^ Iii
I'' lü'l'tlnl'
ll„J:;'.ii|tM
i iüil i
Ii
N A T Ü U R KUNDE.
Hoe 'Wekt de nutte tekenkimli^
Door Koningen beßradd met gunßy
Myn Dichtluß op, daar zy onze oogen,
Bekoort, en koomt aan ons vertoogen
Em L A N D S C H A P . luftig voor 't gezkht j
mar in mm d' A K K E R b O U W verriebt:
Mfiar meerder veel ik my vertminnen
In yver y daar tk zit ontgimen.
Hoe 't Akkerboifwwerk wierd volbragt
By 't Jodendom i Hier koomt de fchacht
Van SCHEUCHZER zeer veel fraais te ontleden
Liefhebbers der behoorlykheden y
Te -vinden in den Bonw des Lands;
Hier vind uw wetzagt fchooner kansi
1 3 0 p
DEze Texten geleiden ons naar het Aklcerbouw
werk, en wel der oude Joden.
T o t een 2oorC van arbeid, hec welk mec hec
Veehoeden over de oudheit twift. Habel ix;ert
een Schaapherder. ende Kain wert een Landbou-
•wer y Gen. IV. 2. Eenekonft, zelf om de
heerlyke gebruiken, welken dezelve de menfchelyke
maatfchappy geeft, van allen eeuwen
voor de heerlykfte ook gehouden , door den
GriekenaandeGodinne CereSy deUitvindrter,
toegewyd : ten tyde van Mozes geoeftend,
gelykzulksuic verfcheiden wetten, rakende de
bouwlanden, blykt. Deut .XV. 19. verbied hy
tnet eenen eerßgebooren ojje tearbetden, namenrl
y k hem voor de ploeg te fpannen. XXI I . lö.
verbied hy het ploegen tnet eenen ojfe en ezel te
gelyk. XXI. 3. worden de Ondfien eener Stad
belaft eenejonge koe van de runderen teneemen^
met dewelke met gearbeit en is, die aan het jok
niet getrokken en heeft. Reeds voor Mozes bezat
Job ^00. jok offen voor zynen rampfpoedigen
ftaat, looo. na denzelven kap. 1. 3. kap.
X L I I . 12. Ja onze Profeet heefc G O D zel-
Ven den Uitvinder en Leeraar van deze Konft
vaftgeftelt. Op dat de landboiiwer dit naar
behooren doen zoude onderricht en leere hem
zyn G O D . De LX\. paideutheyfey krimati
IHEOÜ fouy kai euphrantheyfey. Gy zult
onderimeezen worden door de kennis-geving van
uwen GOD, en gy zult verblyd zyn. Zoo
ook Sirach Ecclef. VII. 16. hey geoorgia hupo
hupzißou ektismeney. Deze arBeid is onder de
volftrekt noodzakeiyke. De dikke, vafte,
harde, beklonke grondontfangt noch voed niet
hcc uicgeworpen zaad. Het Ilymachrig vocht
der aarde, de voedfter der planten, heeft van
noden, de fucht, de bewecgeren voerder zynde,
door de luchtgaten van het aardryk door te lopen.
Het land moet beploegt en ge'egt worden,
geopent en doorfneeden om te zaeyen Jcz.
X X V I I I . 24..
Vers 2 5. worden in rang opgetek de zaden,
koorn en peulvruchccn, en wel zodanig, zoo
als dezelve iiit kracht der Kerkzedige Wc t af-
Zonderlyk moeften gezaaid worden , elk aan
zyne piaatze y ketßzch wikken, cammon komyny
chittah beße tarwe, feorah gerße en cyßemeth
fpelte.
Ketfach is onder de maar ems voorkomende
heilige woorden , zekerlyk betekenende eene
zoort van peulvrucht of eenig ander (lag van
hofgewäs. Hieronymus zct \itz gith owtT. Van
het zelve zegd Plinius XX. B. 17. kap. Gitb
in het Grieks , noemen anderen Melanthion,
anderen melafpermon. Het alderbeße, hoe
alderßerkß van renk , en hoe zwarter. Aufonius:
Onder de aardvruchten is Gith alzoo fcherp
van beet als peper.
De ZOO even aangehaalde Plinius, na dat hy
de Geneeskundige gebruiken. van deze plant
had opgetelt, getuigt, dar het zaad ook zeer
aangenamelyk word tngelegd. En in her X IX.
B. 8 kap. dat Gith in der bakkers Winkels gebnoren
word. Namentlyk gelyk wy gewoon
zyn brooden, koeken met Komyn te doormengen.
De LXX. zetten het over mikron melanthinony
dat is, nardus-zaat, nigelle. Het
kruid Melanthium behaagd aan R. Solomon y
Juniüs, Tremellius, Pifcator, Arias Montanus,
Pagninus, Vatablus, BuKtorfius, Schmldius,
üog by aldien men luft heeft om deze
plant op te neemen, zoo moet verftaan worden
niet ZOO zeer de gemecne Hof-iV^ri^Ki of die
o p onze akkers groeic, dan wel de breedbladige
Cretißhe ruikende Park, wit met eene enkele
bloem. Alpin. Exot, als dewclke door zwarre
ruikende zaden met het Melafpermum van Plinius
wonderlyk overeenkomt, oi ook de andere
Cretißhe Nardus ruikende dunbladige Park.
De Cretißhe Nardus met Fenckel-bladeren C.
B. waar van de zaden ookzwart , fcherp, vol*
hoekig, enigzins riekende zyn. Dog den Zurigers
behaagt vitze, wikke , dog hec is my
onbekend, van waar zy zulks gehaalt hebben.
T o t byftand können ons bykoomen namen van
Ooilerfche Volkeren eenigzins met ons woord
beVrierid, der l^crzhaen kefene^ küfene, küfne,
kiißii, der Tiirken burciak , der Poolen Geßa
wyka. Meninzk. Lex. 756. 913. 3965). By aN
nnnnnn dien