1 4 4 0 G E E S T E L Y K E
Voor de breedte en lengte der Plaac
op de rafel geplaatll i^. die en ihandbreettens
- - - 4195 t-
Voor de hoogtcdcsLoofwerksenhet
Ukftck - - - 408Í.
Dus zullen \vy verkrygen de lengte en de
breedte der Tatel van Zurigfche voeten 3. cn
tiende vÌHger, nicc al ce groot vooreene
tatcl, op welke geílachc moeften worden kalveren
en fchapen, cn de werktuigenenhet gereedfchap
tot de flagring nodig. Verder ftaac
van de Lootwerkcn aan te tekenen , dat Fdlalpandus
dezelve met beeldfnyderyen verciert.
De LXX. voegcn daar by ßcgas, teäa,
Spreyen, met welken de tatels voor regen en
Zonne zouden zyn overdckcgeweeft, dewelke
gemakkelyk zouden können verftaan worden
van de goude of zilveredekzelsofdekkleeden,
van welken echterindenoorlpronkelykenTexc
gene ¡elding gemaakt word.
Alhoewel deze gedaae uitlegging van de
Loofwerken overeen körnende is met de Bou\vkundige,
en niet lichcelyk te verwerpenj zoo
kan echter de overzetting van onze Vertaliagen
van de haken of krammen niet afgfikeurt
worden, fteunende op de Kaldeeuwfchc Overzecting.
Wan: zoo vele olíerhanden in aantal
konden niet gevoegelyk toebereid worden,
zonder dac dezelve zouden opgehangen zyn.
Van dusdanige haken maakc Mozes in de bcfchryving
van deTent e gewag Exod. XXXVIIf.
i 3. Duyzmd zeve» bondad ende vyf en 't zeventig
haken, vajim, maakte hy aan de filaren.
Vavim om de gedaante van de letter 1 Welke
haken hier gemakkelyk konden geflogen worden
aan de wand , of aan de pilaren van dezelve.
De Fig. II. vertoont de pilaren met harehaken
, gelyk dezelve begreepen heeft RabbiJu-
• da Leo van den Tempel H. ß. 16. kap.
Ezech. XL. vers 44.
Ende van hmten de h'tnnenße poorte waren de hameren der Zangen, in den binnenßen
l^oorbof, dat aan de zyde nan de Noorderporte ^as. ende het voorfte
deel der zeher was des weegs naa 't Zuiden : eene was 'er aan de zyde uan de
Ooßpoorte, zjeijde des weegs naa 't Noordsn.
Villalpandus over Ezech. bl. 2 j 8 . plaatft de
kameren der Zangers in de Oofterfchevoorgevcl
van den binnenwaardften of der PrieiVeren
Voorhüf, naroenilyk tot dat einde, op dat de
beftiering der Gezangen lynrechtzoudedcgang
neemen Weftwaarcs naar den Alcaar en het
Heilige, het welk te zien is in zyne tweede
Grondtekening. De Leviten, die Zangers Ovaren
van heu allen , van ^faj>h, van Heman ,
van Juduthun ende van hare Zoo-nen, ende van
hare brocdereii, in fyn ¡innen eekleed, met cymbalen
, ende met l'uyien , ende harten, ßonden
tegen het Ooßen des aliaars , ende met hm tot
hondert, ende t'xintig Priefieren toe, trom^ettende
met trompetten. 2. Krön. V. i i . Dog
in onze Grondtekening. dewclke van Sturmius
is, word eene van deze kameren geplaatft ter
linkerhand achter de linker Noorder Poorte,
de venilers geopend zynde tegen het Zuiden,
of den binnenften Voorhof, ß. op Printblad
C C C C X X I I I . de andere C. zag naar het
Noorden en den buitenften Voorhof, op welken
de Offcrhanden gcwoonlyk geflacht wierden.
Ezecli. XL. vers 45.
Í7íde hj fprak^ tot my : detfi k^mer , welker voorße deel des Weegs naa 't Zttyden
is , is 'VOor de Prießeren , die de wacht des HttyKes waarneemen.
In de Grondtekening van Fillalpandus zyn
de wachtplaatzen wederom in de voorgevel
van den binnenften Voorhof, naaft de Kameren
der Zangers, de eene in den Noorder, de
ander in den Zuiderhoek. Deze zelve plaatslegging
kan opgemerkt worden in Her Ifraeliten
Legerplaatzen , dewelke een Voorbeeld
fchynen geweeft te zyn van den Tempel zoo
van Salomo als van Ezechiel. De geßachten
der Zonen Kohatz zullen zig legeren y aan de
zyde des Tabernakels zuidwaarts Hare
wacht zal zyn de ^rke^ ende de tajel^ ende de
ende de altaren , ende de gereedfchap
der Heiltgdoms De Merariten zullen
zieh legeren aan de zyde des Tabernakels
noordwaarts Die nu zieh legeren zullen
voor den Tabernakel ooflwaarts voor den Jente
der 't' Zamenkomße, zullen zyn Mofe, ende
Aaron met zyne Zonen, waarneemende de --jt^acht
des Heiligdoms, voor de wacht der kinderen
Ifracls. Num. 111. zp. — Deze kamer
der Priefters plaaEzen wy gevoegelyk in APrintblad
CCCCXXIII.
Ezech.
]
N A T U U R KUNDE.
Ezech. XL. vers
I 4 4 1
Maar de kamer, welker voorße deel des weegs naa 't Noorden is voor de Prießeren
, die de wacht des Altaars waarneemen : dat zyn de hinderen Zadoks die
mt de kinderen van Levi tot den BEERE naderen om hemte dienen.
De plaatzing van deze kamer kanmenafneenien
uit het 45-. vers. de amptbediening van
deze heilige wacht ftaat Levit. VI. 11. 15
Het viiur nu op den altaar zal daar op trau
• Prießer zal daar "t elcken
morgen hont aanßeeken: ende zal daar op het
brand-ojfer fchikken, en het vet der dankoferen
daar op aanßeeken. Plet vunr zal geanurtglyk
op den altaar brandendegehouden worden, het
en zal niet iiitgeblufcht worden. Ook bewaarden
de Heidenen het heilig Vuiir. Vtretlius
ly.^.vanEneas:
Ende hy had het wakend vuur ingewyd,
de eeuwigduurehde wacht der Coden,
Ook is uit de Romeinfchc Geichiedenis de
Gelofteder Veftaalfche Nonnen 200 van kuishcit
, als van bcwarin g van het eeuwig vuuc
bekend. Deze kamer plaaczen wy in n. bö
Princbiad CCCCXXUi.
Ezech, XL. vers 47,
Ende hy mat den Foorhof, de lengte, hondert eilen, ende de
len, Vierkant: ende de altaar was voor aan het httys.
breedte hondert el-
De Profceü, de Engel hem geleidende,
treed in den bitienften Voorhof, doordiebinne
poorten geflooten, dewelke is geweeft eene
Vierkante opene plaacs 100. eilen lang . 100.
eilen breed. Dit binnevfie Voorhof of der Priefier'm
(AS. Pnntblad CCCCXXIII)omringen
van de drie ötreekcn , de Oofterfche.
JMoordfche cn Zuidelykfte, prachtige Gebouwen,
maar ten VVeftcn was het zodanigopen,
dat uit dit Voorhof der Priefters eenonbelemmerd
gezicht geftaan heeft naar den Altaar en
de Kopere Zee, het welk te kennen geven de
woorden ende de altaar was voor aan het huys
G O D S , kai to thußaßeyrion apeìianti toti oi'
kou. Daár is echter tu/Tchen dat voorhof en
dezengcheiligden altaar van hetHuisdes HEEREN
een middeifchot gew¿eft.. Maar io de
VilUlpandifche Grondtekening ftaat de groote
kopere Altaar in het midden van dit zelve voorhof
der Priefteren, het welk derhalven aan elk
een, de binnenfte poorren doorgaande. in hec
gezicht liep. Ja zelfs konden de Heidenen
dezen Altaar uit het \^oorhof der Hcidenea
zien. Het middeifchot wyft ZiA aan.
Ezech. X L. vers 48.
Doi bracht hy my tot het Foorhuys des huyxßs , ende hy mat elcken poß des
huyz^es, vyf eilen van de^e, ende vyf eilen van gene zyden: ende de breedte der
poorte j drie eilen van dc^e, ende drie eilen van gene zyde.
Koor kan geleezen worden Ezech. VIII. i6,
Bride hy bracht my tot het binnenfie voorhof
van het Huys det HEEREN: ende ziet,
aan de deure van den Tempel des HEEREN
tufchen het voor huys, ende tufchen den altaar^
waren omtrent vyf en twintig mannen: hare
acht erße leden waren naa denTempeldes HEEREN:
ende hare aangezichten naa 7 Ooßen:
ende deze bo^en zieh neder naa 't Ooßen voor
de Zonne. Van deze openc plaats, welke hec
CCCCLIV.Pnncbladvooroogenftelc, wierd
opgeklommen längs eene trap elylam. All tou
AUam , naar den mgang, des Huizes, welke
W y treeden nu al nader tot het Heiligdom,
namentlyk tot het Heilige, en het Heilige der
Heiligen. Het Voorhof der Priefteren A. S.
Printbl. C C C CXXI I I . is, gelyk wy aan ftonds
gczicn hebben, dooreen middcUchotafgefcheiden
geweeft van eene andere opene piaats, op
welke, volgens onzen geftaan heeft
het groot Altaar , cn de kopere Zee. fillalpandus
maakt van deze opene plaats een Uedehiiis,
in welk de Priefters, voorriamentlyk by
rampfpoedige tyden , zamengcvoegde Smeekingen
voor G O D zouden hebben uitgeboezemt.
Hier toe diend Joel II. 17 Laat de
Prießers, des HE EREN Dienaars, weenen
tujfchen het voorhtiys, ende den altaar. VVegens
de fchandelyke ontheiliging van die heilige
geweeft is eene opene plaats voor den ingang
van het Heilige, in dezelve Gezichteindcrmet
het Heilige en het Heilige der Heiligen.
z z z z z z z De
: Jll^h:
I \m i
• I
ajljwj
I i i "