äii. ! «i
1 3 9 0 G E E S T
J e r e m . LI.
E
rerff:
L Y K E X A J ä . D r x x v m
16.
Tiie de aarde gemaakt heeft door zyne kracht, die de mrelt hereid heeft f Z)He
wysheid; ende den bemel aitgehreid door zjn 'verfiand.
Als by zytte ßemme geeft^ ^00 is 'er een gedrttjs van 'ivateren in den hemel, ends
hy doet de dampen opiflmmen uan bet einde der aarde ; by maakt de blik^efnen
tnet den regen, ende doet den mnt mt zyne ßhatkameren voortkomen.
Overdikwyls zalmen in de H. Bladeren kezen
de wezenclyke eigenfchappen van het AU
dcrvolmaakft VVeezen, dewellce hier voorkonien
, gegrond op her recht der Schepping,
Onderhouding en Regeering, en dewelke
nooic genoeg herhaalt, nooit genccg können
bekend gemaakt worden. Denmenfch, blind
van nature , moetea dagelyks en allen ogenblik
de oogfchillen afgeligc worden , de Goren
moeten den doüven by alle gelegendheit
doorboord worden. De ongevoeligheit moet
op de zenuw-peezen opgevlymt worden.
Naauwelyks wakker nie de flaap zynde geworden
overvalt ons de vakerigheic op nieiiws.
Den oogen treft de Schepping , hcc gemoed
zeer zelden de Schepper. Bcvenalisaandacht
dar waardig. dat G ü D als dan ten toneele
voerc de werken van zyne fchepping , en de
gewrochien van zyne alderwyfte Voorzienigheit,
wanneer dac 'er gehandelt word over
zyne Eere , als de afgodcn voor eerloos moeten
gebrandmerkt, de afgodendienaars fchaamrood
gemaakt, en als zodanigen geftraft worden
, gelyk hier. Wanc vs. 17 leeftmen:
een yder menfche ts onvernußig ge--^oräen, zoo
dat hygeen -^•etenßhap en heeß, een ydergoutfimt
is beßhaamtvanhetgefneedenbedt: zvant
zyn gegotcn heeh is hugeriy ende daar enisgeen
geeß tn he».
Die, de alles vermögende G O D , de eeuwige
fpringbron des levens die de water-aardlucht
VXoot gemaakt heeß door zyne kracht,
door zyn almachtig woord in grootte, in ge.
daante , in afftand van de Zonne, de -wereh
naar de Afpunten gedrongen veel eer bolswyze
dan klootachtig , bereid door zyne oneindi.
ge wysbett, en door zyn "verfland heeß mtgebreid
den hemd, den luchchemel, cn die on.
mcetelyke bovenfte hemclcn de Vafteen DwaaU
ftarren tiiflchen beiden geplaatft zynde. De
L X X . hebben kap. XXVl lI. KURIOS
poioongeyn tey ichuiautou, hetoimazoonotkou.
meneyn en tey ßphia antou, en tey ßneyßi aw
ton exeteite ton ouranon.
Ms hy zyne flemme geeß, opdeeerftewenk
van de almachtige wille, zoo is 'ereengedniys
van wateren in den hemel, door den winden
worden 'er wölken in de Iiicht dryvende ver.
gaderd , alle ogenbltk hec evenwicht zynde
verändern. Hy doet de dampen opklmmen, de
waterige blaas-bobbeltjes j vanhet einde der aarde,
van alle ftippunt der water-aard-bol, uit
de zeen , meirpoelen, rivieren, bergen, valeyen
, velden. Hy maakt de blikzemen met
den regen, de rondomleggcnde damp zodanig
verdiinnende, dac de dampen niet langer inde
vrye lacht können dryvcn , maar by een vergaderd
zynde, en tegen elkanderen aangebonfd
gebrooken worden , gebrooken zynde neder-
Valien. En doet den -wint voortkomen uit zytu
ß hat kamer en. De LXX. hebben eis fhoonep
etheto eycfios hudatos en auranoo, kai aneygagt
ntphelas ap' eßhatou teysgeys, aßrapaseishiteton
epoieyß, kai exeygage phoos ek tooniheyfau'
roon antou.
Jerem. L I . vers 27.
Brertget per den opvaarts , als ruyge kevers.
Zie Jerem, LL Den 14.
P R I N T B L A D E N DCXXVIII. DCXXIX.
Nehticadtie^ar , de Koning 'van Babel y heeft tny opgegeten^ by heeft mj -verpletterty
hy beeft my gefielt als een ledig nat, by heeft myverßonden als eendraaki
hy heeft zynen balg gevult njan mjne lekk^rnyen : by heeft my 'verdreeven.
Jerem. L I . vers 34.
SraatlEREJVl.
C«p-I.I.
S e l l i e n fes
^Vn'rm. òiif.x
' i^r^fxwujrrt.
I. G. Fuitz siuii^.
: if: