í! I 4 Î 4
G E E S T E L Y K E
rootmta mam p-o¡ Barrhati, van die kamcrs.' hadden, derzelver deurcn waren tegcn het Zuidewelke
naar hcr binncnllc voorhof zagcn ;'; den. Zic Printbl. CCCCXXÜl.
wani dewelke op hec buitenfte voorhof uitzichc j
Ezech. XLI I . vers 5.
De boveufle kíínmn m witren niteumr; {om dat de (a¡ ¿Jeryen (J) hacger waren
dm deyhe) dan de onderfte ende dm de middelfle des ¿eboum.
í i ) Hv befchrjfc Aihiliim , dat is, de gebGUwen dct ioEetriikktn miraren, en al! vetmúiktc, van vominderen
' áfplikkcn genaamd , dewelke aín den Tcmpel gehangen hebben aan de Noor d en Zmd-lyde, daat tnsoonJ.
» ,.f«ii,1«1iToiii>f.. f c h e n i n eeplaatll zynde Wandelgängenn vv-1a1u1 rtiiie»nn rdiileenu wwvydd..
(W ia het Hebreeuwích : zoudcn opeecea.
Van wegens de verdunningen der muuren
naar boven zyn in alie gebouwen de bovenkainers
grooter dan de beneden kamers , derhalven
moet dit vers niec verftaan worden van de
uict^eftrektheic der ruimte , maar van de meer
ingecrokke hoogte , dac de bovenfte kamers in
hoogte voor de benedenfte hebben moeten \vyken.
Die z ^ d ook het Hebreeuwiche woord
Keifaroth het welk onze Latynfche gevoegelyk
overzec contratfiora , meer ingekrompen,
raaar noch beter de Gemeene Latynfche humihora,
lagere, onze Moedertalige niet zoo wel
die engere. Deze algemeene Regel , volgens
welke de bovenfte vertrekken, en zoo ook de
pilaren lager zyndandebenedenfte, vereiTchen
de fraaiheid, vaftigheit en de reden, byaldien
het tegendeel gedaan wierd, zoo zouden de
benedenfte zolderingen al te zeer gedrukt worden.
De Natuur zclve toont dit in de boomen.
de bovenfte takken meer verdünnende, en in
alle afmeeting te zaraenrrekkende. Vitruvius
verklaard de zaak zeer fraai in het V. B. i. kap.
„ De bovenfte püaren moeten een vierde deel
„ dunder, dan de benedenfte gemaaktwordenj
„ om dieswille dac de onderfte , om zwaarte .
„ tedragen, fteeuwiger dan de bovenfte moe-
„ ten zyn. Niet minder ook om datmen den
„ aard der groeibare dingen moet navolgen,
„ gelyk in langwerpig ronde boomen, Denne-
„ boom. Cypres, Pynboom, van welken al-
„ le , beneden aan de wortel dikker zynde,
„ van daar aangroeyende in de hoogte opichie-
„ ten door eene aangeboore zeer gelykmatigc
, , verdimning tot de top opwallchende. Der-
„ halven by aldien de Aart der opwaiTchende
„ zaken het zoo vordert, zoo is het te reche
j, vaftgeftelc, dat de bovenfte dingen in hoogte
en dikte voor de benedenfte moeten wyken,,.
Ezech. XLI I . vers 6.
IVant ¿j 'ivaren 'ivel 'van drie rygen , maar haiiden gene piaren, geíyk, de pilaren
der Voorhoven : daarom waren zy henaeuwder dan de onderjie , ende dan de
middelfie des gebomvs.
Het naaft voorgaande vers fchynt te zien op
de inkrimping der dikte van de pilaaren, en
dit van de hoogte. Beide komt met de
regel der Bouwkunde overeen. Want in de
Gebouwen zyn drie Verdiepingen , geweeft,
by den LXX.m^/ tf/ ' , bySymmachus trißega,
en de pilaren van de tweede verdiepiog duoder
te gelyk en iager dan de pilaren van de
laagfte , maar dikker en hoger dan de derde.
„ De pilaren boven hetuitftekzynin de hoog-
„ te een vierdedeeldunder, dandebenedenfte.
„ Vitruvius V. B. 7. kap.
Ezech. X L I I . vers 7.
Di mmr m , die na buiten tegen over de kameren '¡vas, des iveegs naar den bm^
tenßen f^oorhof, noor aan de Ameren j de lengte njan dien was 'vyfíig eilen.
Deze tnuur , hy áen LXX. phoos , hcht,
binnewaardfche poorte tegen het Weften tot
by den Komplutenzen phlia , limen y dorpel,
aan den hoek van het Voorhof, van y. naar z.
by Hieronymus feribolus ^ galdery , fchynd
Printbl. CCCCXXI I I . alwaar de letter M.
geweeít te zyn van ço. oilen in de nabyheit van
naaft aan ís.
den buitenften Voorhof, en uirgeftrekc van de
Ezech»
N A T U U R KUNDE.
Ezech. XLI I . vers 8.
Jfant de lengte der k^meren, die het bmtenße f^oorhof hadde , ms wiftig eilen t
ende ^et, 'voor (a) aan den Tempel waren hondert eilen.
ta) In hei Hebreeuwfch j ende liet voor het aangezlchc der groote langwerpige ka.-ner.
Sturmius verftaat dcze 5 0. eilen van de hoogte
van het tot hier toe befchreeven Gebouw.
welker Voorgevel naar bot binncnfte Voorhof
(vanx. tot f. Printblad CCCCXXI I I O van
100. ellen is geweeft. Derhalven heeft dit
bcftaan uit twee vierkanren, waarvanelk breedtens
van 50. ellen gehad hebben.
Ezech. X L Ii. vers 9.
f^an onder de^ hameren nu , 'ivas den ingang van het Ooßen, als iemand tot de^
^ehe ingaat, mt den buitenßen f^oorhof.
Het blykt uit de Grondrekening Printblad
C C C C X X I I L dat de trappen van het te vooren
befchreven Gebouw buiren het zelve zyn
geweeft , op dat aan alle kamerS hare uitgeftrektheit
zoude verblyven. Het gebouw der
trappen is, op dat ik zoo fpreeke, zonderling
geweeft Q. waar längs de toegang üit de drie
buitenfte voorhoven heeft upengeftaan, en uic
dit gebouw naar alle de verdiepingen szxy.
längs trappen, welken wy gebrokene gewoon
zyn te noemen, gebrocheneßiegetk
Ezech. XLI I . vers 10.
Aan de hreette van des f^oorhofs mmr ^ des mgs naa 't Ooßen^ voor aan dé afi
gefneedene plaatKf, ende voor aan 't Gebomv waren kameren.
De evenredigheit van een prachtig Gebouw
vereifcht, dac aan de zyden der deuren kameren
zyn van ten eenemaal dezelve bouwing en
verftaat dit vers van de kamers« tert aanZieü
van het binnenfte Voorhof , zuidwaarrs gelegen
breedte. Doch ydlalpandus over Ezech. 376.
} maar Sturmius van de zy-kamcrs der
bmnenfte Oofterpoorc.
Ezech. X L I L vers 11.
Bnde de mg Door deceive henen was als de gedaante der kameren, die des weegi
naa H Noorden waren; naa der^elver lengte^ alxoo naa der^eher hreette: endé
alle hare uitgangen waren ook. ^^^ der^elver wj^en, ende naa der^eher äemn.
Mec een woord, in alle de deelen des Tempels
, in de timmeradgien of Gebouwen zoo
ten Ooften als ten Zuiden, is geweeft dezelfde
Bouw-order, als in het Noorderdeel, het
welk , al was het uit den eerften opflag van
Printblad CCCCXXI I I . blykr. Dat dit een
Voorbeeld zy van G O D ü oneindige Wys-,
heid, dewelke zieh zelve altyd gelyk, in het
Jlyk der Natuur en der Genade aüe dingea
fchikt, en verordent naar hec richtfnoer der
aldervolmaakfte en onveranderlyke denkbeeiden,
en ook onze gemoederendusdanigeevenreedigheden
heeft ingedrukt.
Ezech. XLI I . vers li.
Ende gelyk ^^ deuren der kameren, diedesweegsm
deure in 't hooft van den weg, des weegs voor «
naa 'i Ooßeny ahmen daar ingaat.
t 't Zuiden waren, was *er eené
in den rechter mmr, des weegs
Dar op Printblad CCCCXXI11. de Grondrekening
voor eene Verklaring diene. De Zuidwaarrs
gelegen Gebouwtn worden verftaan regen
die Noordelyke recht tegen over geplaacft,
insgelyk het gebouw «ier trappen en de toegang
daar naa toe uit de ooftwaarts gelegen
kamers naaft aan de binne-poort geleegen.
Ezech,
i>
i t » "
i'i'ïir- i
'•'¡•líi il
'III
r,
31
•Í'íi, IE
í i t l '