Aben Ezra
wilde beeilen , dewelke , zig onthouden
tßjah, op eene d o r r e , droogeplaats, Munftenis
z e k e r f c h r i k d i e r , lamia yCa.{[à\io Bofchfnamie>
Pagninus "-iVilde dieren , Junius li^ilde beeßi
Derhalven komt onze Mocdertalige over cen
met de Griekfchc, Syrifche, Gemeene Latynf
c h e , Pagninus, Junius, dog de Latynfche
Syrnmachus, 'Iheodotion, Arias Montanns.
Het zouden dan zulke beeilen z y n , do
welke in dorre, drooge piaatzen woonen.
Tßiah is droogte , tßon eene dorre , fchraale
p i a a t s , tfa-jua in de Arabifche Taalcigenfchap
verdroogen, dorre '-ji^'orden, iyÌJttvdroog, dor
En het verdiend aangetekent te worden , da:
de Amrrhiten den berg Hermongenaamdhebben
Deut. III. 9. i Krön. V. 33. Semr , der
katren berg, milTchicn van de menigce karten
met welken naam dezelve byden Arabierennog
hedendaags bekent is, wunz Sinaiir, Sinar\^'
tekcnt etn kat.
In den Text volgen Ochim, in onze Latynf
c h e Overzetting Ohirn , in de Moedercalige
erß-hreckhche Thiere, fchrikkehke Gedierten-
I E S . ruj). x m , v. ax.
. ^ L I I I I I I ET OJLÍJII.
^ C-itf^. x m . I'. g±. .
í ^ f t í V J t . ^ i f iñr t i f l^ißfift itìu^ -