Jiiiili!
"Ì!
1362 G E E S T
ciUc is alderkkarft, van diUte cn reuk als overgehaalde
Terpenthyn-olie.
D. Balfemboom mei eénctrosbiingetidevrucbt
Hit Hifpayiiol/t. C. B. Nieuwi Baìj'emboùm mct
tene trosachtige vrucht 1. B. De nimwe Bai-
Deze groeit op ter hoogce van cwec
E L Y K E
maanen , mec afchgraeuwc ftronken , grootc
grocne bkderen , roodachtige fteeltjes. Dg
vruchC is trosaclitig l a n g , gelykeeoegevingerd
e l u n d j dekernisdim, groen, rypwordende
nieer en meer ook rood wordende.
J e r e m . IX. vers ij.
Daarm ^eìd de HE E R E der heyfcharen ^ de G OD Ifra'éh ^ al^oo- Zietj
dit f^olkfpj^en met alßem: en Kalxe drenken met gdlewater.
Eene zoorcgelyke bcdreiging ftaat 'er Jercnì.
X X I I I . 15. den Propheten van Jeruzalem gedaan,
Ziet y ik zalze mi aìjfem fpyzigcn, ende
met galle-water drenken. Enjerem. V i l i . 14.
worden geleezen de klagende woorden vanhcc
volk door vele rampfpoeden gcdrukc : Onze
GOD heeft om doenßillezwygtn, endeonsmet
galle-juater gedrenkt. De LXX. zetcen onzen
T e x t dus over ; Idon egoo fhoomizoo autuiis
anaa^kas, kai potioo anrous hndoor choleys. Tretaelìms
en anderen zeteen me-rofch over door
water van dulie kervel, cicuta ; Inderdaad is
ro/fÄ een kruid , en dat wel fchadelyk. Dit
blykc uit Hoz . X. 4. Daarom zal het oordeel
a(s een vergißig kruid. rofch, groenen , op de
•voorett der •velden. Dit is klaar, dat onder het
Zinnebeelt het zy van aliTem , ot dulie kervel,
of gallewater , G O D aan het wederfpannig
volk de alderzwaarfte, dodelyke llraffen bedrcigt.
Tot dit oogmerk is meer toepafTelyk
dulie kervel, dan aljfem : het zap van deze het
z y in wyn of water gegooten, gelykdatvoordeelig
is aan de gezondheic, ja by veele voor
lekker gehouden, zoo is het zap van gene onf
m a k e l y k , ftinkend, vergiftig. Dulle kend
is een vergif door oj>e»hare flraf der Athenieri'
ztrengehaat. Plirmis XXV. B. 1?. kap. De
proeve op Sokrates genomen is bekend.
Dat ook te Marfeille deze ftraf in gebruik
was, getuigd Maximus XXI. B. 6.
kap. Dit vergif nu beftaac uit alderfcherpfte
zouc-zwavelachcigedeeltjes, dewelke d e vezds
van hetligchaam afknabbelen, uitknaagen, de
beweeging des bloeds bederven, en het gehele
ligchaam aan de dood overgeven. Men leezc
het gulde Traktaat van den aldergeeftigften
IVepferus over de befchryving en fchadelykheden
van de dulle Kervel, Cicnta. Galle-'water is
voor niemand dodelyk. Maar voor deze haid
e k w a f t moeft eeneharde beitel gebriiikt worden.
Derhalven moeft een zco z
volk , hoedanig het Joodfche is geweeft
alleen gedrenkt worden met bitterheit i maar
verteer: door de alderzwaarfte oordeelen eo
ftraffen. Dit word opgeraaakt uit vers 16.
Ik zal het z-weert achter hcn zenden , tot dat
ikze verteert zal hebben.
J e v e m . X. vers t.
Zoo xeid de B E E R E ; En leeret de7t '
ten » niet uoor de teekenen des hemels ,
ontzetteii.
Seidenen niet y ende en ontxet-
^ich de Heidenen voor deze^s
H e t vak den menfch gemakkelyk van verwondering
over te gaan tot eerbiedigheit, en ,
ten zy hy zieh zeer naeuwkcurig voorbehoed
e , tot afgodery te vcrvallen. l3ic is overgekoomen
den Heidenen, Joden en wyKriftenen
ondervinden dit dagelyks. Alderhande ligchamen
van het Hcel AI , Gehele cn diemaardeclen
zyn, de Zonne en alle Gef terntens, zelfs
ook de alderkleinfte vliegjes, vifchjcs, de aldergeringfte
grasjes zyn werken van den Alwyzen
en Almachtigen G O D , derhalven alle onze
aandacht overwaardig, zelfs cnz e hoogachting
, nanfientlyk ten aanzien van den Schep
p e r , maar wel moeten wy ons wachten , dat
•wy noch het gebruik, noch hec nadeel, of de
becekenis verder uitftrekkcn dan G O D S geopenbaarde
Woor d gebied , of de gezonde rede
leeraart, en voornaraentlyk, dat wy deze!-
ve niet eerbieden, nietdienen. Het aldcredelfte
metaal is het Gout , het werk en gefchenk
van G ü D , maar geenen Afgod moet daac
van gemaakt, noch aan het zelve gcoftorcworden.
De Va f t e , de Dvvaalfterrcn, en Komeecen
hebben hare vafte bewccgingen. Maar deze
zelve beweegingen, ofStant, moeten niet aangemerkt
worctcn als cene Schriftimr, waar in
belaft zoude worden wat te doen ftond ofcelaten
, cn van te vooren coekomende dingen rc
kennen gegeven worden. Gene zodanigc wil
nog de rede , noch de H . Schrift. G O DS
werken zyn alderhande Luchthevelingen, tic*
welke dat 'er zya , te voorfchyn komcn , cn
bewo*
N A T U U R K U N D E .
bewogen worden volgcns de Wctren door
G O D in de natimr gcdelc , maar derzelver
becekenis moet niet uitgeftrekt worden tot over
de palen der reede, niet tot geboren wordende
of fiervende V'orften, oorlogen en vreede, op
of ondergang van Gemeenebeften, Ryken, of
voorfpoedige of rampzalige noodiotten van byzondere
menfehen. Noodzakelyk moet 'er een
natuiirlyk verband zyntuffciien het teken ende
bctekende zaak , hoedanig zekerlyk geen is
tuHehen eene Staartfterre , of vunrig Luchtverfehynifel,
en een toekomend oor log, maar
wel tLiifchen regen en morgenfeheraering. Ja
zelfs vermaand ons de H. Schrift gedunrig en
ernftig otn af te ftaan van zoortgelyke voorzeggingen
i als van de aldervuillle afgodery, Zm
aid i! HE EREdaox den Profeet, en leeret
den weg der Heidenen niet, endeontzettet uniet
mor detekenen des hemels, dewyle zieh de Heidenen'voor
dezelve ontzettm. De L X X hebben
.• Tade legii KÜRIOi. Kita tas hodous
toen ethnoon mey manthanete, kai ajio toonfeymeiern
toa ourmou mey fhobeifihe , hoti fhebountai
aiita tois prcfoopois antoon. Die godlooze
Koning Man/ße had gedmn dat ka-aad
'Mas in de oagen des H E E R E N : nadegroutaelen
der Heidenen 2. Kon. XX] . i. Hyfleegdegvichelary
, eagäf ofvogdgcfihrey acht y. 6.
Bülten veriehil is h e r , dat op de boosheid der
menfehen zware tegelyk enalderreehtvaardigfte
oordeelen GODS volgcn. Het Heilig
Bondboek verzekert ons op het alderkrachtig.
u e van deze waarlieid, Zoo dat gene buitengewoone
tekenen van nooden zyn. Elk Bedienaar
des Goddelyken Woords , die een Yveniar
is i is ook een Voorzegger , ons aankon
digende den wille des H E E R E N
d e uitroeyende oordeelen
irde GODS. Van zeer groot ge.
, I d e wootden van onzen Zaligmaker
VI. 31. Indien zy Mezes en den Pro-
'inietenboorm, zoo en zjtlien zy ook, alhet
dat 'er imant uit den dooden epflonde,
<Kt Uten gezeggen. Derhalven zonden
l e t , of nog minder gclooven , of zieh
bekeeren, alfehoon dat 'er aanden Heraeleene
Haair-fterrc, ofwat Luehtverfehynllel hetook
wate njogt verfehynen. Dus zietmen als door
eene blixemflag ter nedergevek veleydele, belaehelyke
en vol aanftootelykheden , dingen
dewelkc gcwoonlyk in de Almanakken i n V
™ d e n wcgens de uitwerfcingen der Zon
•erdiiilleringen, het verkiezen van da-
;ls
den VV.
wieht
Luk
, en voor-
, maar uit
haar 1
deze r
oflVIa:
gcn goedoraade r telaten, tekoppi
te inyden, ja eene gehele voorkennilTe
van de
'yden. Deze zyn overblyfzelen van d
:alderfi
» d f t e maar alderverfoeyelykfte afgodery der
Heidenen, waartegen de alderheiligfte G O D
MO fcherpelyk en dikwyls uitvaart. De Zon
Ol Maan-bezwymingen,
der Planeet
menkoppehngen, ontmoei
Ingen, en tegenftel-
"ngen, „aar uit de Almanakmakets hinlieder
1^61
voorzeggingen trekken, zyn teneeneniaalniets
te vreezen , als dewelke aan de Wetten der
Natuur ryn onder worpen , en door geen verband
met onze tyden. De Egiptenaars hebben
mderdaad gehad, daar voor zy moeften vreezen,
uit die meer dan Cimmerifehe, aldernaarfte,
duifterniflen , en de Joden te gelyk met den
Heidenen uit de verbaaidcnakende drie uiirige
Zonnezwym, dewelke, K R I S T ü S gekruift
zyndc , de gantfche aarde had omwonden.
Daar gefchieden alle dingen volgens de
gewoone Wetten der Natuur, hier regen en
boven dezelve. ja zelfs zoude ons fchrik en
vreeze moeten bevangen , by aldien de Eklipz
e n , Zon of Maan-taningen, niet gebeurden,
als zy moeften voorvallen. Alhier moet zeer
wel aangemerkt worden , dat in onzen Text
niet word verboden de Starrekunde , dewelke
een gedeelte is van de Wiskunde, lof en aandacht
overwaardig, maar wel die plompeSrar^
revoorzegkimde. Hy zegd niet, wacht u,
dat gy niet leert de kennis der Gefterntens, of
der hemel-tekenen •, maar ontzettet u niet voor
de teekenen 'des hemels. Voor dat de We t was
gegeven, was den Joden de Starrekunde zeer
aangepreezen , en onder dezelve , ja noodza«
kelyk , om de uitrekening der Feeften. Seths
nakomelingen , zoo Jofefus gcloof verdient;
Oudhed. 1. B. 3. kap. hebben de Starrekunde
reeds voor de Zondvioed geoeffcnt, en hare
aanmerkingen op twee pilaren uitgedrukt dea
naneeven nagelaten j en Abraham heeft de
-wetenfchap^ der Starre-kennis eerft in Kanaan,
van daar in Egipte ingevoerc , volgens het
zeggen van denzclven üciiryver in het I. ß. 8.
kap. der Ou'dheden, en Berofus. Maar gelyk
d e leugens zieh medegezel maken by de waarhcit,
de dwalingen by dezekerheit, zooheefc
zig in de Oofterfche Landgeweften by de aldernuttigfte
Starrekunde vergezelt de aldervuilfte
Sterrewicchelary, dewelke aanftonds
het gehele Ooiten heeft overftroomt , en, die
eerfte byna ten eenemaal verbannen zynde , nog
hedendaags overftroomt. zoo dat noch tegcnwoordig
de Indianen, Perzianen, Türken en
andere Oofterfche Volkeren zoo zterzichontzetten
voor de tekenen des hemels ^ dat zy zonder
raad der Starrewicchelaarsnietdurven noch
huwelyken aangaan , noch reizen onderneemen,
noch eenige andere zaken by de hand
vattcn. Geen v/onder , by aldien op het gezicht
van eene Zon-ofMaan-bezwyming voornamentlyk
van eene gehcele , een onkundige
in de Starrekonft door ontzetting word aangegreepen,
geen wonder by aldien zulks aan een
geheel volk gebeiird. En waarlyk zyn 'er te
' iden in de Jaarboeken der Heidenen voorbeelden
van groote onderneemingen, dewelkc
by zodanige gelegendheitin rookzynverdweezoldaren,
wien het hert in de fchoenen
was gezonken, van op de vlucht verdreeven
vyanden , van verzuimde overwinning.
De