ft
l « l
1450 g e e s t e l y k e
E z e c h . X L I. vei'iT: 17 — 10.
Tot hit gene loven de deuri was , ende tot het Unmnjte, ende buitenfle huys toe,
ende aan de gantfche wandt rontom hemn in het bmnen¡le ende bmteníie al by
waten, •
Ende het ivas gemaakf met Cberuhim ende Palmboomen : ^00 dat 'er een jdmhoom
oi>aí tujjchen Chernb ende Cberub: ende elke Chemb hadde fwee aange^ichten,
liamentlyk een menfchen aange^cht tegen den fdmhoom van de^e, ende eens jongen
leemss aangezjchte tegen den falmboom van gene zyde gemaakf in 't gantfibe
huy rontom henen.
Van de aarde a f , tot boTien de deare, wat en Ae Cherabim, ende de falmboometi
gemaakj!: ook. aun de wandt des Tempels.
Zk I. Kon. VI. vf: 13 — 28. P R I N T B L . CCCCXXFII.
E z e c h . X L I . vers 21.
(«) T)e Pojien des lemfels waren -oierhant-. ende aangaande het voorjle deel des
Beiligdoms ,deeene(b)gedaante mas ais de ,
Het Hebtcenwfche woord mezuza, het we\k Hieronymus door dorpel vertaalt, betekent allelydenderdeut«
In het Hcbrceuwfch cq bet aangezichc des Hciligdoms, geiicht gelyk geiicht.
Dus ook I. Kon. V I . 23. Ende a!zoomaakte
hy aan de deure des Tempels poßen van otyachtige
boomen, maar Vierkante. Deze woorden
verftaat Vtüalpandus overal van de lyften
o f het Snywerk der deuren in hec Heilige en
het Heilige der Heihgen. dat zy van houtgeweeft
zyn zouden , en dat goudene plaaten,
met nagels aan te flaan , aan dezelve zouden
hebben kennen gevoegd worden, aanweerkanten
-i der deur-breecte, of uit elke een zyde i
o f i van eene ei le, nademaal de gantfche brcette
van de deur zoude geweeft zyn van to. eilen.
Dogfchynt de Profcec voornaraentlyk te
verftaän te geven , dat de deuren van boven
niet zyn halironde, maar over al vierkante geweeft
, in rechte hoeken beflooten. i. Kon.
V I I . 5. Ook waren alle de deuren y ende de f Osten
vierkantig van eenderlei nitzicht. Welke
gedaante, 200 van deuren, als vanvenfterstot
o p dezen dag is behouden geworden. Philander
Aantekeningen op Vitruvius IV. B. 6. kap.
„ De Ouden hebben nergens dan vierkantige
„ deuren gemaakt, gelyk ook gene andere ven-
„ fters. Dog de nakomelingen hebben ook ge-
„ wclfde, boogswyze gebruikc, na dat de
„ bouwkunde 't eenemaai is vervallen : cn,
„ verwaarloofd zynde de voorbeelden der al-
„ dergoedgekeurfte werken , men begonnen
„ heeft naar der Duitfchen wyze te timmeren.
j , Dac de poorten der Steeden verwulft geweef t
„ zyn, daac van zouden de gedenktekenen,
3, dewelke noch te zien zyn, ten bewyzever-
„ ftrekken : eene verwulfde deur aan byzonj,
dere huizen, of ook een ingaug van gewyde
j , zult gy nergens vinden;,. De fraaüieic en
hec gebruik z d f vereifcht deze zelve vierkante
gedaantC; want even Zoo veel licht word een
gebouw ontnoomen, als hoe veel gy van het
Vierkant zoud afgenomen hebben, en aan hec
geweif gegeven. Die kan niecontkenc worden,
datmen voor de fteeuwigheicmeerzorgedraagd
door eene boogswyze of verwulfde geftalte,
als dewelke de daar boven op 1 e g g end e zwaarte
gemakkelyker door een zichteinderlyk kalfvaa
eene deurraamt draagd. Maar ook kan deze
ftecuwigheic verkreegen worden door een boogwys
verwul fd, by aldien dac in de rauur zelve
word ingemetzelc, waar door de zwaarte dus
verlicht word, en de perfUng o p het muurkalf
word afgewend. De laarfte woordeu hammrah
cammarah, gedaante als gedaante, zecren
w y ook over als deOorfpronkelykeTexthcefr,
die Geflalt des Heiligtpjjims 'juar anzujehm,
wie fie anznfehen war , de gedaante des Heiligdorn
was aan te zien , gelyk zy aan te zien
was. Maar duifter genoeg. De zin is, dac de
deure van bet Heilige der Heiligen ten eenemaai
van hec zelve aanzien isgeweeil, van dezelve
bouworder, gedaante. cieraad, met de
deure van hec Heilige , het welk ook incc de
regels der Bouwkunde overeenkomt.
Ezech.
N A T U U R K U N D E .
E z e c h . X L I . vers 22.
1 4 5 1
e des honten altaars was drie ellert, -Dee nde zjne lengte twee eilen , ends hy
zyne hoeken : ende zpe lengte y ende zyne wanden ¡varen van hout, ende
hy fprak, tot m j : Dat is de tafel , die 'voor des B E E R E N aanzemhte
^d zyn.
Alhier word verilaan de Reuk-aliaar,
dewelke ftond in het Heilige voor de deure
van hec Heilige der Heiligen. De plaats word
aangeweezen Frintbl. CCCCXXVII. g.
C C C C X X I X . m. De Alraar zelve word vertoont
Printbladen C C V I l . CCVIII.CCIX.
O p Exod. X X X . I. Gy zult ook eenen reukaltaar
des reukwerks maken: van Sittimhout
zult gy hem tnaken. Deze word eene houte genaamd,
niec tegenftaande dezelve geheel mec
gouden plaacen was beOagen geweeft. Ook is
buiten twyfel de roofter van louter gout geweeft.
Dus kan men dan bcgrypen, waarom
dat deze altaar door hec vuur niec is verteerc
geworden. Het hout waarlyk is uit deiTelfs
aart niec onverbrandbaar geweeft, dac zommigen
der Alouden met Hieronymus gewilc hebben,
namendyk uic hecParadysafgekapt. Dus
word ook onze Text over cen gebracht mec
I. Kon. VII. 48. alwaar deze Altaar eenen
gouden genaamd word : en i. Kon. VI. 10,
Ende de Aanf^raakplaatze voor ¿an was van
twintig eilen in lengte, ende van twintig eilen
in breette; ende van twintig eilen in hare hoogie,
ende hy overtoogze met geßootenen goude;
ook overtoog hy den Cederen Altaar. Namencl
y k hcc Voetftuk is van Ceder-houc geweeft,
maar mec dik gout overtoogen, bcllagen.
Deze Altaar is hoog geweeß drie eilen, en
twee eilen lang, maar de Keuk-alcaar van Mozes
is geweeft lang eene eile , breet eene eile,
hoog twee eilen. Exod. X X X . 2. ßy aldien gy
de evenreedigheden dezer twee Altaren met den
anderen zulc vergelyken , zoo komt daar uic
voorceene tweevoudige der zyden, viervoudig
c van vlaktens, zesvoudige van ligchamen.
Namenclyk van den
Altaar van
V l a k t e van
S Mozes
¿ Ezechiel
\ Mozes
l Ezechiel 4.
Z y d e
V a f t i g h e i t v a n , ^
D e drie-ellens Iioogte van Ezechiels Altaar
overgebraeht tot onze maten geeft (1449.
Faryfche voeten voor eene gewyde eile genoraen;
Paryfche voeten 5,;;;.Zuriclirchei,Hi.
de twee-ellens langte iJH. Paryfche voeten
Zurichfche. DeiTelfs miktzognMhm,
anguli ejus, dieEike. dehoeken, zynhetzelfd
e , h'^c'^zlkkurmbaiv, cörnitaejus, deffelis
hoornen. De gedaante deezer Hoornen zie op
de aangehaalde Printbladen.
E z e c h . X L I . verff: 13. 24.
De Tempel na ende het Heiligdom hadden (beide ) twee deuren.
(a) Ende daar waaren twee bladen aan de deure: [te weten) twee bladen diemen
omdraeyen kande: twee aan de eene deure, ende twee bladen aan de andere.
D e gedaante deezer aan weerkanten opengaande
flagdeuren word vertoonc op'Printbl.
C C C C X X X I X . Dog de meening van Vil-
Jatpandus Over Ezech. 366. is dusdanig omtrent
deze deuren, zoo van het Heilige, als van het
Heilige der Heiligen 10, eilen breed, en 20.
hoog-, dat dezelve wel beftaan hebben uic twee
ilagdeurea, maar dac in elke dezcr llagdeuren
geweeft is een klein deurcje, waar door voor
den Priefters den ingang zoude open geihan
hebben,. zonder welk het nodigzoudegevveeft
z y n de gehele deuren van plaats te veranderen,
g e l y k de Stadspoorten doorgaans overal mec
zodanige kleine deurtjes verzien zyn. Deze
deuren waren, gelyk uic het volgende vers zal
blyken, met fnywerk vercierd.
E z e c h . X L I . vers 2j.
Ende aan deiche {naraelyk) aan de deuren des Tempels, mren Cherubim ende
Palmboomen gemaakt, getß als 'er aan de apanden gemaakt %varen, er.de het hont
aan 't uoorße deel des noorhuy^fs "van bauten, vas dik,.
Nade