N A T U U R
het fchip dachte, ofmeendcy gebrochen te ivoràm
, of vergruiß te'Worden, topïoion ekinduA
neue tou fnmribeynai. Naar de letter fcliynen !
aan hec fchip zelf gedachten toegefchreeven |
te worden. Zoo zeggen cok de Franfchen la
navire fe penfa rompre. Abarbaneî verftaat dit
van den Zeelieden zelven, als of zy in zodanigen
dringenden nood raad gepleegd hadden
cm het fchip op ftrant te zetten, of het tegen
allerley voorkomende klippen aan re houden,
zullende miflchen door zwemmen hec leven
daar af brengen. Alhier zoude ik, by aldien
K U N D E . 14 9 7
de tyd en de bekrompendheit van de plaats
zulks toeliet, eenige dingen können bybrengea
van die alderhevigfte Zuid-Weile-Winden,
dewelke in de indifche Zeen bulderende golven
tot het Geßernte toe b p a ( by aldien hec
ZOO te fpreeken is geoorlofd) opbcuren, namentlyk
in de winterfche maanden van April
tot September: van den Olifant eene Storni op
de Kuften van Bengale: van die Water-pilaren
, water-optrekkende Hozen, Sporns , de
wind zieh by eenhoopende opryzende.
P R I N T B L A D DGL.
t>s H E E K E m hefchikte eenen grooten -vifch om fom in te fiokken: ende f o m
<¡vas in des 'vißches ingewandj drie dagen en drie nachten. Jona I. vers 17,
Navorfchers der geheimen van Natuur!
Koomty nadert hier: haalt vmr uit SCHEUCHZERS vmrt
En poogt 's Mans fpoor grootmoedig in te treeden:
Hy maakt u weér een reeks verborgentheden,
In dit Tafreely zo fraai van konfl, gemeen...
fVie e'venaard' 's Mans geeß ?^¡^zelf aíleen.
MAtth. XIL 40. Word Jonas gezegd geweeft
te zyn en tey koilia teu keytous.
wy zecien het over in venire Ceti, im Bauch
des Wallßfches: alhier moec aangemerkc worden,
dat hier geen of andere groote
Zeevifch Cetus eigentlyk zoo genaamd kan
verftaan worden , hoedanigen gemeenlyk in
het Noorden word gevangen. Deze viflchen,
alhoewel zeer groot van gevaarte, hebbeneene
zodanige enge opening van iceel, dat dezelve
nauwelyks den doortocht aan een raenfch zoud
e können geven. ja nauwelyks aan een arm,
getuige is Kolb Befihryving van de Kaap de
Goede Hoop bl. ipb. loy. Van groote zaken
worden doorgaans groote logens verfpreid.
Ons gemoed namentlyk , eens door verwon»
dering zynde ingenoomen, weet overaardig de
denkbeeiden van de grootheit der dingen tevergrooten
en te vermeerderen. By de onwaare
geruchten van de Walvifch moet getelt worden
hec gene wy leezen in Dionyßus Periegetes
vers 605.
Pollaki d' an kai neya ßtn autois andraßneyos
Keina katabrooxeis teraata.
Prifcianus hec vertalende:
Want zy zyn gewoon te gelyk het Schip en
de menfchen in te ßikken.
By Feßiis Avienus:
Aanßonds zweigen deze door de keel de kielen
zelven, en terßond omwinden de zeegedrochten
de zwemmende gedrochtcn.
Het welk Homerus van het Zee-monfter
Scylla zelf niec bceft dutven verzekeren, niet
tegenftaande ook hyeeneDichtkundigevryheid
heeft gebruikt.
Men moet wel aanmerken, dat het woord
Keytos, Cetus gemeen is aan alle viflchen de
welke van een overgroot gevaarte zyn, en on •
der de benaraing van Cetacei voorkoomtn. In
onzen zelven Text word 'er geleezen dag gadol,
keytos megalon, pifcis magnus, een groote
vifih: derhalven zal hec geoorlofd zyn en vry
ftaan ora uic hec geflachc der groote Zeevisfchen
eene zodanige te zoeken, welker bekopfperring
zoowydi s , datdezelvey^w^jheefc
können inflikken. Daar eoe bied zieh zelven
aan, en doed zieh voor by den meeften uitleggeren
de Hond Carcharías of de Lamia van
Rondelet en anderen, Gefner. Aquatil 104. Aldrovandus
van de jhßchen^ 379. Wtlloughby
Jchthyoi 47. The -white Shark, Meer-oder
See-Hund, Zee-hond. Keytos entoisalkimootatois,
megethei megißos. De Cetus is onder de
alderkloekile in grootheit de aldergrootfte.
Thanns Hiß. I. tì. 8. kap. TiburonbyMarcgraaviüs
en Franc. Hernández, welke wy op
Printbl. XV. Iiebben doen affchilderen: lamia
n wegens de overgroote bek-opfperring. Oppianus
1. ß . Halieut. fs. 370.
dufantea chafinata lamneys.
de rampfpoedige bek-openingen van de
Lamia.
Deze ontmoet men byna in alle Zee, in den
Oceaan , in de Middelandfche Zee , welke
onze Profeet zelf in perzoon beploegt beeft,
0000000» iq