il r
' l ' i ;
E E S T E L Y K E
1 4 1 4 G
kan niet onbekend zyn , dat Spanje oudstyds
zeer overvloedig heefc voortgebracht die dingen
, dewelke toc levens onderhoud nodig zyn,
na hec ontdekken der overrykc Amerikaanfche
gout en zilvermynen oobevolkt is geworden,
zoo dar van de beroemde gout en zilvermynen
by PUmus X X Xm. B. 6. kap. vermeld, hedendaags
naauwelyks de pUacs en naam overig
is. Dus fchryfc hy : Hei alderfchoonfie ziher
word tn Sj>mjegevonden. Hei is wonder, dat
in Spanje de myn-eroevcn door Hannibal begonmn
mg duuren, hare nammvandennitvinders
'voerende. Oneier welken Bebelo genaamd word
dat dagelyks aan Hannibal 3 00. ponden verfchaft
heeft , tnaar m duizend vyfhonderd fchreeden
in den uiigegraven berg heeft. Ook rocmt
Agricola de vet. et nov. metall. bl. 405. de Pyreneefche
bergen als zilvei-ryke. liet weikgemakkelyk
naar Tartejfo kon vervoerd worden.
Ook zegdmen, dac de mkt Guadalquivir zt\-
ve uit eenen zilverberg ontfpringt, en dat 'er
doorgaans aan derzelver oevers, gelykookvan
d ü T a a g , gout, zilver enkoper-aderengevonden
worden. Twintig Stadien van nieuw Karthago
, hedendaags Kartagena. gebniikten de
Romeinen , Spanje overmeeftert hebbende ;
duizend menichen in eene ryke zilvcrmyn
waar uit zy dagelyks 2J000. drachmen haalden.
Ja dat 'er gravers zyn geweeft, dewelke
in drte dagen tyds een Eubeefch Talent, of
80. Romeinfche Ponden hebben opgegeven.
toont, MitLwitisyVillalfandus l\\. , II.
D. 371. bl. Dat meer is . zoo overleveringen
geloof verdienen , zoo hebben de Pyrencefche
Bergen aan alle meraal-mynen de ecrfte oorfprong
gegevcn, en hebben dezelvc den naam
verkreegen van het vaur, pur, het welk door
de veehoeders ontftooken zynde de bolTchen
zoude hebben aangetaft, eene zoo hevige brand
daar op gevolgd zynde , dat gehele beekjes
van gefmolte zilver van de bergen zoude hebben
afgeftroomt. Voornamentlyk willen zy de
Betifche Provmtie, dewelke Andaluzie en Gr^-
»iii/einzichbegrypt, zilver-rykroemen. Waar
uit blykt, dat voor Tyrus geaoeg is geweeft
het zilver uit 'lartejfo, gelyk hedendaags oi^ervloedig
voor denSpanjaardenhetgoutuit Amerika
is.
Meer werk is 'er vaft aan het tin, of wit
loot. By Pliniiis IV. B. zi. kap. worden vermeld
Eilanden tegenover Celtiberien gelegen,
door den Grleken Caßterides genaamd-wegem
de vruchtbaarheit van tin , of wit loot, dccli
daar van is hedendaags niecs zekcrs. Daarword
ook tin gevonden in Portugal en Galkcie Velgens
Pltnius XXXIV. ß. 16. kap. en aan de
oorfprongen van de rivier Guadalqmvir Icot
veel zilver by zieh hebbende, het welk de Ouden
gemakkelyk voor wit loot hadden können
genomen hebben. Maar ook is het vry re gis-
Ten, dat de Tarreflanen hun wit ]oot gekreegen
hebben uit Engeland , welker äderen in de
alderoudfte tydenzynbekendgeweell, ennoch
heden in weezen zyn , en dat derhalven het
Wirte Joot, naar Tyrus gevoerd , geweeft is
Engelfch Tin door de gehele wereld overberoemd.
' Het yzer aanbelangende valt gene zwarigheit
te beantwoorden. Dit metaal is byna in
alle Provintien van Europa, enal van overlang
is Bilbilis in Spanje wegens het yzer geroemd
geweeft. Aan dat gedeelte van Btskaje, daar
de Zee legen aanfpoelt, is een hoge enßeileberg,
het is ongelooffelyk om te zeggen, die geheel en
al van die ftoffe is. Plmms XXXIV. B.
kap.
Even alleens is het met het ioöi, namentlyk
het zwarte, waar van Biskaye overvloeid. Pltnius
X X X I V . B. 16. kap.
E z e c h . X X X V I I . vers 13.
favan , Tubal, ende Mefech , die waren um Koo^lieden; met menfchen Rielen
ende l^o^ere vaten, dreeven zy onderlingen handel met u.
Doorgaans komen in de H. Bladeren zamengevoegd
voor tubal en Mefech, buiten twyfel
nabuurige Volkeren. De L X X hebben voor
Thoubal vamejech in haré Overzetting kai hey
fumpafa, kai te parateinonta vciñaínda Gúekenland
en de aangreníTende Landfchappen.
Doch het is waarfchynelyker, dat Tubal en
Mefech zyn die Morkovitea en Tibarenen die
by een gevoegd ook geleezen worden by Herodotus
III. B. 94. kap. Volkeren woonende
díchc aan den berg Caucafus , nu Kaukafes,
tuíTchen de Kafpifche Zee en de ZwarreZeej
doch dat Javan Griekenland is. Aan Jofefus
behagen de Iberitrs, hedendaags Georgiers ,
nabuuren van de Mingreliers, en de
dociers.
Deze Griekcn , ende dic hedendaags Georgianen
en Mingrehanen genaamd wordcn dreeven
koophandel met menfchen zielen, pzuchas
antbroopoon y ende kopere vaten, fkcney chalka.
In voorige tyden wierden de Griekfche lyfeigenen
zeer hoog gefchat , alwáarom Atojfa,
de Gemalinnevan Darius, harén man had aangcraden
veel lie ver den Grieken te beoorlogen,
dan den Scyten , op dat hy gelegendheid zoude
hebben om de Perziaanfche flaaven te brengen
naa Sparte , Athene, Korinthe, Argos,
het welkmen leeft by Herodotiis III. B. 134. kap.
£
N A U U R
Het Griekfch rrn Negroponte, voornamentlyk
de Stad van dien naam leverde overvloed
van koper uit , welke Stad ook zelve
aan het koper, chalkooy oí den naam heeftge- ren > oí van het koper den naam voert.JrráítJ
B. Chake, eene Stad tn het gebied van Larife,
fchynt de naam ' '
vonden te hebben.
n de '.n ge-
In het veld van hilantum,
het welk boven Chalcis isgelegen, is,
gelyk Strabo fchryfì, een -wonderlyk vermengd
metaaì van koper en yzer geweeft, hetweìkmen
niet leeft, dat ooit ergens gevonden word, Agricola
Vet. et Nov. Metal. II. B. bl. 409. Men
kan ook leezen in de Reisbefchryving van
ffheeler naa Athcnen III. B. bl. 547. dat 'er
eertyds ryke metaal-mynen aan het Sunifch
Voorgebergte geweeft zyn. Voorder hebben
de Grieken overvloed van yzer gehad.
W a t d e Menfchen-koopmanfchap, Slavenhandel,
betreft, locpìi^dykopTubaleaMefech,
K U N D E . 14 , 5
,het is bekend . dat dezelve al voorheen gemeen
is geweeft by de naaft aan de Zwarce
Zee gelegen land-bewoonders. Horat. I. ß 6
Brief.
De Kouing dei- Kappadociers ryk inßaven is
arm van koper.
Polybins IV. B. van de Landftreeken leggende
aan de Zwarte Zee, Pontus Euxmns,
zegd dat zy verfchaffen eetie menigie van ligchamen
tot flaverny gewend. Koper gaven de
Moßnoecen {van welken miiTchicn der Hoogduitfchen
Mefing , wy Zurigers Mofch) en
dat alderblinkenft en alderheldcrft , Ariftot.
de Mirabil. II. B. In dezelve landftreekwoon-
. den ook de Chalybes, die aan het Staal, Chalybs,
den naam hebben gegeven. Door deezett
is het yzer het aldereerß voortgekomen en bewerbt
, Ammianus MarcelUnus zulks verhalende
in zyn XXI I . Boek.
E z e c h . X X V I I . vei-s 14.
Vit den hui^e 'uan Togarma lenjerden zy perden , ende mßeren , ende muyl-e^eb
mve merkten.
Togarma is geweeft de Zoon van Gomer.
neef van Japhet Gen. X . 3. DciTelfs Afftararaehngen
woonden aan het Noorden van Paleftyne.
H e t gezegde blykt uit Ezech. X X X VIII. 6.
Gomer , ende alle zyne benden; het huys van
'Xogarma, aan de zy den van 't Noorden, ende
alle zyne benden : vele volken met tu Edoch
wy, den Tomargiten zullende opzoeken, behoeven
geensfins tot naar den Scyten en Tartaren
op tetrekken, nadeniaal die binnen Tyrus.
geenenoch in Ruüand, noch in Tartarie
voorkoomende muyi-ezels , gebracht hebben :
daarenboven komt Duicfchland ook niet gerekent
te worden, gelyk de Kaldeeuwfche Verklaarder
wi l , nadcmaal de Tyriers met den
Hoogduitfchen gene gemeenfchap gehad hebben
, ook brengd Duitfchland gene muilezels
voort. Nader by koxnt Frygie^yjofefas, noch
nader Kappadocie, het welk Bochart Phaleg
III. B. 11. kap. op vele redenen grondveft.
De Kappadocifche peerden zyn krachtig zeer
geroemd geweeft. Van dezelve heeft Neme-
Jianus, dat zy alle hoedanigheden van eeo
fchoonpaard, welkehyopcclt, hebben. Oppiauus
Cyneget. I. B. „ Dar zy dwars door le-
5, gerbenden henenbooren, wreede dieren noch
„ vyandelyke legerbenden ontzien, maar door
3) eene onverwinbare borft lemmen,,.
Deze zelve paarden zalmen geroemd vinden
by Dionyfius Periegetes vers 973. by Solinus in
het kap. van Kappadocie. Claudian. in Ruffin.
II. B. Ißdor. Origin. XiV. ß. 3 kap. Abfyr-
Uis kap. IIJ-. Strabo XI. B. alwaar men leeft
dat de Perzianen alle jaar içoo. paarden als
eene fchatting .van den Kappadocters hebbea
oncfangen. En een naamloos Landbefchryver^
dewelke onder Conßantius heeft geleefd, nocmd
deze Kappadocifche peerden goddelyke dieren.
Des beeren kudde, de 7. Wec in het Codex
van Iheodoßtts de Greg. Dominic. beftond uic
zodanige peerden, dewelke den Keizer alleen
maar ten dienft ftonden. Met de dood bekogt
de Burgermeefter Eutropius, onder den Keizer
Arkadius, de büitenfpoorige vryheid om zonder
verlof van den Keizer Kappadocifche paarden
te beryden , geruige is Phiioftorgiits U. B.
6. kap. die ook zelfeenKappadocieris geweeft.
AangreniTende nabuuren der Kappadociers waren
dt HeneetenoiPaphlagoniers, welker paarden
insgelyksookingrooteachtingzyngeweeft;
Zie daar de wenfch van Phadra in den Hippolyt
us van Euripides vers 230.
Och ofik wasop uwevtldenHenetifcheMerrien
temmende.
Den ezels en muyl-ezels dezer Trogmiteni
Thogarmiten , Galatiers y Kappadociers, Erygiers
roemd zeer hoog Apulejus van den Ezel
VIII. B. Getuige is wederoni Strabo op dé
aangehaalde plaats dat de Kappadociers aan
den Perzianen jaarlyks tooo. muil-ezels hebben
gezonden. De rauylezels der Galatiers
roemd Plutarchus peri philoploutias, caHome'
rns Iliad 2. vers. 85 z.
Uit de StadHeneta, van waar het zoortvaa
wilde muyl-ezels is.
Ezech'.