N A T U U R
dat des Zoraers zig ontlioud in doorn-en Icreupel
boflchen , des winrers in holle boomftammen
of onderaardfche fcluullioeken. De redenen
, dewelke ftryden voor die gevoelen,
hec welk ook onze Voorvaders Gualthcrus,
Pellicanus, Mufcuhis, zulks goedkeurende de
grooce ßecften-befehryver Bocliarc , hebben
aangenoonicn, zyn de volgende. ßy.het gezag
der L X X . Taalslieden en van Hieronymus
voegen \vy liec geruigenis van Rabbi Nathan,
by wknKipfod m hec Spaanfchisn2;i>, enzo:
van Tomar im, die in hec Iraliaanfcli riccio heefc j
van Rabbi Sdorno die in hec Franfch heefc Herißou;
van wicn hctin hecHoogdLiitfch
islgel. Vermaagfchapren ook zyn aan Kippod
der Arabieren kunphud , caufed , ceiißd,
ceufund. In Meninzk. JVoordtnb. bl. 3771.
zulc gy leezen kunfiiz, ktmfez, in her Turkfch
ktrpi , in hec Moorfch konphoz ^ alle welke
woorden een egel betekenen. Waar mede ook
ovcrecnllemc de bedreiging door den Profeec
aan Babel gedaan , her welk eenc woonfteede
van wilde dieren rooeft worden. Zoo ook Jez.
X X X I V . II. Maar de Roerdomp ende de
Nacht-iiyl (Kippod hec Stekelzwyn ) zallenhe^
erflik bezitten , ende de Rave zal daar in ivoonen.
Zephanja 11. 14.. De roerdomp ook de
nacht-uyl znllen op bare granaat-appelen uernachten.
(De roerdomp ook hetßekelzwyn zullen
op bare dorpeh vertoeven ) naincntlyk in de
verwoefte Steeden , Babel, Bozra , Ninive.
Wanc hec Stekelzwyn is een zooon cheyron,
eytoi ereytnon, eenzaam beeft in woede piaatzen
zieh onthoudende, liot welk, al was het
maar de gedaante door fcherpe punten affchu-
"welyk van het gezelichap der andere dierenafzonderc.
ßy aldien niiiichieii iemand voor ecnc
geraeene egel een yzer varken möge verkiezen,
zal ik daar Over mec hem geen cwift maken.
O o k is dezc, welke wy voor oogenf tel len Fig.
A. eene zoorc van een Egel^ zeer gemeen in
Syrie , ongezelliger als het gemeene, als niec
aileen fteekende, maar ook de pennen op de
wyze van pylen uitfchietende.
Maar deze Slag-orde blyft niet op de '•d>yze
•van de 'juilde Esel pal/f a an: Zy vecht van zelfs
doorgediiurige fchooten , en van verre be^iert
zy bare leden, en de aangebore gedraaide "jverpfcbicht
vliegt door de lucht de rugge uiigefchooten
hebbende.
Aan onze twee Overzettingen bchaagd de
Bevery een beefl: onder de halfllagtigen , (die
o p het land en in hec water leven) anderen een
Otter, tindcreneen Schildpad. Toteengrondilag
van dezcverklaring word gelegd hetwoord
kaphad , affnyden, Het zelve vermaand dat
hier een beeft moec gezochc worden , hec welk
voornamentlyk door affnyden, affnoeyen, zyn
e dingen verricht. Zodanig nu is de bever,
een beeß van eene verfchrikkelyke beete, het-iz^elk
de boomen naail de rivieren als met yzer afkapt.
' r i i m n s Vi l l . ß. 30. kap. ßekend is h e c , dat
K U N D E . 1301
die dier zfg veekyds onthoud by de meyren en
vyvers, wanc daar op doelc de Propheec : ende
tk zalze, Babel, flellen tot eene erve voor
Bevers , ende tot -ivaterpoekn. Aan welke
woorden ßochart eenen anderen zin geefr. Ik
zalze /teilen tot eene bezUtinge van den, Kippod
( dat is van den Aard-Egel) ook de waterpoeten,
Dac is, niec alleenzalgeheel^tz^e/ver*
woeft worden, maar ook hare meyren en vifchvyvers
zodanig uitgedroogt worden, dat ook
een Fgel aldaar zoude können verblyven, Dus
moeft Ninive gefielt worden tot eene verwoeßinge,
drooge ah eene -woefiyne, Zeph.Ii.15. De
beeken vari ldLima:a, Edom, zoudeninpek verheert
worden, ende haar ftof in fwevel, ja hare
aarde tot brandende peck. Jez XXXIV. 9. namentlyk
eer dat hec eene wooning voor den Kippod
zoude worden.
D e Fig. B. l lel tde Bever voor cogen.
Eindelyk brengen die gene, dewelke Kippod
onder hec R y k der Vogelen rekenen , ton
een grond van hun gevoelen by, dac zyi n dezelve
maatfchappy mec den vogelen geplaatft
worden, voornamentlyk de boven aangehaalde
plaats Zeph. II. 13. Dog deze verfchillenzelven
onder den anderen , want aan zommigen
behaagd een Nachtuyl^ deezen een Gier, geencn
eene Meede, anderen eenÄi /^^r. Dog wy
zuUenons met deze Vogelvangf t niet langer op.
houden.
Veel eer luíl het ons een dienft e van onze O -
verzettingen, of ook der weecgierigen aangaande
dejachc te vermelden die dingen , dewclke
geleezen worden vandenaart , leven, jacht der
Bevern op Cañada in de Memoir. de l'Jcad.
Royal. 1704. bl. 48. 64. Deze onchouden zig
by de poelenenvifchrykemeyren, langswelke
vetee weylanden Jeggen, en aan de oevers hare
wooningen cimmeren, dewelke by cyds bezec
worden van de wyfjes na de jaarlykfche overftroomingen,
om aldaar haar wor p neder ce legg
e n , maar tcn laatflenkomendemannerjesdaar
by in de maandenj^«»/ e ^ July, alsdewareren
ten eenemaal zyn gevaUen. Als dan herftellen
z y of hare wooningen, of maken eiders nicuw
e , zoowanneer ofhetvoeder ontbreekc, of
het getal der medgezellen al te zeer is aangeg
r o d d , of zy der jagers lagen willen ontwyken.
H a r e vertrekjes berelden zy door eene wonderlyke
bouwkunde; eerftelyk maken zy eene
d y k van die hoogre , dat de wateren klimmen
t o t deeer f teof benedenfte kamer, lang, opdö
benedenile glooying 10. of 12. voet dik, het
welk zy allengskens intrekken, zoo dac debovenfte
diktenaauwelyks z.voec kan halen. Dez
e Wal ftellen zy toe van takken van boomen
een arm dik, lang twee o fwe l z e s v o e t e n , welken
zy door eene groote vaardigheic en ongelooflelyke
fneUieit door byren rer neder vellen:
deze takken fteeken zy als palen ingoedeorder
dicht aan een ftaande, zoo diep in de g rond als
I I I I I I ha r e