i l i ,
S i g l i l i
I ' ..Ji«
J 4 3 Ó G E E S T E L Y K E
Ezecli. XL. vers 30.
Ende daar 'ivaren Doorhuy^en rontom hemn : de lengte ms njyf en tiìfìntig dien ;
end^ de breedte vyf eilen.
Hec Hebreeuwfche woord elamoth zet Hieronymus
Over vefiibultm , een voorhuys, liec
welk ftryd tegeti alle befchryvingen: naderaaal
de voorhuyzcti gezegd worden 50. eilen lang
en i j . eilen breed gcweeft re zyn. Derhalven
worden hier beeter galderyen verfcaan.
Die Voorhuys is te zien in de Grondtekening
vanden TempelPrintblad CCCCXXI I I .
V . VI. by den ingang van de binnewaardfche
Zuider-poorce, lang zynde 25. el ico, breed5.
ellen , namenclyk van de wand der muur buitenwaarts
tegen hec buitenfte voorhof.
Ezech. XL. vers 31.
Bnde hare voorhttyKpn waren aan den buitenßen Voorhof, ooJ^waren'er^almhoomen
aan hare poßen: ende hare o^gangen v>aren 'van acht trappen.
Zeer gaarne laate ik over voor den ervarenen
in de Verborgene en Profeiifche Godgeleerdh'
it om te oordeelen , of die zeven trappen
, längs welken uit hec Voorhof der Heidenen
wierd opgeklomraen tot hec Voorhof
I f r a e l s , toepaiTelyk zyn op zoo vele Tydperken
, Kerken , Zegels, bazuinen, drinkbekers
, donderOagen , in de Openbaring vermeid
? en of deze acht trappen , van welken
hier Word gefprooken , den weg banende uit
het Voorhof ifraels naar hec Voorhof der Prie-
Iterea, becrekkelyk zyn toc die acht trappen
van deugden, längs welken een Gelovige tot de
volmaaktheit zieh bevlytigt? 2. Peer. 1.5-. 6.7.
Voegd by WJJ GELOVE DEÜGD, ende bj
de deugd KENNJSSE , ende by de kenmjfe
MATIGHEITY ende by dematigheit LWZAAMHETT,
endeby delydzaamheit GODZALJGHEIT,
ená by de Godzaligheit
BROEDERLIKE LIEFDE, ende by de
Broederlyke liefde , LIEFDE ( tegen alien )
losgelyks ook, of en hoedanig op de 8. en 7.
o f 15. trappen coepaflelyk zyn die Liedcreti
van 15. Trappen, van Pfalra C X X . af van
elke trap te zingen, voornamentlyk na deBa»
bylonifche Gevangenis ? hec wel k de beíheeden
Leeraars voorgeeven.
Ezech. XL. vers 31.
"Daarna bracht h^ my tot den hinnenßen Voorhof, des weegs ma 't Ooßen, ende
hj mat de poorte naa de^e mate.
Zie vers z8.
Overal is de mate der poorten wel dezelve,
dewelke ook in de Geeftelyke Godgeleerdheic
een evendierbaar Gelove wenfcht Jez. LX- 21.
Uw Volk zuUen al t'zimtn rechtvaardigenzyn.
Nochtans is de Profcet meer wydiopig in de
befchryving van de Oofter en NoorderPoorte.
Van het Ooften verfpreiden de Apoftelen de
Evangelifche Leere, dewelkebinnenkorrentyd
door het gancfche Noorden wierd uirgefpreic.
Ezech. XL. vers 33,
hare kamerkem en hare foßen , ende hare noorhuyxsn naa dex^ maten : ende
zy hadde 'venßeren ool^aan hare 'voorhuy^en ^ rontom henen: de lengte •was'vyff
i g ellen i ende de breedte vyf ende tmntig ellen.
Zie vers a
Ezech.
ì É
N A T U U R K U N D E .
Ezech, X L. vers 34.
' 4 3 7
Bide hare voorhityKßn imen aan den buitenßen Voorhof; ook, mren 'er falmboo^
men aan hare poßen, 'van dexe ende uan gene zyde: ende hare opgangen waren
uan acht trappen,
Zie vers 31.
Ezech. XL. vers 3j.
t) aar na bracht hy my tot de NoorderPoorte ; ende hy mat naa dete maten.
Zie vers 28.
Ezech. XL. vers 30.
Bare kamerkens , hare poßen en hare 'uoorhuyx.en, ook^ had^e 'venfteren rontom henen
^ de iengte was vyftig ellen, ende de breette v j f ende twintig eilen.
Zie vers 29.
Ezech. XL. vers 37.
Ende hare pßen '¡paren aan den buitenßen Voorhof y 00^ waren 'er palmboomen aan
hare poßetij van de^e ende gene zyde: ende hare opgangen wäre» van acht trappen.
iittt woord Elim, het welk Hieronymus geineealyk frontes overiet, heeft hy hier viß^ulu?n, ingaug vértaalc.
Zie vers 31.
Ezech. XL. vers 38.
Hare hameren nu , ende hare deuren waren by de poßen der poorten : aldaar
wiefch men het brand-offer.
T o t hier toe de poorten gezien zynde, zoo
de buicenfte als de binnenfte, en de timmeringen
welke toc dezelve behooren, zoo gaan wy
mi over tot andere gedeelcens van den Tempel
en derzelver" gebruiken. En eerftelyk komt
z i eh voor het oogopdoenby de binnewaardfche
Noorder-Poorte ( Printblad CCCCXXIil.)
tiiilchen de pilaren des ingangs , van weerzyden
de tafcl, eene andere van weerkanten aan
de zyde der dcure, by den ingang zelven, insgelyks
Cwee andere aan de zyde der trap van
wedcrzyden. Üp deze achc tafels moeften de
hrandofferen gelegd worden, om welken tebewaroi
dienftig waren de onderaardfche keld
e r s , hoedanige in hec gancfche Tempel-gebouw
zeer vele waren , en by de grondveft
zelve venfters, of de openingen, door welken
licht aan die kelders verfchaft wierd. Maar
deze t\vee aldernaaile openingen, wierden by
de zyden des" ingangs veranderd in eenepoorcc,
door welke de coegang aanftonds vry ftond en
open cot die onderaardfche voorraadkamers,
alwaar de brandofferen rhoeften bewaard, of
ook gewalTen worden.
Deze Tempel van Ezechiel is wel geeftelyk
g e w e c f t , echter befchreeven en verbeeld ondcr
de gedaance van een iloifelyk gebouw , waar
in de toegang heefc open geltaao van Voorhof
toc Voorhof, van de eene poort naar de andere,
van kamer tot kamer. Deze plaatzing van de
kelder der brandoftcren pall zeer wel op den
LevitifchenDienft zelyen, by welken de brandoftcren
moeften gefacht v;orde» aan de zyde
van den alt aar noorä'waert Levir. I. 11. het ingewant
insgelyks ende de fihenrkelen met water
ge'wajfcben worden vs. 15. Toc welk einde in
Salomons Tempel-gebouw aan de Noorder en
Zuidcr-zyde thien kapere wafcb-vaten waren ^
vyve tcr rechter , ende vyve ter ßinkerham,
om daar in te waphen, wat ten brant-offer
behoort. i. Krön. IV. 6. i. Kon. VII. 38.
Prinrblad C C C C L V . Zeer gemakkelyk zouyyyyyyy
de
•A, '
I p !
, „.f.,-I; , .
¡ ! ! i : -
:,;í;1T'= :
í!1|li Iii