3 I
N A T U U R K U N D E 134J
de baflen , of die jachthonden , dewelke blaffen
, zclfs als z y geen fpoor van her wild hebn
eenen gceilelyken zin die gene, de^
huistebrengen. Dez c Bedieningla.1t i k aanandereDOver,
en wel aande godvruchrige enwaakzame
Verkondigers van G O DS W o o r d , de gebreeken
van cenen hondtallecn bly vendc befchouwen.
Jlle, ze^ddePwfce:yen-u^cetenntet, zyzyn
jlomme honden , zyen komcnnietbajjm, kuies
moi OH duneyfontai hulaktein. Het is iecs den
menfeh eigen te fprceken, tc lagchen 3 d rn leetiw
te bruilen , den os te loeyen, zoo den hond te
ira/cn, te blaffen. TOE dateindehecfcdealderbefte
Schepper allen dieren eene nergepaite
fchikklng tot zoo veletongen gefchonken, voornamendyk
van hoofd, tong en ftrot. BaJJen
Word hier uitgedruktdoor»<7^Ä4i-Ä, een Woord
immaal in de K . Schrift geleezen . maar doorgaans
by Joodfche Schryvers voorkomende.
Hier van daan leiden de Geleerden af der Egiptenaren
baCfendcn God ^nubis , als wäre die
hiinnobheach, enmiiTchienbehoordhier toe nibhchaz,
Nibha, de Afgodder 2. Kon.
X V I I . 31. want die, zoo de Rabbynen gelove
verdienen, hadeenehondfche gedaante.
Zy zyn alleßa^trig, • ?,y liggen neder, zy heb'-
hen het ßuimeren lief : empniazomenoi koiteyn,
fhilountes nußaxai. Daaruit befluitende Joodfche
Leeraars, dat een hond van nature flaapzuchtig
is, als by welken vadzige harders vergeleken
worden. Ider een is bckend, dac een
hond een beeft is van d e a lderwaakzaamf te, daarom
00k by bewaringen gebruikt. Lukret. VB
. 862. fs.
En door eene dünne ßaap de herten der hmden
onder eene getrouwe borß. Ovidius
IV. ß. 488. iis.
— reeds hebbcn de -wakende honden ge-
Z'a'eeßea. Almanak V. B. ys. 142.
En de huisgoden by '' ' '
n nachtbraak
Cohmella van de Honden VIII. B. 12. kap.
Wie is 'er een getrow^-er medegezeU wie onomkoopelyker
lyfii-acht ? "jvie kan 'er waakzaamtr
gtvonden •worden ? Het word by Livius in het
V . Beek een wonderwerk genaamd , dat de
honden der Gäulen by de inneeming van het
Kapitool gezweegcn hadden. Zy zyn in zoo
groote ßilte op de hoogße top van het Kapitool
gekonten , dat zy niet alleen den bewaarders bedroogen
, maar zelfs niet den honden , een bezorgd
bcefi tegen nacht-geruchtcn , "juakker
maakten. Lees ook Plutarchus over de dapperheit
der Romeinen. Hier uit is het klaar, dat
de ilaperigheit den honden word toegefchreeven
niet als eene hen aangebooren eigenfchap,
maar als een gebrek. Die van natuiir moeften
Waken en blaffen, flapen. Doch het Hebreeuwfche
woord hozim heeft eene wyder berekenis
als van ßaap. In het IVoordenbock van Kmchi
worden ook die hozim genaamd, dewelke in
de flaap fpreeken , of blaffen , of in ziektens
"askallen. Dit wil der Arabieren W / ä , der
Hebrceuwen hazah. In dezen zin zoud gy
hozm noemen die honden, dewclké al üapenÍ
. . ^
Í
ben :
welke luidkecls fciirceuwen in die omftandigheden
van tyden, in dcwelkc rhen mocil zwygen
, of die ftom zyn in zodanige, waar m
men mocft fpreeken. Vergelyk het dcnkbeeld,
het welk eenen il.ipenden of droomenden gebeurt,
het zy incnkh, of hond, niet de onbefcheiden
yver eens predikers, mer elke ongeregelde
hertstocht, meteenezondigetoegevenheic.
Dit is de reden dat h'izim by den LXX.
Mannen zyn genaamd ennpniazomenoi, droo'
wende, by Aqüüaphatttazomenoi, doordroomgezichten
en door verfihetdcn herjfenfihimwen
gedreeven: by Symm&chus horamatifiat, zien--
den, by Hieronymus ziettdeydile dingen. Die
alles paft op den honden , ¿00 nier blaffende>
ten minften knorrende . het welk de Grieken
notmtn fkuzein, fkuzaan by Hefychius en
PoÜux. Lukret. IV. 988 verlT:
En de jachthonden rott en echter zeer ßhielyk
diktvyls de fihinkels, tefwyl zy m een?Jtdle ruß
leggen, en baffen zeerßhiehk, en halen dikw yls
geamrig in de neus de Ivcht 'd^eder te rüg , als
of zy de gevonden fpoor en van het wild hielden.
(L/£fchyliis in Diris tot eenen jager in den
ilaap op de jagt zynde:
In den ßaap vervolgdgy het wilde dier, en
gy blaß als een hond, de moeite van het werk
nooit ter zyden ßellende.
Het werk der honden, der groote Doggen,
byzonder tot befcherming der fchapen gefchikt ^
is de kudde te bewaren, en de aankomft der
wolven door gebas te kennen te geven. Deze
wachthoedc der honden is overoud. Job maakc
al meld ing van de honden zyner kudde XXX. i.
Homefits Iliad. X. vers 183.
Gelyk de honden om de fchapen de moeyelyke
wacht houden in de fchaapskooi,
Het wreede dier gehoord zynde.
Iliad. XII. vers 302.
- - - ' De Herders mannen,
Met de honden en fpieffen rondom de fchapeit
de wacht houdende.
Indien men Kabbi Eliezer mag gelooven in
het 21. kap. zoo hecft een groote Doghond
het ligchaam van den gedoodcn Abel bewaart,
op dat het niet miiTchien van de wilde beerten
zoude verflonden wurden , of den roofvogels
tot buit worden. De Egipteaaars , gelyk zy
alle dingen door beeldiprakclyke gedaantens
hadden uttgedrukt, hebbcn door het zinnebecld
van eenen hond atgefchildert hierogrammatea,
eenen heiligenSchryver^ of tiegifterhoudcrvaa
de heilige vergadering. Zie Horus Apollo I.
ß. Hieroglyph. kap. y Her biykt, uit heC
tot hier toe gezegdc , dat ftomme honden by
den Frofeet onder den Priefters .je zodanigen
z y n , Wien de bewaring der kudde nierrer harte
gaat, dewelke hun pücht niet waarneemen,
die nalaatig z yn, veel liever hunne buik, dan
kudde.
Ii,--. i»
t;
»ii^'Ü:!
r n
I :
IJi";