N A T U U R KUNDE.
uic blykt hec, dit phethajeh, eHrw gevoegelyker
word uitgedrukc door dikce , nademaal
de breette niec vaii 6. raaar van lo. eilen zoude
zyn.
Dog ongetwyfelc verftaat de Profeet Babyloniiclie
eilen , dewelke by Herodotus maken
eene gemecne eile en 3. duini , of -i. van eene
eile, ßy aldien deze eilen Griekfche zyn geweeft,
ZOO zai eene Habylonifche eile uitleveren
1328^. declrjes van eene Paryfche voec in
144,0. deelen verdeeld. Derbalven zoude de
hoogre van ons grooc Standbeeld geweeft zyn
97. en 7ÌU. en de dikte van 9K7I. Paryfche
voecen. Dat beroemde Standbeeld van Rhodus
is 70. gemeene eilen hoog geweeft , dewelke
gcnomen voor 1070. deelen geven zullen
IOOTÌ?;. ZOO dat het Standbeeld van Nebucadnezar
omtrent drie voec kleinder is geweeft
dan dat van llhodiis, hec welk Chares
Lindius, leerling van Lylippns , in 12. jaren
ten kofte van 300. Talenten uit de fchac van
Demetrius had opgemaakt en bearbeid. Waar
van Plinius XXXIV. ß, 7. kap. de ter nedervallingdusbefchryft
: „ Dat Beeld na het LVI I .
, , jaar door eene aardbeeving ccr nedergeftort,
„ is zelfs op de aarde leggende coc eene ver-
1 4 ^ }
„ wondering geweeft. Weinigen waren 'er
j) die deduim van hec zelvekondenomvattcn.
„ De vingers waren groocer , dan de meefte
,, Standbeelden, zeer overwyde holtens onc-
,, ilooten zieh de ledematen van een gebrooken
,, zynde, van binnen wierdengezienoverzwaare
,, Keyfteenen „. Volgens het getuigenis van
Zonaras in hec leven van Conftans, neve van
Heraklius, zoo hebben de Saracynen mec de
brokken, aan eenen Jood van Emeflaverkogd,
900. Kameelen beladen, cm welke reden Aöi«
ßus Scient. Math. kap. 7. §. 7. hec gehele gewicht
op 1080000. pondenfchac. Noghooger
dan die Rhodifche is dat Standbeeld van Nero
geweeft, door Zonodorus Gallusgemaakc, als
geweeft van iio. voeten. Naderhand door
Vefpaiiaan aan de Zon toegewyd. Plinius
X X X I V . ß. 7. kap Suetonm in Nero^.ka^.
in Feffaßaan 18. kap. Doch deze allen zoude
overtroffenhebben, hadhetteruitvoergebrachc
geweeftj hecwerkftukvanZ)/»oi'?'iZiiJ, dewclke
aan Alexander den Grooten een Standbeeld be«
loofd had van den geheelen berg Athos, in
wiens linkerhand eenci gehele Stad zoude zyn,
en in welkers rechterhand alle de wateren van
den berg moeften te zamen vloeyen.
Dan. III. vers 17.
Doe 'üergaderden de Stadbouders , de Overigheden, ende Land-voogden, ende de
Raadsheeren des Konings , de^e mannen beutende, om dat het umr over hare
ligchamen niet gebeer [cht en hadde, ende dat het hair hares hoofds niet verbrant
en 'was, ende hare mantels niet verändert en waren: ja dat de reake des vmrs
daar door met gegaan en was.
B y aldien eenig Gefchiedenis-verhaal ons in
de Heilige ßladeren by de hand geleid tot de
kennifle van G O D , hec oneindig volmaakt
W'eezen, en ons aanfpoorc cot lielde, vreeze,
vercrouwen op G O D, zoo is het zekerlykdit
verlual van de fchadeloos bewaarde medgezellen
van Daniel m het midden van eenen aldergloeyenften
oven. Door vuur moeft, gelyk
ten tyde van Elias, G Ü DÖ heerlykheit beweezcn
worden , de afgoden befchaamd gemaakt;
daar vuur van den hemel vallen in tegenwoordigheit
van driederhandeonderzoekers
of proefneemcrs , en het öfter verteeren; hier
moeft hec vuur G O D S zoonen fparen, den
vyanden verilinden. GOD wilde alhier, en
daar, door wonderwerkententoon ftellen, dat
hy de Heer is en de Schepper van hec vuur,
de Geever der Wetten in de wereldingevoerd,
dat van hem afhangd derzelver enbewaringen
opfchorting, van zyn wenk, gelyk de gehele
natuur, zoo ook de werking van deze alderroofzuchtigfte
hootdftofte. l)aar wierd gehandelt
over de aanbidding van het gouden Beeld
van zeßig eilen, op Neducadnezars beve! opgerecht,
over de aldergeftrengfte ftraf vaft te
ftellen regen die geae , dewelke des Konings
bevel niec zouden gehoorzamen, en wel eene
zodanige, dewelke kon affchrikken ook die
geencn, die de alderkloekhertigfte waren, en
eene geveinsde godvruchtigheit aanraden. Ztfff
gylieäen het niet en aanbid, ter zdver ure zuU
gy geworpen -worden in het midden van den oven
des brandenden viiun. vs, i f . En wie, voegd
'er die fterffelyke God der ßabyloniers by,
IS die GOD, die uUeden uit myne banden verlojfen
zoude? Laacons zien, of ulieder G O D
het beftier over de Babylonifche heerfchappy
heeft, ofik? wie zoude hec vuur, opmyn bevel
ontftooken, machtig zyn uit te bluffchen?
Daniels medgezellen, fchoon ten vollen overreed
, dat zy op onteibare andere wyzen door
den G O D Ifraels uic Nebucadnezars handen
zouden können verloft worden, zonderdatzy
in den brandenden oven re werpen waren, zoo
blyven zy echter vaft by de ftelling van dea
Koning voorcgebracht: vs. lö. iVy en hebben
niet van nooden u op deze zake te antwoorden
vs. 17. Zal 't ZOO zyn, onze GOD , dien wy
eeren is mächtig ons te vcrloßen tut denovendes
brandenden vnurs , ende hy zal ons mt utve
hant,