1374 G E E S T
Onder de naara van Herte komt hier niet
voor het werktuig eener oneindige konft zclf,
zeer bekwamelyk by eene watcrpomp tc vergc-
• lyken, door welker hulp hec bloed tot de alderuiterftc
vaten van htt Irgchaam word voorcgedreeven}
rnaar hec herce word genomen, gelyk
eiders in de H. Schriften, zoo ook alhier
voor de zetel der zielen gemoeds-driften, alhoewel
deze eigenclyk hiiisveflcninhecgemoed
zelve, maar lüt de harflcnenaanftonds vloeyen
in het voornaamite rad van hec ligchaam,
her herte, en van daarhecgeheeleligchaamtot
onevenmatige beweegingen aanzetren. Dit verftandig,
by aldicn het zootefpreeken vry ftaat,
herte, dezieldes menfchen, met deffelfsalderbinnenfte
fchuilhoeken , verduifterd vcrftand,
bedorve wille, is urgUßig, bat heia hey kardia,
bedriegt zieh en anderen, ja arglißigbovenalle
dingen, de winkel van bedrog, hem zehen hedrtegende
Gzl Vi. 3. Dodelyk, bekwaam cm
door elke , zelfs de alderzachrfte wind, even
alseen weerhaan omgedraaid, door allerleiverzoeking
gevangen , tot dwalingen en zonden
verleid te worden : de argUftigheit, dikwyls
eene ingebeeide , brengd den menfch tot hovaardy,
tot een al tc ftout betrouwen op zieh
zelven en zyne krachten , maar de zwakheit
zelve en elendetothetjammerdal, enwanhoop.
Een doortrapt , een liftig menfch fchynt zieh
zelvcn in alles behaaglyk , allen gelyk , niemand
ongelyk te zyn ; daar in tegendeel een
kleinmoedige zieh zelven in alles mistrouwt.
Geenen fchynt een molenfteen ligrer dan eene
veir, deezen eene veir zwaarder dan een molenfteen.
lien mcnfch derhalven, die zieh zelven
de naafte, het kend it zehen zieh zoo wcinig
ter harte neemt, dat hy genoegen fchept
cm byna in eene geduurige biiiten het middelpunc
zynde gefteltheit te leeven , en veel licver
alle andere dingen , dan zieh zelven te
kennen , geeft gelegendheit tot de vrage van
G O D zelven gedaan JVie zal het kennen? tis
gnoojetai aulon, den menfch? waar op devra-
E L Y K E
ger zelf antwoord geeft: Ik de HEERE
de alweetende, de aiderheiligfte, de oneindig
volmaakte, en doorgfonde het herte, en proeve
de nieren. Egoo KUR 10 S etazo'on kardias
kat dokimazoon nephrous. Ik die de nteren en
het herte fr oew, Jerm. XI . 20. Ik ziende de
nieren en hethtrte, Jerm. XX. n . Die her'
tenennierenbeproeve, Pf.VII. 10. AanGOD
zyn bekend niet alleen alle de kleinfte vaatjes vaa
het ligchaam, maar ook alle de binnenfte fchuilhoeken
der gedachten, dewelke zelve hier door
nieren en herte moeten verftaan worden. Dit blykt
uit de belydenis van den ftervenden David
I. Krön. XXVI I I . 9. De HEERE doirrzoekt
alle htrten, ende hy verßaat al het gediehtzel der
gedachten. Dat meer is, G O D gelyk hyecn
alwcetend ondeezoeker is, zoo is hy ook alder.
rechtvaardigft, gevende eenen igelyken naar zyne
wegen , naar de-vrucht zyner handelingen;
tou dounai hekaßoo kata tas hodous autoit, kai
knta tojis karpoas toon epiteydevmatoon autou.
Volgens deeze aldervolmaakfte wetten van de
hoogfte gerechtigheit oordeelt G O D de rede
alleen niet door GODS woord verlieht, maar
elke gezonde rede buicen de palen der openbaring
geftelt. Hy zoude niet volmaakt zyn,
by aldien Hy niet rechtvaardig was. Hoordc
Siuitreden van den Pred^ker XII. 14. GOD
zalyeder werk in het gerichte brengen, met d
dat verborgen IS, 'tzygoed, of^ 't zy kwaad.
Deze grondwaarheid, gelyk die den godloozen
is tot fchnk, wien in den laatften oordccl«
dag het momaangezicht zal afgerukt worden,
zoo is dezelve den godvruchtigen tot trooft.
Die Phrygiers zullen te laat wys worden , die
bedriegelyke en ftoutmoedige Toorenverwionaars
zullen de al te groote vertrouwendheic
op zieh zelven , en die te vooren elendig waren
en vrecsachtig de kleinmoedigheit erkennen.
De Eikenboomen van Bazan zullen ter
neder geworpen, maar het gekrookte riet op.
gerecht worden.
Jerera. X V I I . vers ir.
Geljk em 'velthoen ejeren vergadert, maar en hroet^e niet uit, «/<ot) ts hj die rjlc
dorn 'vergaäcrt, doch niet met recht: in de helft zjner dagen hy dien motten
'vertaten i ende in z'^n laatße een dwaas zyn.
Zie . XXVI. vers 20.
Jerem. X X I I . vers 14.
Tfie daar ^eid : I{ mj een ^eer hoog hítys boumn, ené doorluchtige Opperx^-
len: ende hy homvt x.ich venfleren uit, ende het is bedekt met ceder, ende aat^
gejireeien met (a) menie.
(a) Dcxe eene loo« van veiwe ftelt hy íq pUats van alUn.
Jojakim
N A T U U R KUNDE.
yajakm Word tot misdaad gerekcnt de vcrwaandhcit,
welke hy vcrtoont had in het bouwen
en oppronken der paleizen, en dat terongelegener
tyd . de Ryksthroon had hy beWommen
, niet gelyk zyne Voorzaten , Damd en
Salm» , dewelke volftrekte Heeren gen'eeft
zyn. Hy hong af yan Pharm, en by aldien
hyovcrvloedig gelt heefrgehad, zoo kon hy
dat bcfteeden in dejaarlykfche Schatting te beulen.
Hyhadzjnhms, füas, gihoilmdmet
et^mchügbeit , ende zyne cfperzalen mn onrecht:
ztns,Maliern dienßgebrmkttehy omniet
mdtgaf her/!zjnarkidsloon niet, vers 13. Het
Volk, door anderejammerfpoede n magtcloos,
raoeil den Dwingeland zweet en arbeit leenen
gelyk delfraeliten aan den Koningen van
Itomde Naaldzuilenopteboilwen. Hyzeid-
Ik zal my een zeer htog hu)s bou-jien , baith
mddoth, oikmfummetnn, een hms-aan niaatm,
gemeelen, een zeer groot gebouw, volgens
de alderwelgeregellle wetten der Bouwkunde,
nacnwkeimg naar de inaat gefchikt, en doorhchtige
Offrrzalen, daar de winden können doorwaeyen,
httpenaa rhipifla, gemakkelyk in de
hitte der Zomer; hy batmd zkhvenfleren tut,
uit het heilig Huis zelf, gelyk zommigen het
verklären , «raar doorhy eene fehnkkelykcheiligfchennis
zoude bedreeven hebben. Hoedanige
op dien tyd dtze venfters geweef tzyn, of
van glas , of van wit doorfchynend gelleente ,
of alleenlyk met tralien, ftaat alhier nietteonderzoeken
Boogsayze ver-jlnifzek maakt by
man Ceder, enfchildert het met menie: exulaanenaenkedrao,
kaikechrismena en miltoo. Alhier
korat voor het woord fibafchar, cn word
overgezet Ara/iir, Mmium, Minien, Menie.
Zoo ook Ezech. XXIll. 14. Ziende gefcHliird!
mannen aan de aandt, beeiden der Kaldeeuwen,
gefihilderd met menie. Of hier moet
verltaan worden rermiUoen eigentlyk zoo genaamd,
het zy van zelfs voortkomende, cfgemaakt,
«f»tdüorkonil:bcreid, ofandereroadeverwc,
milTchienvan fefar, ofverwenvan
alle zoort, waar mede de muuren zyn befchilderd
geworden, ftaat noch in verfchil. Ditis
zeker, dat cudstyds de menie verwe zeer hoog
geacht en by heilige gebruiken is gebeezigtee .
weeft. Ey r,rg,fins i! Fan ^^
Raod van de bhedige wilde ulier-bezien en -vah
de menie.
By Faufanias in Jchaids is Bacchus Beeld
uitblinkende door vermilioen. PliniitsXXXWi.
B 7-,kap. hetBeeldvanJupiter. ycrrinsteù
op òehryvers, men men moet gehyaen, dat het
mngezteht van het beeld zelf van Jupiter op
teeßdagen met Menie wierd beßreeken, en is
htchamen der zegepraalenden: dat Kamillmop
die wjze hadgezegefraalt. Welke zelve Schrvver
de eerfte ultvinding van de Menie met Theo,
phraftus brengd op het 240. jaar van Romena
Opboow. Onze Latynlchc, dewelke M«.
jcbarioot J/iio/iijoverzet, isveel eavoarrood
kryt dan voor vermilioen, datcok Militi vord
geioenaamd. Diostoride! V. B. iii. kap
Die Vermaioen Menie Word het aldermc'effi
gepreezen, dewelke zwaar is en dik, naar
„ delevetkleur hellende, zonderfteenrjes, een-
„ klenrig als zygezniverd word zeer vloeibaar
„ inde cntbinding , (;offmeltingj. Dezelve
„ word uitgegraven in Kappadocie , uit zom-
,, mige onderaardfche groeven; en gezuiverd
„ zynde gebracht naar deStad Sinope, alwaaf
„ zy verkogd word, en waar van daan dezel-
„ ve de toenaara heeft verkreegen „. Theofrallus
: kai ta Sideyreia ecbei milton enz, En
Stdereia beeft mente enz. Fünius XXXV. B. 6.
kap Sinopis, roodkryt, menie, is eerfldykge-
•vonden m Vontus, van daar de naam van de
Stad Smope. Andere bewyzen bewaarik voor
myn Woordenhoek van de üitgerraven Vingen
handelende.
J e r e m . X X 1 1 1 . vers 9.
^amamde dt Propheten , myn herte word in myn bimenße reh-oUn, alle mm
beenderen hweegen ^ch ; iiben als een dronken man, en als een man dien di
»J« te boven gaat : va« mgen den HE E U E , ende van wgen de morden
^er heüighett.
Jeremias vertoont zieh geenen Stoicyn • de
verdorvendheit vanden H. Dienft in zyne dagM
gaat hcm ter harte en maakt hem bekomnierd;
ook wekt dezelveop de brandendeyver
voor G O D S Eere, vergezeld door eene heilige
droefheid en verontwaardiging. Dochdeze
zelve gemocdsneigingen worden in de ziel
nietbeperkt, zytreffcn, gelykzygewoonzyn,
" « ligchaam zelv. Myn herte mordin mynbin-
'¡^ß'S'braoten. Simetribe, hey kardia mouen
-mi. Doordefmertendes berten word degeefi
'verßagen Sprmk. XV. 13. Door zoo grootö
droefheid word hy aangedaen, dat.het.weinig
fcheelde , of de levens-bron zoude vaneenzyn
gefcheurd, het bloed in de bedden vanhetherc
op eengehoopt zynde. Alk myne beendere» bewegen
zieh, afaleutheypantii ta ofla mou, als
uit bare zitplaatzen bewoogen. De beenderen
zyn verbryzeld (vernederd) Pf, LI. 10. zvm
gedacbtenverfcbriktenhm fBelfazar): de banden
zyner lendenenwierden los, ende zyne knien-
1. Dan V. 6. Nai
.
Ì