J i
G E E S T E L Y E E 1 2 9 6
brennen. Eiders licbbcn wy gctoont, opjob
X X ! 14. Deut. XXXI I . 33. Spreuk. XXlIl.
32. dat fethmhtKVem een adäir, een van de
alderienynigfte ilangen , tfifha of tfifhom het
Kminkje een Baßkfk. (JndertulTchen verdiend
ookvandc alderverderffelykfte flangcn dit aangetekend
te worden , datzyzeldcn, tenzygetergd,
fchide K.cbrengen, cn dat zy zeerdikwils
tarn gemiakt worden. Men vind een Ver-
1ml, hecwelk den Text vooreene Uitlegging
kan dienen in Slllfic. Diai. I. kaf. 5. De Abt
had met twce jongens brood gezonden , van
welken de grootfte vyfthicn jaar, endejongfte
twaalf jaar oud was. Dezen nu, wederom
kernenden ontmoet een adder vaneeneverwonderlyke
grootte; waar van zy nietsverfclirikt,
als dczelve voor hiinne voeten kwam , lieeft
als door gezangen betooverd , de blaeuwe nek
afgclegt. De kleinflic jongen heeft dezelve in
de band genomen, en in de mantel gewonden
zynde gedragen. Daarop als overwinnaar het
Klooftcr intreedende den Monnikencegeraoet,
heelthy in aller aanzien, het gevange beeil,
de mantel open gedaan hebbende, niet zonder
groote fnorkery nedergelegd. <LALUanus verhaalt
in zyn XVII. ß. 5. kap. uit Flutarchns , dat
cudstyds de Slangen zoo tarn zyn gemaakt geweeft,
dat de kinderen zonder eenig ongemak
daar mede gefpeelt hebben, en door het knippen
op de vingers uit de Ichuilhoeken gelokt
hebben. Het zelfde verhaalt Li.
IX. B. 905. vers. van de Pfjüm.
i z y r
Dl Pfylhn helft debe's;}zen'vanzyne
afkomß, by ddm iemmi met verfihrikt ts ge-
. worden voor aangelaße ßangtn; by aldien een
kmd gefpeelt heift mit ßangen die het gegeven
'•juaren.
Ook leeflmen, dat dat zelre volkdooreene
•wonderbare proefneeming navorfchtten of de
kinderen uit hen waren geboren, door dezelve te
werpen in een vat vol Hangen, want dat de
gene van het zel ve geilagc ongekwecft waren
gebleeven , de vreemden omgckotnen. Dirs
<iy£!ian. Biß. 1. B. 57. kap. En volgens gctuigens
van Vincent le Blanc II. D. 23. kap.
handelen de Atrikaanfchc jongens naby de bergen
van Segelmeß'e woonende zeergemeenzaam
de Hangen, met dezelve fpeelende.
In de kiiyl der BiißUsken, die word in her
oorfpFonkelyke genaanid miirath tßphoni, by
H icronyraiis een hol, by den Grieken Koitt),
Dog de Kaldecuwen verrtaan door miirath de
oog-appely van het wortelwoord Or,/fÄ)-«?»,
verlieht'worden. Derhalvenis, vo]gens Kimchi^
de zin, dat de Hang in zyn hol ichuilende de
oogappel zodanig g\infl:err, dac tcngefpeent kint
een edel gefteente zullende oprapen zoudetoe.
freeden. Wy gcven de voorrang aan de ¿o|.
ligheit van de oogappel, nademaalookden Ara
bieren J a r een hol, eene Spelonk is.
De H^ Joh. Henrik Lincke van Leipzig _
een Man van groote verdiente omtrent de
Natuurkundige Befchryving, eneenmyni
derbefte Vrienden , heeft my, uit eene zonderlinge
gcnegendheit voor my, medegedeek di
afbeeldingen der Slangen, dewelkehyinzyne
by iiitneraendheic wel verziene , Boekkamet
bezit , aardig met verwcn afgezec, overwaardig
cm dit myn Werk van de Geeßelyke Nutuurknnde
te vercieren. Derhalven zy
A. Eene Slang dik van kop en lyf, gee
van kruin op de kop, zwartbJaauwofafchVer
wig van ligchaam , op de mg mec eene dub
beide ryge rondachtige geele vlakken, op de
buik Witte, maar op de kantzwarcachtigeomringd
befchildert.
b . Eene Slang dun van hoofd , kruii
ligchaam leververwig met ronde, groote witti
vlakken van eene tweellreepige middellyn, en
andere kleindere d.iar tuilchen in zynde.
C. Eene dünne lange Slang zwavelver'
met zvvarte halve ftreepen , bczaaid met Z'
velverwige flippen door evengelyke tuilchen'
wydtens van de bek af tot het uiterile tipje v;
de ftaart getekent, de ondcrfte buik hoog geel
zynde.
J e z , X I I I . veriT: 7. S.
Daarom %ullen alle hanclen ßap ivordcji: ende aller menfchcn herte %alverßnelm.
Ends zy zullen vctfchrth 'worden, fmerten ende ween zdlen haar aangrypen, zy zullen
bange zyn als eene harende vroime: eenigelykzalover zv^ennaa/len'verhaaßzp
hare aangezichten Rillen vlammende aangezichten zyn.
door volle kracht van het hert voortgedreeven
zynde , zcer onbelcmmerd door de buitenftß
deelcjes heeft gevloeid, het aangezicht roosverwig
fchilderende, die met een opgerechte en op
zy hangende hals had gegaan , dog nu fchielyk
de vlerken laat hangen, niet konnende voor
den rampfpoedigen tyd plaats maken. Want
de huwelyksband tuilchen het ligchaam en d^
ziel is ZOO naauw toegcftrikt, datiioodzakelyli
Dat trotze en hoogmoedig Babel, aan het
welk de Vooruitziender GODS vervaarclyke
oordeelen bedreigd, ftelt voor oogen de fchildery
van een volk, Stad, menfch, dewelke
jaren achter een en dagen zeer deftig heeft geleefd,
in eenen aldervoorfpoedigften Staat aan
welluften zynde overgegeven , maar nu door
cfnverwachterampfpoedenoverilelpt, nietweet,
•waar zig te bergen: wiencotnogtoehctblocd,
N A T U U R KUNDE.
haar aangrypen. De LXX. tarächtheyfontai
hoi preskis, kai odines autoiis hexotißn ; de
afgezanten zullen beroerd 'worden , en fmerien
zullen hen vafl houden. Een igelyk is bekend,
al was het door ondervinding, dat van wegens
angfl: de buik zeer doed: namentlykdeomloop
van het bloed door den omcrek van het ligchaam
zynde belet, zoo zal het zelve fneldcrenovervlüediger
toet zelve met eene zwarte cnnaredoodverwige
mantel moec omhangen worden, by aldien .¿¿«e
door de uiteriVc drocfheid word aangedaan.
Wannecr nu de dag des HEEREN zoude kamen,
grouiveljk, met verbolgentbeit, endehit-
• tigen toorn : om het lant te ßellen tot ver--^oeßinge,
ende dcszehen zondaars daar uit te verdelgeH.
vers 9. Wanneer de oordeelen GODS
als eene fnclle vloed nederftorten , de phiolcn
van GODS gramfchap zig by tiefch-kruiken
uitgicten i zullen de ¡ierren des hemels^ ende
zyne geßei'nten haar licht niet latenfchynen : de
Zorne zal verduijhrt "-.x;orden, 'Wanneer zyopgaan
zal, ende de Mane en zal haàr licht niet
laten fchynen^ vers 30. Die eenig gezag hebben
worden van den eere-throon aTgebonH:, in
hunlieder gewiíTen verfchnkt zynde. alle banden
ziillen flap •worden, pafa cheir eklutheyfetai,
alle band zal ontbonden '•worden. Het tegendeel
kan ook gezegd worden van die gene, die door
bekommeringen gepynigt worden, dat de banden
beklemt en toegewrongen worden : bekend
is het , dac die gene , dcwclke verdrinken,
zeer vaft in de banden klemmen , dat zy aanvatren
, ja dat zy het zelve , al dood zynde,
nog houden : bekend is het uit de beginilelen
van onze Wysgeerte cn Ziekckunde , dat in
vreeze en fchnk een overwicht is van hetvloeibaar
zenuwzap. En echter 'worden de banden
ßap in de uiterfte benauwdheden, en na dezelve
verzwakken de krachten, zoo veel te meer by
aldien de herten verßneiten. De LXX. paj'a
pfüchey antbropou deiliafit, alle ziel des menfchen
zal angßig zyn. Die ecrfte zm kan nauwclyks
met den Text overeen gebracht worden.
Het hert, hoedanig ook de bcnauwdhcidmoge
zyn , is en blyfc fpierachrig, nog veriinelt immermeer:
ja veclcer word list zelve ruimeren
breeder indengeenen, diedoorangllengedrukc
llerfc, naraentlyk meer door bloed vervuld en
als vol gepropt ; waar van daan der Duitfchen
manier van fprccken , het Hert zoude my van
angfi barßen , van vreeze byna word het herc
van een gefcheurt, het welk met de natuurbeter
Over een komt als het fmelten. Welke verbloemde
fpreekwyze miilchien ontlcend is van
het wafch ( by welk gefmolten in de H. Hladeren
doorgaans een heit door angftengedrukt
wurd vergelcjcen) hec welk zyne lyvtgheic en
tegenftant verlieft.
^Ende zy zullen, dus gaat de Propheet voort,
verfchnkt worden , fmerten ende -ween zullen
door de ingewanden loopen , de
bloedvaten der ingewanden, door bloed vol gepropt,
worden uirgerekc, en van dcze groocer
uitfpanning ontftaat pyn j ja zeJfs zyn de affcheidingen
en uitwerptngen door de klieren der
ingewanden overvlotrdiger, de buik word los,
de büikloop vloed j en op dat de Propheetdeze
pyn le vendí g genoeg zoude af beeiden, ver^
gelykt hy dezelve by de ween eener barendc:
Zy zullen bange zyn als eene barende vrowwe,
hoosgunaikos tiktoüfeys. Hoe groot nu deze
fmerten zyn ontftaande uit de geweldadige uitfpanning
van delyfofbaarmoeder, zullen gctuigen
können , die daar door worden aaneetall,
zelfs ook de byftanders.
Een ygelyk zal over zynen naaflen verbaasd
zyn^ hare aangezichten zullen vlammendeaangezichten
zyn. Sumphorafoußnheterospros ton
heteron, kai ekßeyfontai, kai to profoopon au^
toon hoos phlox metabaloußn. Zy zullen de een
des anderen droefheid beklagen, en z y z uilen ver-
•dßaan, en zullen haar aangezicht als eene
vlamme ver anderen. Verbaasd heid , mcdegezellinne
van benauwdheit, is niet zwaar om tc
verilaan: die door angfl: geparft word, "weec
niet \yaarhy zig zal bergen; engenegelegendheid
is nog voor raad , nog voor ondcrftand.
De verbaasde ziel word, als het wäre, van de
dierelykc geeften verlaren-, dewelke het gevaar
zullende ontviiedcn fnelderop de uiterfte declen
des ligchaams aanftorcen. Dogopwatwyze
de ontvlammitig van het aangezicht te vcrftaan
zy, is zoo licht niet omce zeggen. Daar
zyn 'er, dewelke het uitleggen van diedonkerroode
kleur den Droefgeeftigen gemsenlyk eigen.
Dog fchynt my veel eer de Propheet te .
fpreeken van zodanige bekommcrdheit, waar
door dan eens de overhand heeft het vloeibaar
zenuw-vocht, dan eens het bloed , en hec beklaaglyk
ligchaam als naartegenftrydige kanten
word getrokken, het aangezicht dan verble.kc,
dan rood word, het bhcdvliegt hem la 't aangezicht.
Pellicanus over deze plaars.
J e z . X r i l . vei-iT. 10. 13.
mni de Sierren des hemek, ende tyne {a)geßernten en zullen haar licht 7m laten
hebten: de Zonne zal verdnißert worden, wanneer zy opgaan zal, ende de Maneen
zal haar licht met latenfchynen.
(a) ^cyîielceicneenîgcnvot
wêer-zyii. Audcrenle« rdeífyaíten, Stcrr«
;cn voor Order : do
1 die aan 't hoofd van de
het word hier in het gei I Stier flaan, en voorboden van regen (
leen voor cene t'iamenílcrríuggelldt.
kkkkkk VaarQfH