1 4 , j P
i f i r
m
IrS
I- .1,,,.: i
I i
ri
•'üi'fi
tSfi-''.
I i '
M i |
I
T E L Y K E
1 4 9 6 G E E S
i c h n k , waar door zy bcvangen waren, maakc
hy grooter, doordien hy htn van zelf verhaalc
en belyd , dac hy een bevel had van den
HEERE. den GOD des hemels, die de x>ee
en h(t drooge, her valbe land, gemaakt heeft.
i/s. 9. Hy ontkcnc niet, dat hy zelf de gelegendheit
gevende oorzaak van hec kwaad cn
hcc gevaar is. Ja hy geefc zelf raad , waar
doür G Ü D S toorn was re ftillen i/s. 12.
Nemet my op, ende ••^•erpet my in de zee^ zoo
zal de zee fiilk '•j.-orden van ulieden : want tk
"yveeti dat nlieden ot(i mynent vjille deze groote
Horm overkomt. Di: heeft de uitkomlt bcwaarheit.
Zy wilden inderdaad den armen Jonas
wel behoLiden, en veel liever alle andere middelen
by der hand neemcn, alle andere, dan
dezelaatlle, raadneemingen gebruikcn. vs. 13.
Die mannen roeydcn orn bet fchip weder te breugen
aan het drooge, doch zy en konden niet;
want de zee 'jjert boe langer hoe onß¡timiger tegen
hen. Eindelyk , G O D zulks zoo voorziende,
beprocven zy voor het uicerfte gevaar
het uicerfte hulpraiddel, zy voeren uit hec vonnis
door Jonas over zieh zelven geveld. Zy
namen Jona op, en wierpen hem in de zee: doe
ßond de zee fitlle van bare verbolgentheit. vs. 15.
Wie, bid ik u , is hier zoo fcherp vangezicht,
dac hy zien zoudc eenig verband tuflchcn het
uitwerpen van Jona en de fchielyke ftilftandt
der zee? Wanc het onweer woedende, wanreer
de golven als een geordend Krygsleger
den Zeelieden wreede gevaren dreigen, zoo bedaart
niet aanftonds deze beweeging der fchuimende
baren volgens de loop dernatuur, maar
aliengskens, Derhalven vertoont de reden zelve
hec wonderwerk , door winden en wacer verriebt
, G O D deze werkcuigen beftierende.
Maar wy hebben voor om door de oogen van
hcc lighaam en den Geeft die woedende onweder
nader te befchouwen.
De winc, waar van nu gefprooken word,
die groote mach gedolah y vasgc.^ks fngar-gadol,
word van den Grieken genaarad tuphoon,
anemos tvpboonikos , een draai-winc, Hand.
X X V I I . lnsgelyksvandenLatynen7>;}Ä£),
uit eene ontmocting van twee, drie, cf meer
•winden cn derzclver gevecht oncftaan, dewelkeineene,
volwielingen, draaijingen, beweeging
vergaderd zynde vervaarlyke krachten op
de daar ondcr zynde fcheepen, wateren, boomen
laat zien, wegens gene tegenlland in het
iTiiddelfte a fpunt , en de krachten aldaar op het
middelpunt gedreeven. Smäas: ¡vfhoony tu-
Voornamentlyk zyn
deze winden menigvuldig en zeer re vreezen in
de zeenonder demiddellynleggende, milchen
de twee Zonne-keerkringen, tunchen Malakka
en Japan , insgelyks tuflchen Malakka cn
hec Voorgebergte van de KaapdeGocde t-ioop,
en van de Zeeluiden 0^¿^r«c« genaamd worden.
I>laar het leven befchryfc zodanigen Ürkaan
IValther Schnitze Ooß-Indifche Reize, kap.i.
j, Als wy 14. dagen van de Kaap de Goede
„ Hoop, dus zyn zyne woorden uit het Hoog-
„ diiitfch , „ Üoftwaarts aan gezeilt waren,
overviel ons in de Nanacht eene zoo gruj,
welyke Scorm , dat wy ons alle in Doodsj,
gevaar bevonden. WanneOr namentlyk de
,, Winden genoegzaam met een donderend
„ Geluid en grooc geweit (dat Schip en Volk
„ kan verllinden) van alle vier de hoeken der
j, Wereld tegen elkanderen op eene verfchrik-
„ kelyke wyze begonden te ftürmen, hetwclk
), de ervaren Scheepslieden een Orkaan noe-
„ men. De vervaarlyke Winden vielen tege-
„ lyk van den Hemel op ons n:iet groote kragt
lynrecht neder, waar door de onftuimige
,, Golven gelyk als gedwongen zigh noch op
„ noch neder konden beweegen". Doch als
„ deze gevaarlyke Winden aan de eene of an-
„ dere zyde der Wereld uitbarften, zoo noe-
„ men de Zee-vaarende dat eene Staart des
„ Orkaans, Als dan breeken de Winden mec
„ een verfchrikkelyk geweit door , endebruis-
„ fende Zee-golven ftooven hemels-hoogte:
„ doch het Schip geraakte in het uiterfte ge-
, , vaar, gelyk ik zelf heb ondervonden. De
„ donderende Winden vloogen in den beginne
„ rondom het Kompas: hielden geen rechte
„ ftreek, en vielen op ons met gfoot gewelc
„ byna uit den Hemel neder. De Zeilen fcheur-
„ den aaa flarden, en vlogen by ftukkeninde
j, Lucht. ' De Zee , dewelke van te voorea
„ zeer bruifchtte; was ons gelyk vlakeneffen:
„ doch fcheen ons Schip te zinken door de
„ fterke van boven nederftortende Winden,
„ dewelke 200 geweidig waren , dat de een
„ nauwelyks de woorden van den anderen kon
„ verftaan, of hooren. Ons Schip wierd ge-
„ hcel op eene zyde gelegd , waar door hec
,, Boord en Zyden meerendeels onder water
„ raakren. —Ondertuflchcn maakten-die gruj,
welyke winden eene opening , en dreeven
„ mec een onbefchryfFelyk gekraak en Gedon-
„ der van het Wellen naa hec Ooften. Aan-
„ ftonds fcheen de verfchrikkelyke Zee mec
„ hare razende Golven tot aan de donkere
„ wölken o p t e klimmen, doch ons Schip viel
„ weder een weinig naa beneden, enwywier-
„ den afgryzclyk op en neder geflingerc en ge-
,, worpen. Ondertiiilchen namen wy becer
,, moed, doordien de donkere nacht oVerging,
„ en de lang gewenlchte Morgenftond weder-
„ om aanbrak : of fchoon de woedende don-
„ der-winden zieh noch verfchrikkelyk liefen
,, hooren: doch echter bedaarden zy zieh zeer
,, gemakkelyk , en vcranderden zieh op den
„ middag in een verdraagzaam weder. De
,j zwarte Wollten verfpreideii zieh , en de
„ Wint en Zee wierden ftille De Orkaan
heeft 00k Jona en zyne reisgezellen met zoo
een grooc geweit aangegreepen , dat het fchip
dachte te breeken, haamjah hiflcbah lehiflaber,
het
lAJi i)f r,.
I o n . t'ap. n . V, .
CVlus loJi.b.
ItSjTjt. Cnp. n . p. i.
J.ir.Ttiii: W/v.