1 3 8 4 G E E S T
Dit geval is in zyne omftandigheden ten eenemaal
zonderling : volgens G ü D S bevel
verkrygt zieh de Profeet in de gevangenis be-1
flooten , geduurende de belegering van Jerii- ¡
zalera, door recht van koop, httvehby Ana- ;
thoth, eene plaats bereeds door den vyanden be-1
flagen , als die längs dezen weg waren henen '^
getrokken. Die word ook a :oKKcn.u'u wuiu ^ifjgjve-ni.owm..e.,n uicY J ez, -• •
X. 30. Roept hide met ime ftemme, gy dochter
Gallm, laatze hoorcn tot Laistoe, 0 elendige
Anathotb. Doch de Uitl^gers zyn hec
met eens aangaande de prys van die veld. In
den Text Icellmen fchiègnah Sekalm vagna^ nen.
ßharahhakkafeph, de L^X. hepta Siklousiai
deka arguriou. feptemfíelos & decern argenteo!.
Sieben Sickel und zchen Silberling. De Nederlandfche
en andere Overzettingen neemen eene
fikelen cene zilverling voor een en her zelve,
om dar Deut. X X I I . 19. 29- Kefeph voor
eene fikel word genomen: derhalven zullenhet
E L Y K E
17, Sikels zyn. Dus oordeelen ookde Engel,
fchen, Jumus , Pifcator. Derhalven zal de
prys van het vele zyn van 12 guldens en 45.
kruitzers, eene matige prys vooreen akker, of
ondec eene Stad gelegen landgoed, maar eene
groote naar de omftandigheie des tyds. By aldien
men op het gewicht acht geefc,zoo zal dit een wetnig
raeerder dan S.oncen zyn. Kahyn en LuthaheWn
Zeven Sikels cn thien Ger ah y offtuivers
Hollandfch. Uit deze vooronderftelling zal
de prys zyn guldens, 37. kruitzers, 2.
fchellingen, of?. Lothonen en 36, 70. greinen.
De Kaldeeuwfche Uitlegger zethec St.
kalm mynen ovtx, w aar van eene 60. Sikels
doed Derhalven zal de prys uitkomen an.
Ryksdaalders en kruitzers, in het gewicht
op 35. ponden, i. once, i.fcrupel, 5>
grein. Een Pont voor 12. oncen zyndegenoo-
Jerem. XLVI . vers 20. ir.
Bi'^Pten ù eene z^eer féoone -ueer^e t de flavhter kpmt, hy komt -vanbet Noordefi.
z J f s bare gehmrden, irt haar midden, ai^ gemefie kahers , maar dte bebben
k h ook ìewendt, tXamen gevlucbt, Ky en hebben met gefiaan : want dt
dag haars 'verderfs is over bengekpmen, de tyd harer bezoekinge.
Eene zeer fchoone veerze is, - dewelke inaile
bare deelen ìs volmaakt, aan dewelke niets
oncbreekcten aanzien vande geftalte. grootte,
evenredigheic- Alhoewel in eenen overnatuurkundigen
zinalle fchepzelen fchoon. volmaakt,
g o e d z y n , namentlyk alszodanigen, hoedanigen
de oneindig volmaakteGOD gewiltheefc,
dac zy zyn zouden.
Eene zeer Jchoone -veerze, gnegelah jephe pijah
, damahs kekalloopismeny by den LXX.
kap. XXVI. ts Egipte. Dus ook Hoz. X.
II. Dewyle Ephraim eene veerze is, gewennet
geerne tedorjcheny zoo ben ikover defchoonheit
van haren hals overgegaan. Virgilius 111.
B. der Landboww :
De Jchooae veerze gaat in groote
Ovidius konfi om te Minnen I. B.
Zy nydig zynde haatte de fchoone koeyen.
Hcrvormin;
Een Vie
B. van de Koei
van de aider-
Schoone koeyen zyn in hec Ooften het vermaak
der oogen geweeft. Der Egiptenaren
Koning Mnevis had belali: het aankweekender
koeyen, omdat hy de Kcei het alderfchoonfte
der beeftenhad gelcoft, apantoon oOraiotatoon
aiiton einai pepißeukoos. c_^lian. Hifi. XI. B.
IO. kap. Homerus Iliad. 2.
De eene koe blinkt boven alien onder den hoop
groot vee uit.
Deze behagelyke SchoonheitderkoeihadCöf^Ä
ten toneel gevoerd, wanneer hy mec den Epikuren
zintwifttte:
Maar in -waarheid, alhoe-wel ik myn zelven
bemin , zoo durve ik echter niet zeggen, dattk
fraaier ben , dan die Stier is ge'weeß , welkt
Europa op den mg heeft gevoert.
Zelfsbaregehtiurden (Egyptenaars) mbaar
midden, zyn als gemeße kalvers, Kai bei vtißbootoi
auteys en autey boofper tnofchoißteutoi
trephomenoi en autey , gnegele marbek. AIwaar
aan te tekenen ftaac dae gnegel marbek
hier hec zelfde is dat by Jerem. LH. is gnegel
da/ab een kalf, dat onder het dorflchengemeft
Word. Want het is uit de Oude Wet bckend,
dat de dorjfchende Os niet zvierd gemmlbant,
boun alooonta ou phimoofeis , eenen darfchenden
OJJe en zult gy niet muilbanden i.Tira.
V. 18. Deut. XXV. 4. by gevolg ftond het
hem vry tot zatheid toeteeeten. DezeSpreekwyze
gnegel marbek komt voor in drie ander:
plaaczen van de H. Schrift aanftonds by ce
brengen. Echter fchynen de LXX. in twyfcl
geftaan te hebben omtrent den rechten zin van
diewoorden. Want i. Sam.XXVllI.
damalis nomas juvenca pafcualis overgezec,
de Nederlandfche een gemefi kalf, Arnos VI 4-
mofchalion ek boukolioon galatheynon, kaheret
uit het midden van de m^-ßal. Malach. IV.
mofcharion ek deßnoon aneimenon, een kalf uii
de banden ontbonden. De Kaldeeuwfche Üverzecting
heefc voor marbek gezet ribka, welk
woord by Kimchi betekent eeneplaats dermejm-
N A T U U R KUNDE.
g t , KciK //'••j'-i'iuint. En by den Arabieren is
rabaca, of ribca eene band of eouw van den
hals der offen afhangende, mechc: welk de Joden
den Os aan eene ftaak ot paal bonden, dewelke
het koorn door hec verrreeden met de
poocen dorfchtte. Deze üitlcgginggeeft licht
aan de plaats, dewelke ftaac Mich. IV. 13.
1 3 8 5
Maaktuopcnde dorfcbt, 0 docbter Zions.
want ik zalazven boornyzer maken, endeuwe
klaeiiwen koper maken, ende gy zult vele volken
verpletteren. Van deze manier van dorsfchenby
den Joden. Syriers, Arabieren, Griekcn,
Komeinenin gebruikhebbe ikcidersmeer
te voorfchyn gebracht.
Jei-em. XL V I II. vers. 6".
Plmbtet, reddet ulieder stielet ende mrdet ah de hejde in de woefljne.
Kagnaroener bammidbar zctttn wy over, ut
myricoe in deferto , -wie ein Tamarisken Staiidtein
in der IVüfle. Oi gnargnar be ftiptel y k betekent
Tamaris , of eene andere in het wild
waiTchende plante, durve ik niet bepalen. Onder
de hedendaagfche gelyknaamige woorden,
dewelke in het Üoften overig zyn , vinde ik
geen daar aan verwand , ten zy men hier toe
zoude brengen der Perzianen ag^ eg, tagh, of
der Arabieren en Türken arafa. Meninzk.
PVoordenb. bl. 5?. 1041. 3239. By aldien gy
de woordoorfpronkelykheit inziet , zoo betekent
het Hebreeuwfche woord eene plante byna
geheel van bladeren ontblood , of die zeer
lichcelyk afv.allen , van de wortel gnarah ontblood
worden, hier van daan^«i2r^?;izr, aldernaakfie
, aiderontblootße. Derhalven zal de
zin van den Profeet deze zyn , vlied haaftig
hier van daan , wel vergenoegd zynde , zoo
gyiieden het leven maar allcen daar van af
brengt: oßtrukc uw zclven maar allcen , verlaataüe
dingen; gelyk als die Syriers, dewef.
ke Samaria hadden beeil eger' t, gevhcht zyn in
de fihemeringe, achterlatende hare tentai, hare
peerden , hare ezelen, het leger gelyk als het
was: ende waren gevloden om bares levens wille.
2. Kon. VII. 7. Hier op doelc die vluchc
der Joden: die op het dak is , cn kom niet a f ,
om let uit zyn hnis weg te neemen. Ende die
op den akker is y en keere niet weder te rugge,
om zyne kleederen weg te neemen. Matth.
XXIV. 17. 18. De LXX. fchynen yoor^Ȁgeleezen
te hebben gnarod, want zy
zetcen de woorden van den Text over efeßhe
boofper onos agrios en ereymoo, wordet als een
wilde ezel in de woeftyne > gnarod betekende?
nen wilden ezel.
Jerem. XLVI I I . vers li. 12.
Moah is udn zyner jeugd aan geruß gemefi y endeh") heeft o^ zyne beffe ßillegde'
gen , ende en is 'van vat in uat niet geledigt , ende en heeft niet gewandelt in
gevangeniffe: daarom is ^yn fmaa^in hem gebleez'en, ende xyn reu^niet verändert,
Daarom, ^et de dagen komen, fpreek,t de B E E R E y dat ik hem vreemde gafien
zal toefchik^n^ die hem in vreemde flaatzen pullen voeren¡ ende '^ne vaten /idigen
j ende haarlieder ßeßchen in ßakken ßaan.
Moft is een onklaar vochc, uit deelen van
verfcheiden zoor t , uytgeeltachrige, wacerige,
ilymerige, aardachtige , dtkke, zoutebeftaande
, door zyne zoete fmaak geroemd. Dac
vocht Word mec 'er tyd klaar gemaakt, door
eene voorafgaande gifting . welke de uitbreidende
kracht der luche veroorzaakt, en de onzuiverder,
dikker, aardachtige, Ilymerige,
fcherp-zuure deelen zonderen zieh af, ookeenige
geeftachtige daar onder gemengd zynde,
naar de kanten en de grond, cn maaken de
droeíTem, de heße uyt, de wp daar boven op
dryvcnde. Jaren lang word dit in dien ftaat gejaten,
ten dele op dat die voche raeer en raeer
klaar zoude zyn geworden, ten dele ook op
dat hcc zelve verbeeterc zondc worden door de
allengskens uir'gewaaffemde zwavel-geeilach.
tige deelen, in de droeffem fchuilende. Ten
voorbeelde ftrekken onze Zwitzerlche wynen,
voornamentlyk de Zurichfche, dewelke ryp
worden, gelyk wy gemeenlyk zeggen, in de
vaten, ße raffen im Faß, en na vérloop van
jaren grooter krachten verkrygen. Doch hcc
gebeurd ook wel. dac de wyn lang op de
moer gelacen, ílyraerige deekjes naar zich
trekten los maakc, en daar door flymachtig
word: het welk, op dat dezelve niet ten ecnenmltoc
lekwyn, verfchaalde wyn worde,
van de moer moet worden afgeftooken, en in
andere vaten overgedaan, waar in eene nieuwe
nederdryving der flymachtige deelen gefchied
zynde de wyn in eenen beceren ftaac
liiiiií word
. m t