l i
1 3 8 z G E E S T
zelve is, treed nochtans nooic buitcn dat middelpufit
van zyne zwaartte en der Dwaalftarren.
Dog by aldicn, volgens de uitrekening
der hedendaagfche Wiskundigen, de hoeveelheic
der StoiFe in de Zonne tot de hoeveelheit
der Stoffe in lupiter zieh heefc als van i loo.
tot I. en byna in dezelve optelling deaftland
van lupiter van de Zonne tot de halve middelyn
der Zonne, zoo zal hec gemeene middelp
a n t d e r zwaarce, natncnclyk van de Zonne
en van lupiter boven op de oppervlakte der
Zonne zelve vallen: maar het opzichtelyk
middelpunt op de Zon en Saturnns beneden de
oppervlakte, op hec ügchaam der Zonne zelf,
om dat de hoeveelheit der ftotfe in de Zonne
zieh heeft tot de hoeveelheit der Stoiie in Satwnm
als van xjöo. cot 1. en in weinig mindere
rekening is de afftand van Saturnus van
de Zonne tot het halve middelpunt der Zonne.
Derhalven by aldien van de eene kanc geftelt
worden lupttr en Saturnns, van de andere
de Zonne, zoo zal hec gemeene middelpunt
aan deze drieligcharaen van het middelpunt der
Zonne niet boven de middellyn der Zonne afftaan.
la by aidien in deze groote weegfchaale
der wereld aan de eene zyde waren alle de
Planeecen, aan de andere de Zonne, zoo zal
in alle andere gevallen en befchouwingen akyd
de afftant van het middelpunt der zwaartte
minder zyn van het middelpunt der Zonne.
l a die zelve gemeene middelpunc der zwaartte
in den Plancet - Hemel zal in zekere bcweeging,
als de Zonne zelve, zyn.
Uit kracht van eene andere Ordening worden
de zes voornaamfte Flaneeten rondom de
Zonne in eironde Wegftreepen als hun Hemels
Huis, ofteekendes Hcmelkrings bewoogen.
Dezelve Wec, op Srarrekundige Waarncemingen
geveftigt, heefc 00k op den Wächters
betrekking.
Door eene vaftgeflelde Oräming behouden
de Vafte Starren ftandvaliig onderling dezelve
plaatzing en rang. Dezeruile der Vafte Starren
toonen aan de geduurige beweegingen der Flaneeten
of Dwaalftarren, en de beweegingen van
die beweegingen meecen beurcelings de Vafte.
Nademaal de jaarlykfche Afwyking der Vafte
Starren of geeae is, of naauwelyks, jazelfs
niet eens naauwelyks aanmerkelyk, zoo volgd
daar uic by licht te maken gevolg , dat dezelve
niet gevocliglyk op onze Planeet-draaikolk
werken. Omdat aan de Planeeten zelvenmet
geen recht kan toegefchreeven worden invloed
op deze aarde , Zonne en Mane uirgenomen,
zoo om derzelver al ce grooten afftand, als om
derzelver klsinheic , zoo vervalt van zelfs de
Starrewichelary, zoo mcnigmaal in de Gewyde
Schryfrolle veroordeeld.
By aldien ik andere Ordeningen van G 0 D
aan de wereld , byzonder de Planeecifche,
voo.rgefchrceven zoude willen verbalen, en te
gelykbetbogen, zoozoude raen moecenncder-
E L Y K E
dalen cot in den diepen afgrond der hedendaagi
fche Starre-en-Landmeetkunde. Dog die is
myn toeleg geenlTms. Ten rainften zal imand,
die by zyne zinnen is, wit de cot dus verregezegde
zaken befluiten , dat de Befpiegelende
Kcnnis van zoo grooce Werken van den AU
derhoogften G O D noch fchadelyk is noch
verboden, ja dat derzelver eerbiedige befchouwing,
ten hoogften nodig en nutcig is Cot lof
van den Schepper, tot veelvuldige gebruiken
voor de menichelyke Maatfchappy , en onze
zaligheid. Wie, bid ik u , is zoo zinneloos,
dat hy zieh zelven zoude können overreeden,
dat de alderwelgefehikftc Wetten van den alderwyften
en alderheiligften G O D voor hemel
en aarde gegeven niet raoeften of niet betaamden
onderzochc te worden ? Wie zoude
gelooven, dat'er onder den Geleerden. onder
denVerkondigers des Goddelyken Woordsgevondenworden,
dewelke met eenezwartekole
zoude tekenen zodanigen , die de -verborgendheden
des hmels, den loop der Geßerntens. de
beweeging envlakken der Zonne, deninwoonders
en ingewanden der Tlaneeten, als of zy derzelver
wer kmeefier aan de band hadden gegaan,
naarde wajfche tienvoetmaat van de wederfpannige
menfchelyke reden afmeten. (H, Orat. Secular.
1719.) Tegen dezen Ophefmaker ftelle
ik den Vxokcije'zaias door G O D S Geeftgedreeven,
dewelkealdus fpreekt X L . 26. lieft
wive oogen op om hoge, ende zkt, wie deze dingen
g efchapen heeft, die in geiale haar heyr voortbrengt:
aieze alle by name roept, van wegen de
grootbeit zyner krachten^ ende om dat hyßerk
van vermögen is, daar en word 'er niefeen gtmifi.
By aldien dac'er iets is, hec welk den
menfch opleid coc de kennilTe van hec Opper«
fte Weezen, zoo eriecs den Veiflenezi Ongodiften
overtuigd, befchaamd maakr en tot eene
gemoedhebbing brengt, zoo is het waarlyk
de aanmerkingvan deze zelve ordeningen, naar
welker regel de Starren zoo Dwaal- als Vaftebewoogen
worden. Hoedieper dac iemanc deze verborgendhedeoinziet,
hoe meerder_dat hy GOD
naderd. Eene leeroeffening, welke een Lielliebbervan
G O D zieh zelven en anderen aanpryft.
ü i t d e n h o g e n Hemel, daald de Profeet
längs den weg der Vafte Scerren, der Zonne.
der Mane tot op de Aard-kloot, en hy zoekc
G O D en vind hem in het byzonder in de Zee.
Die de zee klooft, dat bare golvcn bruyzcn,
HEERE der beyrfcharen is zyn naam. Ho
dous kraugeyn tha ¡ajfey , kai ebotnk)-
fe ta kimata auteys. KURIOS pantokratoor
onoma autou. Derhalven zoo worden m
den eigentlyken zin de Zee-golven niet opgc
hevcn van de winden , maar van G O D dooc
de winden , als door werkruigen. Jez. Li.
15. IVant ik ben de HEERE uwe GOD,
die de zee kheft, dat bare golven brnizen:
H E E R E der heyrfchaaren is zyn na^^
Geen Natuur, geen Neptmus, maar
K U N D E . 1 3 8 J
I
derftandvaftigfte ordcmn^ zyntt Inzettingen en
Beßuiten. Indien deze ordenineen van voor myn
aangezichte zuUen wyken, fpreekt de HER.
RE; ZOO zal ook het zaat Ifraels ophoudeni
dat het geen volk en zy voor myn aangezichte
alle de daagen. Woorden onze aandacht overwaardig.
Hy moet eerft G O D kennen,
die op hem vei-trouwen wil ftellen : die geloof
wil geven aan de goddelyke toezegginge, moec
die Inzectingen. dewelke hy ce pand zec, verft'aan,
de wetten, ordeningen, Üeveelen 200
net en wel afgemeeten niet alleen met de ufterfte
tipjes der vingeren aanroeren, maar toc
in hec binnenfte de uicwerkingen en ftandvaßigheid
deezer wetten inzlen, de onveranderlykheit
uit de veranderingen zelven, die
alle oogenblikkengebeuren, leeren. Die is een
der voornaamfte gebruiken uic de befchouwing
der Nacuur tot de KenniiTe G O D S overbrengende.
N A T U U R
n-eed alleen op de hoogten der zee Job IX. 8.
God is hec, die de denrcn heeft toegeßooten,
(loeze uytbi-ak, ende uit de baarmoeder voortkusarn.
Ende zeide •. Tot hier toe zult gy körnen
^ ende niet voor der: ende hier zal by zieh
fiellen tegen den boogmoet uwer golven. Pf.
LXV. 8. Die het bruyzen der zeen ßilt; het
bruizen harcr golven. Pf. CVI I . 2?. Als hy freekt, zoo doet hy eenen fiormwint opfiaan,
e bare golven om booge verheft. Jerem. V.
32. En zult gy Heden my niet vreezen, fpreekt
de HEERE? zult gy voor myn aangezichte
niet beeven ? die ik der zee het zant tot eenen
paal gefielt hebbe, met eene eenwige inzettinge,
datze daar over niet en] zal gaan: of fchoon
haare golven zieh beweegen, zoo en zullenze
doch niet vermögen, of ze fchoon bruyzen, zoo
en zullenze doch daar over niet gaan.
Deze hoogmachcige G O D , gelykhyzweert,
beloofc, bedreigc by zynen naam, alzoo geefc
by hier aan zyn volk als coc onderpand de al-
Jerem. XXXI . vers 37.
Zoo ^eU de UEERE-, indien de hemelen daar bovengemeten , ende de fonda^
menten der aarde beneden, doorgrontkpmen worden-, zoo 4 ook. het zantßhe
zaet Ifraeh vermrpen, om alles dat ?iy gedaan hehben, fpeeh$ de B E E K E .
zaken van geen gebruik, derhalven moec dezelve
cen hoogften verachc, verworpcn worden.
De reden is openbaar, op welke de onmogelykheic
gegrond word. Alle de werken GODS
zyn van eene oneindige konft, werken van een
oncindig volmaakc Weezen , voor aiJe eindig
verlland ondoorgrondelyk, onnafpeurelyk.'
Die belec niec, waarom wy niec zouden doorzoeken
, navorfchen . afmeeten , de binnekameren
der Natuur, naar de krachcen van ons
verftand naauwkeurig uic en doorfnuiFelen: niet
op dac wy nieuwsgierigheie, of eene verwaande
begeerce om wac te weeten zouden verzadig
e n , maar de eere G O D S hooglykroemen,
en hec heil van onzen naaften en hec onze zouden
bevorderen. Hier vercoonen zieh de zwakheic,
en de ZOO zeer bepaalde krachcen van ons
verftand, hec gebruik der gezonde, maar ook
hec misbruyk der verdorve Reden. Waarlyk
hec IS geoorlofd onderzoek ce doen op het getal,
gewichte, maate , in welken GOD alJe
dingen gemaakc heefc in den hemel en op der
aarde, Boek der JVysheidXI. 21. dewelke wel
können onderzochc, maar nooic grondigdoor«
zochc worden.
Dat uic deze voor af geftelde vcrklaring,
indien de hemelen daar boven gemeten, en de
fendamenten der aarde beneden doorgrondt können
werden niemand tegen den Scarrekundigen
en Wiskundigen inbrenge, dac niemand derzelver
is geoorlofd de hemelen, de Gefterntens,
de aarde in groocce, gedaance, hoogte,
andere hoedanigheden af ce meecen. Hec gevolg
word onckenc. Niemand zal waarlyk durven
naar de koree tien voec maacder reden afmeeten
de drie meetingender hemelen, dewelke
tuflchen de vafte en Dwaalftarren zyn, te
bepalen de inwendige bouwing der aarde, de
plaatzing en de ftoffe van de beddens van de
oppervlakte dertuirde af coc op hec middelpunc
toe. Ons is cot noch toe niet vergund zoo gelukkig
te zyn , dac wy verder zouden können
doordringen als maar op wein ige plaaezen coc
eene halve myle. Ja zelfs zouden wy gemakkelyk
eoeftaan, dac ons oncbreekr eene necgepafte
kennis van elk , hoedanig hec ook zy,
ligehaam, dier, plance, menfchelyk ligchaam en
delTelfs byzondere deelen. Niemand zal uic
deze onze openharcige belydenis mögen redeneeren,
derhalven is de kennis der natuurelyke
J e r e m . X X X I I . veiff: 8. j .
Doe merlte ik. dctt het des UE EREN mord was.
Dies jocht nevati HanameU, ii^m Ooms Zone, het veld, dut h-} Mitthoth is:
tilde iì^meg hem het gelt tue, zeventhieti ¡¡here ftkelen,
D i t