• I'f .,[,
; f l
l l i i
>444 G E E S T E L Y K E
mntlyk de Tempel die voor aan is^ai.
Wandelaar ftaa ftil, en verwonder u over
defraaye evenredigheit der Deure mcc de zywanden
, en over de lengte van licc Heilige
me: deflelfs breedce . van beide zydcn als z.
tot I. lin uit de gronden der Bouwkimde
ZOO benai t , luft hec u , dac de hoogte der
delire, dewelke nie: word nicgedrukc van jo.
delioogce, ofdewand, van hec Heilige van 30.
eilen isgeweeft, hoedanige i. Kon. VI . 2. aandezelve
word coegeichreeven. Dog byaldien gyaan
Sturmius toeftaan zoudeeen Verwulfdgebouw
van her Heilige, zoo zoud gy voordegcheele
middelfte hoogce toc de top toe van het verwulfd
40. eilen können ftellen. Derhalven
zult gy das verkrygen de evenredigheden der
deure van dezelvelioogre, breette van het Hei.
lige , van de hoogte der wand in hec Heilige i
en eindelyk van de Icngre van het Heilige en
van de geheele hoogte van het Heilige in de
volgende getallen i. 2. 3, 4. uir^edrukt. En
zal het verwulfd inderdaad een f'raay halfrond
zyn.
De zy-wanden der deure worden genaamd
cithphoth, epoomidesy lateray zyden, humeri y
fchouders, vergeleeken namentlykbydefchouders
aan het menfehelyk ligchaam.
Ezech. XLI . vers 3.
T)aar}7(i ging hy in naa hinnen , ende mat den paß der deure y tme eilen : ende de
deure z^es eUen^^ ende de breette der deure, ^ven eilen.
Uit deze plaats word een gevolg getrokken, van 60. en van het Heilige der Heiligen alleen
dac de dikte der middel muur tuflchen het Hei- van 20. eilen. De 6. en 7. eilen tot de deure
lige en het Heilige der Heiligen van x. eilen, behoorcnde moeten buiten twyfelverftaanworminder
geweeft is dan eiders , ora dat daar | den zodanig. dat de opening zelve geweeft is
minder zwaarcte was te draagen. Deze mid- j van 6. maar de gehele breette der deure, de
delrruur nu moet aan hec Heilige toegerekenc | ftylen en cieraden ingeflooten zynde, van 7.
worden , om dat de gehele lengte van het - eilen, welke cieraden zelve de LXX. metna-
Heilige en het Heilige der Heiligen geweeft is ' druk cpomides noemen.
Ezech. XLI . vers 4.
Oo/<. mat hj de teiigte van dien, twintig eilen, ende de breette, tivintig eilen 'voor
aan den Tempel: ende hj ^eide tot my. Dii ii de Beiligheit der hciltgheäen.
Eindelyk zyn wy gekomen tot hetbinnenfte
en het alderheiligrte des Tempels, welkers
lengte en breedce van twintig eilen is geweeft ,
en buiten twyfel 00k de hoogte. Dezelve afmeetingen
heefc hec AlderheiligfteinSalomons
Tempelgevaarte i. Kon. VI. 20. Ende de
Aanffraakplaatze 'Voor aan was van t-s-intig
eilen in lengte, ende van tivintig eilen in breette
ende van twintig eilen in bare hoogte, ende hy
overtoogze met geßootenen goude. In de meeftc
Afdrukzels der LXX. is eeneraifflagingekroopen,
als dewelke de lengte niaken van 40. eilen,
to meykosfeychoon tejfarakontä, kaitoeuros
peychoon eikoß. Boven hebben wy aangemerkt,
by gelegendheit der ganrfche lengte
van het Heilige en het Heilige der Heiligen
van öo. eilen, dat de middelmuur van 2. eilen
moet coegereekent worden aan het Heilige, hec
welk des te onbefchroomder kan vaftgeftelc
worden, by aldien die muurgeneilecnej maar
eene houte geweeft is Velgens der Joden gevoelen.
Dit Alderheiligfte kanmen nazien Printbl.
C C C C X X I I I . u.CCCCXXlX.o.debinnenfte
bouwfchikking Printbl. CCCCXXVH.
C C C C X X V I I I .
Ezech. XLI . vers 5.
Ende hy mat den wandt des hu-^x^es, xßs eilen
'vier eilen, rontom den huy^e henen rontcm.
ende de breette -van elke zydkamer,
Kir, toichos, paries, de -wandt word hier
van den gehelen Binnen-tempel verftaan, welker
lengte en hoogte niet nodigwasaf te raeeten,
ZOO dat derhalven deze 6. eilen , in den
Text vermeld , rot de dikte der muur behooren.
Printbl. CCCCXXIX. q.
Ifelaoth, pknrai, volgen. Hec woord
betekent eigentlyk de ribbe van eenen menfch
of
N A T U U R
of beert, maar word ook voor de zyde van al
lerley zake genoomen. Dus Exod. XXVI. 26.
Gy zult ook rychelen maken van Sittmhoat vyve
aan de her deren der eener zyde, tfela, des
Tabernakels. En eiders worden mec nadruk de
Kalken, Ribben tfelaooth genaamd , om dat
dezelve overdwars leggen , en de deelen van
hec Gebouw 't zamenbinden , gelyk de ribben
de borft. 1. Kon. VII. 3. Ende 'i -was bedekt
met ceder van boven op de ribben , tfelaooth.
Dezelve betekenis heefc hec woordp/cyr^inhec
Griekich, hec welk eene ribbe, en eeue zyde,
en hec zy-boegzcl van een fchip en ookbalken
becekenr. Derhalven kan en moec hier verftaan
worden iets, hec welk, even gelykeeneribbe,
zydelings, aan de zyden des Tempels hecft
buitenwaarcs uicgeftookea. Alwaar ftaac aan
te merken, dac een fteeuwigfteunfelvannoden
had een Gebouw, hoedanig de binnen-Tempel
geweeft is , welker tooren hoog geweeft is
120. eilen, de 1 empel zelve 90. Edoch noch
\\tx. fraaie noch hezjuiße evenreedige met de
andere deelen van hec Huts had eene grootere
dikre, dan van 6. eilen, toegeftaan. Deßouwtimmeraadje
moeft ce hulp gekomen worden door
Stutpilnren, dewelke even gelyk als ribben buiten
de miiuren uirfteeken, en recht tegen over de
binnenfte zy-pikren ftaan. De breedte dezer
Sturpilaren rondom de Tempel is geweeft,
getuige zynde de Engel, de maate daar vaa
genoomen hebbende, van 4. eilen. Deze waren
noch niec genoegzaam. Buiten deze muur
door hare Zy-pilarengefteeu\vigtiseeneandere
K U N D E . 14 4 5
muur geweeit, en tuflchen de buitenfte en de
binnenlle zyn geweeft keldersofkamersi. eilen
brecd Pr incbl .CCCCXXl i l . E. CCCCXXIX.
r. welke maate ook de buicenfte muur had gehad
Prmtbl. CCCCXXIX, f. hec welk blykc
uit vs. 9. Dus had de Bouwmeefter niec alleen
de fteeuwigheic van hec gebouw, maar ook de
gemakkelykheit verkreegen. Want deze kamers
konden cot verfcheiden gebruiken dienen,
en de opkomende dampen gemakkelyker uitwaaflemen.
Hierom is het, diz yitruviiis
danige dubbelde muuren aanpryft , voornamenclyk
op eene vochtige grond, in zyn Vii.
ß . 4. kap. „ Dog by aldien cene muur ge-
„ duurige vochtighedenmogthebben. dacdan
„ een weinigje daar van daan geweeken werde,
„ en opgemetzelc eene dünne andere van de
„ afftaande, ZOO veel de zaak zal können l y
„ den en dat 'er ruiTchen de twee muuren eene
„ lager goote gemaakt worde dan de planke
„ vloer van de kamer is, hebbende luchcgaten
„ naar de opene plaats. Insgelyks by aldien
„ die in de hoogte möge zyn opgetrokken,
j, dac 'er tochrgaten overblyvea: want by al-
„ dien de vochtigheit noch door de luchrga-
„ ten , noch in hec laagfte, of in het hoogfte
„ zoude hebben een uitgang, zoo zal zieh de-
3, zelve niec minder door hec nieuwe gebouw
„ verfpreiden,,. DePrintbladen CCCCXX V.
CCCCXXVI. ftellen voor hec 00g hec uitwendig
Gezicht van de Noord-zyde des Tempels
en deffelfs kamerkens, gelyk ookderftucpilaren.
Ezech. XLI . vers 6.
"De , ende zy kwaamen in. de wandt die aan den buy^s was tot die zydkarners,
rontom henen, op datxe vafl gebouden mochten worden; want zy m wierden niet
•vaß gehouden in de wandt des H u y ^ f ,
Deze plaats heefc Filklpandns over Ezech.
bl. Z74. veele moeite gemaakt, eindelyk befluic
hy , eene lange omdraaying zynde voor
af gegaan, dat de zy-pilaren daar regen over
ftaande, hec uitftek van J3. voetengehadhebben.
Zie daar dan zyne Üitlegging van de
Gemeene Latynfche Üverzetcing! dog de twee
zyden tegen over den anderen fiaande worden
van de wand des Hityzes drie en dertig voeten
«itgeßrekt, dat ts, twee en twintig eilen. Elk
Worden uitgefirekt elf eilen. Op huedanige
wyze hy deze 33. voecen mogce gerekenr hebben
achte ik zoo veel te mmder noodzakelyk
hier ter plaatze in te voegen , om dat de zin
van den Text veel gemakkelyker en nacuurelyker
hier op zoude uiclopen, dat 'er verftaan
moeften worden die kelders of kamers tuiTchen
de twee buitenfte muuren des Tempels ende
Zy-pilaren zelven ingevoegd rondom den Tempel
i en die wel van drie verdiepingeri , 33. in
elke verdieping. gelyk men zien kanmde Grond-
' tekening van Sturmius Printbl.CCCCXXIII.
E. Dusdanige kamerkens behagen ook den Rabbyncn,
alhoev/el zy omrrenc derzelver fchikking
van den anderen verfchillen. Sturmius
in zyne Sciagr. Tempi, bl. 93. 9;. plaatft dezelve
van hec Ooften naar hec Weifen van weerzyden
des Tempels 14. derhalven in het geheel
28. eindelyk j-. aan de Weftzyde des Tempels
van het Zuiden naar het Noorden. Fillalpandus
in zyn eerfte Voorhuys van het Heilige
Printbl. CCCCXXIX. heefc 'er in her geheel
14. Hy vertooncdeStandafcekening in de
Fig. VU. hebbende voor opfchrifc: SeCiio murortm
Tefindinis atqne CanacuU AuU SanBa,
oßendens fadem Saniii San^ornm. ,, De door-
„ fnyding der muuren van het portaal en ver-
„ dieping der heilige zaal, ten toon ftellen
aaaaaaaa ,, de
»Iit
I