1 3 6 S G E E S T E L Y K E
aßrafas eis hueton epoieyfe, namentlyk zodanig,
datdeluchcj door de blixemen verdund
geworden, de opgehangen wacerblaasjes niec
langer kan ophouden » maar dezelvc cegen elkanderen
aangebonft zynde en ' ' '
pels-wyze nedcrvallen. Hy brengt
'uoort mt zyne bewaarplaatzen, dus Theodoretus,
maar de LXX. exeygage phoos ek they,
fauroon autou, hy heeft het licht nit zynefchau
kameren uitgevoert y van welke bet zy winden,
hec zy uitvloeyingen van lichc ciders meer
zaken.
J e r e m . X I I . verfT: 8. p.
Myne erffeniffe is my geworden als een Leemv in den mude: zy heejt hareflemmt
tegen my verheven, daarom heb ik^e gehaat.
Myne erffiuiße is een gefprikklde -vogel • de vogelen ¿yn rontomme tegen haar:
Komet aan, ver^amelt d gy gedierte des wlts, komet om te eeten.
Zeer dikmaal kernt in de H. Bladeren voor
een Leeüw y een Beeft in de Oofterfche Landgeweftea
genieen , en word die in eenen goeden
en kwaden zin genomen, na dat zulks de
gelegendheden of de over een re brengen zaken
vereifchen. De alderhoogfte G O D zelf word
doorgaans by eenen Leeuw vergeleeken. Gehk
een feile Leeuw jaegt gy My. Job X. 16.
K R I S T U S word genaamd de Leeuw uit de
Stamme Juda Openb. V . y. De Cherubynen
of Engelen hebben eens Leeiiws aangezicht aan
de rechter zyde Ezech. I. 10. Openb. IV. 7.
Van den Gelovigeo zegd Koning Salomo
Spreuk. XXVI I I . i. Elkrechtveerdige ismoedig
als eenjonge Leeuw. Dappere beiden worden
Leeuwen genaamd. Saul enjonathan waren
lichter als arenden , zy warenßerker dan
heuwen 2. Sam. I. 23. Koningen insgelyks
Spreuk XIX. 12. Des Konings gramfchap is
ais het brüllen eensjongen Leeuws. De macht
van het Volkifraelsworduitgebeeltdooreenen
Leeinv Num. XXI I I . 24. Ziet het volk zal
opßcian ah een oud Leeuw ^ Lceiuvinne, enhet
zal zieh verheffen als een Leeuw. In hec byzonder
de Stamme ^«¿^a Gen. XLIV. 9. Dt
Stamme Gad , dewelke woonde als een oude
Leeuw. Dan -¡¡rs. 22. Dan ts eenjonge Leeuw
De Stad Jeruzalem ; Jez. XXIX. j. Pl^ee
Jriel, Ariel, de Stad waar in David gelegen
heeft. Maar 00k is een Leeuw hec Zinnebeeld
van den Duivel. i. Petr. V. 8. De
duivelgaat om ons als een briejfchende Leeuw ^
zoekende, wien hy zoude mögen vcrßinden.
Van G O D S enderKerkevyandenJoblV. 10.
De brullinge des Leeuws, ende deßemme des
feilen leeuws y ende de fanden der jonge leeuwen
worden verbrosken. ys. 11. De oude Leeuw
Ctyger) vergaat, om dattergeen roof en is,
ende de jongen eens oudachtigen Leeuws worden
•verßrooit. Ook een Zinnebeeld van Dwingelanden
, Spreuk. XXVIII. 15. De godlooze
heerfchmde over een arm volk, ts een brüllende
Leeuw, ende Beyr, diegins, endeweerloopt.
En m onzen Text zelven word het Volk tegen
G O D wederfpannig, en alsmeteenegod-
Jarterende mond brüllende onder de gedaante
van ecncn Leeuw afgefchilderr, Myne erfe.
niße is my geworden als een Leeuw tn den woa.
de: zy heeft hareßemme tegen my verheven,
daarom heb ikze gehaat. Zoo ook Zephanji
III. 3. Hare Forften zyn brüllende Leeuwen m
't midden van haar. De Leeraars der Kerke,
als zy him ampc niet betrachten , Ezech,
X X I I . Z5. De verbmtenijfe barer Profeetm
is in 't midden -van haar , als een ¿rulletidt
Leeuw die eenen roof rooß: zy eeten de zielen
op, den fchat, ende het koßelykenemenzywegi
hare weduwen vermenigvuldigen zy in 't midden
van haar.
Vers 9. komt voor het woord tjabhuai het
welk van allen niet in denzelven zin word genomen.
Füller in zyne Mifcell. VI. B. 19.
kap. neemt hec voor eenen roodenof afchgraeuwen
wol f , of voor allerley rootgierig beeft,
hec welk van hetbloedvan andere verfcheurde
dieren als geverwc word van tfabha, verwen.
Doch heeft getoont Bochart Hierozic. I. D.
III. B. II. kap. D a c e i g e n t l y k iseene
Hyeen , eene zoort van oofterfchen wolf,
om dat gnaith tfabhua van den Grieken word
overgezet Speylaion huaineys, fpelonkder hyeni;
en ZOO ook i Sam. XIII. 18. Gehatzebognim,
^ rangztoon huainoony vallis hyanarum, het
dal Zebom-. ook zouden de Arabierendicbeeft
noemen«Ä^£?, akabo, debuh, debuth, dabath,
dboboah. Meninzkilcz^zabuyZubu, zyb-antt.
Woordenb. b!. 3029. Dit beeft is. het welk
toc de onder handen zynde zaakdiend, volgcns
getuigenis van Oppianus, Stiktey , ecvkkt,
Cyneget. III. ß. ^
De rouwe huid word over het gantfche
lyf dicht van allezyden met hemelsblaeirst
Ook heeft het dier Gulo , zynde ook ecnc
zoort van een wolf o{ hyetie , en in de Noorderlanden
zieh onthoudende, eene hiiidhooglyk
gepreezen om de verfcheidentheic en fchoonheit
der vcrwen. Ook word de hyeen zelfs in
de oogen de verwe te veranderen gezegd. PHnius
VIII. ß. 30. kap. in de oogen der Bytenenzyn
duizendverfcheidendheden, cn verande'
ringen van oogen. In het Xl. B. 37. Iwp.
TAJi. DCXXVJ
IER. c'rtp.xni. V. 23.
^ f l i i o p i s cnitis , j iuj r i i l i f Parili
i^fff xin.t». S.-3,