. R
1388 G E E S T E L Y K E
naby om gebooren te worden, vallen de al- over de eerfte moeder der Stervelingen geveld
derbicterfte fmercen aan.vele vlagen op elkan- Gen. III. lé. Jk zal zeer verpjenigvutdigen
deren volgendc, onder dewelken niec zelden uwe fmcrten, namtttlyk , wwer drachij met
de ten eenemaal aldcrneerûagtigfte moeder be- fmerte zult gy kinderen baren.
zwykc. Dit ailes uitkracl u van het vonnts '
J e r e m . L. vers ir,
Omdatgy « 'verblydt heht, om dat gy van vreagde heht opgefprongen y gy
deraars mjmr erffeniffe , om dat gygeß geworden ^yt als eenegraßge {a) ueerze,
ende heht gebriefcht als äe (¿j fierke peerden.
S ofi als cene jonge koe io het gras gemeß.
Abirim, voor hengßen, of Spring hcngßcn.
H e t Hebreeuwfch taphoufchi kegnegehh
dafchah, hebben de Grieken dus over gezet,
efhrteyfate hoos boidia en botaney, gylieden,
namentlyk Kaldeeuwen , wegens den buie,
welken gyl. van myn volk hebt weggedragen,
juichende zyt gyl. geyl geworden,opgefprongen
van vreugde, als eene jonge koe, eene
veerze in eene vette weide, wie die Kalber im
Gras. Waar toe behooren die uitdrukkingen
Pf. X X I X . 6. Hy doetze huppelen alseenKalf.
M a l . IV. 2. Gy zuUnitgaan en toeneemen als
meßkalveren. AI w a a r de Grieken wederom
Sktrteyfete hoos rnofiharia. Homerus Odyjf.
IX.
Jh wanneerde in de "s'eide Upende kalveren
rondom de zamenvergaderde koeyen naar de
Stai körnende, na dat zy van gras wrzaad
zyn,alle tegelyk teeenmalkanderen opfprtngcn.
Theocritus in BiicoTtaßis.
En de jonge veerzen fprongen aanfionds op
het zachte gras.
O n z e Overzetters leezen daßha door aleph
o p het einde, welk woord gras betekent, 200
00k de Kaldeeuwen, de LXX.Kimchit anderen.
Dochopden echten zinvan dit woord,
welken 00k Bochart Hieroz. I. D. II. B. 31.
kap. erkend, fteiintonze Latynfche Overzett
i n g , ut vitula exterens, als een uittreedend
k a l f , namentlyk zult gy lieden vet worden,
W y hebben boven gczien, dat de dorfchende
olTen zeer vet zyn geworden. Hierom is het.
dat Hoz. X . II. Ephraim door overdaad en
traagheit verdorven vergeleken word by eene
veerze y gtvjtnnet geerm te dorfchen. Daac
komt by dat het woord dajcha oidefchaah eigenC'
l y k niec betekentm '•jueiden geweid worden,
maar opfchieten , groeyen, als gras uitwaffen.
D u s G e n . L 11. tadeßheh haaretz ; dat de aarde
nitfchiete grasfcheiitkins. Joel II. 22. da'
Jcheou neoth midbar, de weiden der ifoeßym
zullen jong gras voortbrengen. Welke verklaring
derhalvcn van het -wooiddafchadooTgras
den echten zin der Text zeer zoude verdui.
fteren.
J e r e m . L . vers 39.
Daarom ^00 T^ttllen de mlde dieren der meßynen met de wilde dieren der ejlanden
daar in monen; 00k, fallen äe jonge ßrtfyßen daar in monen: ende men
^alder geen verblyf meer hebben in eettwigheit, noch zy en zal niet bewoont worden
njan geflachte tot geßachte.
Zie Job XXX. vers Jez. Xlll vers 22.
J e r e m . LI. vers. 14.
De B E E R E der heyrfiharen heeft gebooren by Kyne ziele: ofik «fchoonmit
tnenfcben als met h^ers 'vervult hebbe, nochtans Ziullen malkanderen een
vretigdengefchrey over n toeroe^en.
Alhier ontmoet men het woord jelek, eene teeren. By den Arabieren betekent lahafa lek«
zoort van etn kever oi fprinkhaan, hec welk ken , lahas de likking zelvc , insgelyks eea
volgcns .^¿fwSarÄ over^i>i/wordafgeleid van Sprinkhaan. Nader komr noch der Hooglingendo,
lekken, om dat dusdanige beerten fihlecken, lekken, h^ Jelek. De Hede
vruchten door lekken bederven, of ver- breeuwfche wortelbetekent niet alleenlekken,
maar
N A T U U R K U N D E .
niaar ook al lekkende opflokken, afweiden.
j\jum. XXII. Nu zal deze gemeinte (het
leger der Ifraeliten^ o^lecken al wat rontom ons
iS. gelyk de offe des velts dtgroente opkckt. i.
Kon. X V I i l . 5». Doe viel het vuur des HEEREN
, ende vcrteerde dat brand-off er . eyide
dat hont, ende die fieenen, ende dat ßof ; ja
leckte dat water op, dattndegroevewas. We«
derom ontmoetmen Jerem. L!. . 17. hetwoord
jelek met het bygevoegde Samar : brengt peerden
op als ruyge ke vers. A l waar het woor d Samar
eigentlyk is phrittoon , orthothrix , overeind
ßaande, ruighaairig. ]ob IV. i Doegingvoorby
mn aanzezichte eeti geeß : hy dede het hair mynes
vleefches te berge ryzen. Thefammar. Pf.
C X I X . 120. Het\hair mynes vleeßhes is te
berge gerezen, Samar y vanverfchrikkingevoor
». De Dichters.
Ik ben verfihrikt geworden ¡ en myne hairen
hebben overeind gefiaan.
En de hoofdhairen doorßhrik om hoogßaande.
Aan Caßalioy Petrus Robertus ^ den Engelfchen
ichynthet woord Samar riiig overeindftaande
hair minder opden fprinkhanente
paflen, alwaarom zy \00t jelek verktezen eene
rupze, dewelke meerendeels ruige opftaande
hairen heeft. Colnmella i>i Hortis:
En niet allem durvm de tedere bladeren afknagen
de in zynefihulp ingewondeßekke ende
borßelige rupze.
D o g ftaac tegen deze uitlegging aan de
v l i i c h t , het vUegen van de jeiek. Nahum.
III. 16. Gy heht meer handelaars als 'er ßerreuaan
den hemel zyn, de kevers zullen invallen,
ende daar van vliegen De rupzen
können aan boomen en veld-vruchten wel zeer
groote fchade doen, doch echter worden de
Sprinkhanen veel gepaitcr by invallen doende
vyanden vergeleeken, Aan Jnnius en Tremelltus
behaagd voor jelek , melolontha, de
kever, uit kracht van hetwoord¿í30»?/?-H;í/verflindende
, opftokkende. Hefychlus : meylolojithey,
eidos kantharoon , hous tines chrufokantharous
legouß. Chryfocantharus als of men
zeide een goude kever , wy Gold-Käfer, ßy
Ariftofanes chrufomeylolonthion. De Woordelyke
Verklaarder befchryft dit beeftdusdanig,
dat het geelverwig of goudkleurig is, en dat
de kinderen met het zelve fpeelen , dcwelke
diugonwe-tor aan eene draadzyndegebenden,
laten vliegen. Welke plaats ik bybrenge, om
dar Ook onze kinderen hot gebruik hebben om
dusdanig met meulenaars, ofroode torren, en
goude torren, gelyk ook met fchallebyters te
Ipeelen. Hier toe dienen die woorden van
Arifiofanes in Nubibus:
Maar geev' iizve zorge over aan de hiebt,
gelyk de kever, die depoot aan eene draadheeft
l^ydcn Arabieren ^ctckçnt. gela-Ugiiila-U,
onder anderen een fchallebyter, kever. Meninzk.
'Voordenb. 6025. welken zclven de Polen noe-
1 3 8 p
men jeloneky met een woord ons jelek nog nader
komende. Inderdaad by aldien jelek een
Scballebyter o{kever is, zoo können gemakkelyk
hier toe gebragt worden die Kevers,
welken notmcn Laub-Käfer, dewelkealle
derdejaar gemeenlyk den boomen groote fchade
toebrengen.
B y aldien j c M geen vlicgend beert was. en
by benden aanvallende. ZOO zoude wegens de
ovcreenkomft van de naa m können by gebracht
worden der Arabieren lakka, labAet, welk
woord een diertje betekent gelykende naar eene
haagdiife , blaeuwbond , glinrterende , met
eene körte rtaart, fnel ter gang , gezwind .
Meninzk. IVoordenb .4156. V a n de waarheid
zouden wy miifchien niet afwykenj by aldien
w y met den Ouden Uitleggeren van het H.
Boekblad jekel een fprinkhaan zouden noemen
, nademaal de öpaanfche Vliegen en de
fchallebyters , kevers., meerendeels glad zyn«
M y dunkt inderdaad dat Fullerus Mifcell. V.
B. kap. 9. zwarigheit maakt zonder dat 'er die
i s , als hy het woord famar kracht zullende
byzetten eene kever met zyne vier vleugelen
vliegende vergelykt by een fteekelzwyn rouw
door de fcherpc pinnen. Ook hebben de kevers
viel- vleugelen , gelyk de Schallebyters.
En van dezen mostmen weeten , dat z y alle
niet g lad van huid z yn, maar vele, voornamentl
y k op de kop gehaaird , of anders met fpitsfcherpe
uitrtekken rouw zynde. Claudianus:
De Spits van de kop is rouw ^ dewoeßeoogen
komen, ßaan, byna op de bovenße top van het
hoofd.
Hier op zyn miflchien toepalTclyk die van
de Openbaring Kap. IX. 8. Ende zy hadde.
n hair als hair der vrouwen. Dusdanige
Sprinkhanen noemen de Arabieren Orphan,
Alphantapho. By aldien men luft heeft aaa
de letter te blyven hangen heeft men door een
vergrootglas te zien om te ontdekken, dac
byna alle bloedelooze diertjes rouw door hairen
en borftels z yn, met opgereezen haairen ce
g e l y k ook affchuwelyke, ( welke laatrte betekenis
Bochart voornamentlyk aan het woord
Samar toefchryft) affchuwelykezeggeikvoor
die inwoonderen des lants, dewelke beroert
wierden Joël. II. i . Dus komt by Hefychius
voor bret tana phobera , affchuwelyke Sprinkhaan.
Onze Latynfche Ovetzetting heeft
niet kwalyk rauhe Käfer , hy komt nader by
Hieronymus die het overzet bruchiim aculeatum
, de Grieken hoos akridoon pleythos , als
Kaldceuwfche Uitleggervoor;e/f¿ famar heefc
geleezen jelek fagour , nadem-iarhy verftaat
eene blinkende, glmßerende Sprinkhaan , eene
goudverwige Sprinkhaan , want fagour en fegour
is gous. Job XXVI I I . ly. en eiders.
Ook worden de Arabifche Sprinkhanen door
goudverwige gedaantensonderfiheiden by c^/ / -
anus Hiß. X. B. 13. kap.
kkkkkkk Jcrero.