N A T U U R K U N D E . 14 5 3
P R I N T B L A D DGXLVIIL
— Bn al 'verhergden zy haar van voor myne oogen in den grondi tan de Zee,
^00 ik, van daar eener Slangc gebieden, die bßen. Amos IX. vers 3.
Itrwjl ge im 00g vermaakt in dit Tafreel,
yerkrygt uw^ luß tot kenms 00k zyn detl,
Daar SCHEUCHZER « ontvouwt, met weinig woordent
l'wee S langen, die en menfch en dieren moor den ^
Zoo heur vergif, door 't vel, m d' aders raakt,
Het bloed ontjkekt^ en aan het gefien maakt.
IN den Text komt voor 'htt^w'oot^nachafch. Jyiig by den Tapuyers.
een woord genieen aan Slangen en Vifichcn, Tenthlacot Zauhcjiii, dat i s , de Hecrinncj
in hec byzondcr de langweemelende Slange, : Meefterefle der blangen. Hernandez.
Zyg^na. Jez. XXVU. i. Ook eigen aan een i Cafcavela, Tangcdor den Portugeezen.
gefternre Job XXVI . 15. Echrer dat 'er wa- ' Rattlesnak den iingellchen , dat ts, de raterjlangen
gevonden worden , dewelke zieh teldragende Adderflang. Joßelyn New Engin
zoete wateren , of m Zee-watertn onthou- Und.
den, zal niemand ontkennen. En het woord
drakoon , draak, hec welk de LXX. gebrui-1
k e n , voegd beter op eene Slang, dan op de
langweemelende Slange. Wat 'er van Nachafch,
in den Text vermeid, ook zy, ik ftelle
hier ter piaatze ten toon, uic het Boekvercrek
van Linkius, het blange-geflacht Printblad. De
Fig. I. is eene van de aldertenynigfte Slangen,
welker beece in weinige oogenblikkcn of
ULiren menfchen, honden her Icven beneemt.
Breedvoerigbefchreeven m TranfaÌf. Philofoph.
no. 144.. Uic myiie Slangen-Befchryvmgbrenge
ik by de gelyknamige.
De Amerikaanfche ftaartklinkende Adderilang,
gelchakeert uit den geelen, witcen en
donker-bruynen , met zwartachtige vlakken
längs de langte der rugge even als eene keren
uitgeftrekt, volgendebynadriehoekigeofpuntachtige
wicte, in het midden geele, door cene
zwarte verwe aan de rand, nu en dan pylvormige
, in fchuinfle roppen eindigende.
j:)e Amenkaanlche flaarcklinkendcSlangjZeer
fraai getekend, zondcr ratei s.
De met de Staarr geluid gevende Amerikaanfche
adderflang 'T)fon.
Boictnmga en 'Boicmininga , Boiquirahydie
van Brafilie. Marcgra-v. Fifon. Hiß. Nat. V.
B. 3. kap.
noemenze de N'edcrlanders.
Etacoatl, Hoacoail by den Mexikanen genaamd.
De Indiaanfche Hamorrhous, bloedveMroogende,
van Nieremberg, genaamd Jhucyatli,
gelykende de met de ftaart geluid gevende
adderflang , maar gene ratels hebbende. Raj.
Syn. 187.
De aldergrootfte fenynige Virginifehe Slang
met ratels. Serpent à Jbnnette. Vincent. Muf.
Cent. 1.38.
Eene verderfFelyke Slang , de alderfenynigfte
van alle VVefterrche, deweike den aankomenden
door het geluid der ratei in de
i^aart waarfchouwd. Vincent, Elench. Printbl.
25. De
Fig. II. Eene de tweehoofdige gelykende,
uit den bleek-geelen en heel donker getulband,
met halve geele banden of llreepen, zwarte in
tween gefplcere ftreepen van hec hooid af tot
de ftaai-t toe bezet.
Eene Slang van de Kaap de Goede Hoop
met witte en zwarte ftreepen, de halve zyde
krings-wy/e , met eene fpitze ftaart. Vine,
Cent. ill. 29.
Dekleinder Weil-IndifcheSlang, doorkringen
gefciiakeert. Vine. Cent. V. 51.
Amos IX, vers
IVant de Heere B E E R E der heyrfcharen ù die het lant adnroert dat het verfmelte,
ende alle , die daar in <woouen , treuren : ende dat het gebeel opryzf als
eene riviere , ende verdronken woräe ali door de riviere van Egipten.
Het Leer-opftel vandeverfmeltingdereerfte tuurplaats liever te verklaren van eene voor-
Wercld geeft gelcgendheic aan PVoodward bygegane ftraffe , door her droevig geval der
Hiß. Nat. Teil, illußr. bl. 48. cm dezebchnl-, Zondvloed ter uitvoenng gebracht, dan vaa
nnnnnnnn ceng