1 3 3 «
G E E S T E L Y K E
sen liehe geven aan dac Opfchrift der Acheni-
Inzers D E N O N BE K E N D E N G O D ,
Hand. XVI I . 23. Welk Opfchrifc in zyn geheel
dus geleezcti word by Oecumemis ovcr
het A^oßel-ßedryv.
D E N CODEN V A N ASIE E N EUROPE
E N LIBYE
D E N O N B E K E N D E N GOD
E N D E
D E N VREEMDEN.
] e z . X L V . vers 18.
Want d^oo ^eid de H E E R E y die de hemelen gefchapen heeft, die G O D dii
de aarde gefotmsert, ende diexe getmakt heeft: hy heeft^e hevefiigt, bjenheeft-
^e niet gefchapm , dat^e ledig zyn ^oude , maar heeftKe geformeert, op áatmtw
daar in monen ^ude: ben de B E E R E , ende niemant mesr.
Zie Jez. X h l F , niers 24,.
J e z . X L V II. veis 13.
Laat m opflaan die den hemel waarnemen , die in de Sierren k^ycken
na de meuwe Mane , ende laat^^ u verlojjèn 'van die dingen •
over n komen zallen.
Dat aldervermaardfte en hovaardige Bahel,
gelyk hec geweeft is de Zetel der AiTyrifche
ülleenheerfchappy , zoo is het cok zulks geweeft
van K-onften en Wetenfchappen : deze
hadden daar gebloeid van de alderoudfte ryden
ai tot op de tyden van den grooten Nebucadne'
zar , en van den Voorzegger Darnel, ja rot
aan de regcering der Perzen eoe. De Kaldeeuwen
wierden genaanid geleerde en wyze Mannen
, en voor der Perzen tyden Magi, Velgens
Plicronymts over Dan. XL Darnel zelf is
verkooren geworden tot eenen Overflen der 0-
vtngheden en over die IVyzen van Babel kap.
II. 4-8. Aangeftelt tot eenen Overflen der
Magi, tovenaars, dei' Sterrekykers, der Kaideen
en 'jvaarzeggers^ i's. 11. Velgens den
HedendaagfchenSpreektrant zoudemenden zodanigen
noemen Voorzitcer van hetKoninklyk
Hogefchool der Wetenfchappen.
Dog, even gelyk als de Joden op cenen en
denzelven tyd hunne oñerhanden den waren
G O D in Jeruzalems Tempel opofferden, en
op de hoogcens en heuvelen den afgoden wierookcen,
zoo heefc by denBabylonierscegelyk
in bloei geweeft deechteenonechte Wiskunde,
de Starrekunde en de Scarrewichelary ; gelyk
g y hedendaags in een en hetzelveKoningryk,
in dezelve Stad, teParys, teLondenzulcvinden
overlof-waardige Scarrekundigcn, dewelke
in hare, of de Koninglyke Bcfchouwplaarzen,
met de aldergrootfte oplertentheit, met overgroote
onkoften aan te wenden voor de werktuigen,
acht geven enbepalcn de plaatztng, de
gcdaante, degrootte, den afftand der Gelterntens
, en dit alles tot lof van den alderlioogften
Schepper: te gelyk ookgekke-Starrekykersdie
uit de legging en de beweeging der Geftcrntens
de noodlotcen van Köningen, IConingryken,
Gemeeaebeften, oorlog, vreede, verbonden
ja zelfs voor en tegenfpoed van elk gemec
menfch zig voorneemen te voorzeggen. In ha
X V Í . Boek vaii Strabo zulc gy leezen, à
„ de Babylonifche Kaldeeuwcn een Befchouv
„ plaats ( Ohfervatonum ) gehad hebbcn, toi
„ welke den Starre-wichelaars geen toegang
„ vergund Was,,. Diodorus getuigc in zyn IL
B. dat in de Hoofdftad zelve in den Tempel
van Jupiter Beins ach: torens zyn geweeft, di
eene gebouwd op de andere, dewelke cot-Star
rekundige aarneemingen dienden. Deze hü!
Semiramis doen opbouwen, dewelkeachtjar«
voor het Trojaanfch Oorlog in bloeí was. Oo\
is het zeker, dat de Grieken in Babel hari
Starrekunde gelecrd hebbcn. Tot verkryginj
van deze wetenfchap was Epigenes gereifd nasi
Babel, die gezegd word by Alexanders tyde
beroerad te zyn geweeft, en hy had aldaar gf
vonden waarneemingen van 720. jaren opcig
chelfteentjes gegravcert. Plmius VII. B. 5Í
kap. Epigenes , een voornaam oiid Schrpti
leert by den Babyloniers Starreknndige'ivaarntt
mingen op gebakke tigchelßeenen ingeprent.
' hit rninße, Beroßis m Critodmns , van 48'
jaren. Derwaarcs was ook Pythagoras gek(
I men m te leeren de beweegingen der GepP
\ tens, en de oorfprong der wereid te befcboifwt^'
Jußinus XX, B. 4. kap. En niet wcinig^i'
zyn 'er onder den Gelccrdcn, dcwelke van
Tooren van Babel. in de H. Bladeren berocintli
eene Belchouwplaats tot Starrekundige Waatneemino.
en maken. Dog nimmcrnieer hebM
'er oncbrooken ncuswyze StarrekrachtkennerJp
uit de plaatzing en beweeging der GeilernteiW
toekomftige dingen voorzeggcnde ) ja zelfs
die ongeliikkige Babylonifche moeder eenzef
talryk krooft, het welk heden ten dagc
N A T U U R K U N D E .
allccn Perzie , maar byna het gantfche Ooften
overftroomt, grootclyks gezien niet alleen by
het gemeen Volkje , maar ook in der Vorften
Hoven het gtootfte gezag bezittende. Deze
zyn dezelve, w^elken onze Profeet noemdt
hobri fihamajitli, aßrohioi tou mrmou die
H l 1
den hemel waarneemen , chozim bakkochabim,
hol horoontes tous aßeras , die in de Sterren
kjcketiy Sterre-kyckers, die nieuwe dingen voorzeggen
, van waar deze dingen over u zullen
koomtn. EnXLVIlI.14.c h a ß d d i m , chaldaioi,
Chaldeen genaamd.
J e z . X L V I H . veríí; i i . 13.
Hoort na mj j o Jakpb , ende gy I frahí , myn geroe^ene: l{ben deceive ^ tk,ben
de eerfte, ook^ ben ik. de laatfte.
Oo( heeft mjne hant de aarde gegrondet, ende myne rechter hant heeft de hemelen
met de palme afgemeeien: wanneer ik^ Sie roepe, ftaan zy daar te zamen.
dingen beftaan, begin hebben en einde, eiridíge
cen aanzien der krachten, tezamengeftelde,
veranderingen onderwnrpen. Daar in regendeel
GOD nergens is ingeflooten , nergens
uitgeflooten, alies zynde in allen, Schepper,
Onderhouder, Beftierder. IViens hant de aarde
heeft gegrondet ^ en iziiens rechterhant de hemelen
met de palme heeft afgemeeten : wanneer
hyze rtep , fionden zy daar te zamen. Zie
daar een kort en vaardig antwoord opdevrage
wegens de oorfprongder wereld! Hy heeft ge*
fprooken, en het was alzoo. Het is ons werk,
zoo dikwyis ais wy of naar den hemel om hoog
zien , of de aarde belchouwen , open te doen
niet alleen de oogen van ons ligchaam. maat
des verftands, en niec te vergeeten des HEER
E N , die ons gemaakt heeft, die de hemelen
Wanneer de hoogmachtige G O D , de eeuwigc
Bezitrer der ecuwigheic, in zyn geopenbaarde
Woord zynen Jakob en Ifrael aldusaanípreekc
: Ik ben dezelve , ik ben de eerße, ook
ben ik de laatfle.• XLI. 4. Ik de H E E R E ,
die de eerße ben , ende met de laatfle ben ik dezelve.
XLIV. 6. Ik ben de eerfle^ ende ik ben
delaatfle, endebehalvenmyenis'ergeen GOD:
Zoo is zulks even zoo veel en het zelfde , het
welk de Wysgeeren noeraen een iVeezen van
zig zelvcn. ncodzakelyk en door zieh zelven
beftaande , in regenftelling tegen andere weezens,
van eiders, ja van G O D afhangende,
zonder Wiens wenk en wil zy niet können beftaan.
De rede zelve heeft geduurig in den
mond , dat dit Weezen eeuwig, oneindig,
eenig , iilderenkelvoudigft , onveranderlyk,
oneindig volraaakt, alderwyft, aldermachtigft,
aldergoedft is: door wiens kracht alle andere
J e z . X L V I i r . vers it.
Zy en haddengeen dorjl, doe hy^ leidde door de tvoefieplaat^en: hydedehenovater
uit de rotzfieen 'vlieten : ais hy den rotzfleen klooft vloeyden de wateren daar henen.
Zie Exod. X F I l
J e z . L. veríT: 2. 3.
• Ziet , door mjne fcheldinge tnake de ^ee drooge , <4 de vivieren fot
eene woeflyne, dat harén vifch (iinkt, om dat 'er geen 'oiater en i s , ende fterft
'van dorjie.
hekleede den hemel met ^vartheit, ende (ielle eenen tot zyn de^^el.
Alie zaken in het Heel-Al hangen van GOD
af in hun zyn , duuren en werken: waarom
zoude dan dat Alderhoogfte Weezen zig niet
toeeigenen gelyk de Schepping , zoo ook de
Ondcrhouding , en alie veranderingen ? gelyk
alhierí/g iiitdrooging van de zee, het (teilen van
rivieren tot eene "^oeflyne , het bekíeeden van
den hemel met zwarrheit, insgelyks deuitwer-1
kingen daar van op de vijfchen vallende ? De- ¡
welke , om dat zy leeven in eene hoofdftoffe
met harén aarc overeenkomende, zoer, of zilt
i g , gelyk de vogels in de lucht, om dat 'er
geen water is verrotten, en van dorflvergaan^
o f f l e r v e n , het welk bewaarheid word, al was
het maar uit het voorbeeld der Egiprifche Kivierftroomcn
in bloed veranderd , op wellc
Wonderwerk de Voorzegger fchynd te zinfpeelen.
w w w Jez .
i
fm
I t .
!
f ' í ; ,