.il • Vil : • H
'' " ¡ ryl w
iliäpli'.
•li!!!,
T 3 4 ^
G E E S T E L Y K E
P R I N T B L A D DCXX.
yoor eenen doorn een demehoom opgaan ; "voor een diflel een
opzaan : ende het àen H E E R E «^e^tf» tot eenen name, m een eemg Ue,
ken^ dat met mgeroeit en ^at mrden. Jez. LV. vers 13.
Hier toont de konfi ons tweederly
GewaJJchen, die, met klem van reden,
JVy zien, door S c h e u c h z e r s geeß onîleden
y an waan en wangeloof ganfch vry.
Jezaias kon de hifl in hem -uer-wekken
Om de eigenfcha^ dier planten ons le ontdekkea.
Naatfuts zetren de LXX. over door Stoibeyn,
Stoebam, dac is, volgens de verklaring
van Hieronymus y viUßmum Stipitem,
de alderverachcfte Äaraboom: yJquila en Theodotion
hebben Konuza, Con yzam, V looikruid:
Arias verraalt het door wute doorne, wy door
doornachtig braambofch , in de Moedertalige
Derne i doorn. Aan Hilter Hierophyt. I. D.
bl. 76. behaagduit hec doornachtig ftruik-zoort
de ftcrk of fcherpfteckende doorn, gevende daar
toe aanleiding hct Kaldeeuwfch Wortelwoord
neats, inhechien, 'want het zehege'was fpruit
Vit in heimngen, dragende recht opfiaande takken,
enpuntige opdewyzevaneenejcherpedoorn.
Eenigzins fpeek daar op het Arabifch woord
Chaziz, het welk eene droogefcherpe doornßrmk
betekent, waar mede de mnurengemeenlykbezet
"ji'orden. Meninzk. JVoordenb. 1894. Wae
van deezenallenzyn möge, daar moetverftaan
worden of een doorenbojch , een teen bofch in
hct gemeen , gelyk hetde Woordenboekfchryvers
hebben, of eene ftruik van geen of wdnig
gebraik, ja fchadelyk, doornachtig; ofzeker
Zeer gering kruid öp dorre plaaczen van zelfs
• 1} in w.elkerplaats een.^epwfÄftW», of
Kiiparijfos by den LXX. moeft
opgaan.
Niet min twyfelachcig is het woord Sirpad,
als hct welk van vcrfcheiden verfchcidentlyk
Word overgezet. De LXX. hchbea Konuzan,
Vlooikruid , onze Latynfche hecft Urticam,
brandnetel, Symmachus volgende.die akaleyphej
brandnecel heef t , Anas dat tocftemmende bnig.
zins is daar aan verwand der Türken yßirghan m
Meninzk. JVoordenb. 2 54. voor eene brandnt*
tel, welkezelveverachreenaldergeringfteplante
van den Perziancn genaamd word kezene^
gezene, by den Türken Kikiz, kikin, woorden
Cöw^ÄÄ nabeftaande. Dezelve 3944. 4120,
ZOO dat dit zelve woord Conyza fcliynt in hcc
Ooften te zyn gebooren. Aan Jmius en Trebehaagd
Paliurus, zynde een fcherpen
fteekelachtig heeftergewas, hct welk van den
Japanders genaamd word Naatfme, een woord
dat methetbovenverklaardc Naatfuts verwand
is. Zie Kampfer Japon. b\ . i i j . De Arabietverkkümide
Fiter, de Syrier Tzop. Hilter
Hierophyt. L D. bl. 486. Steekpalm, dewelke
midden op het blad eene bloem voorcbrengt
en eene vriicht, voor het overige de
Myrthen-hoom , tegen welke zy in den Text
word tegengeftelt, overgelyk. Deze verklaring
heeft groote ichyn van waarheid. Wanc
Diofcorides IV. B, 146. kap. noemdde Steek«
palm ivilde Myi'thns, by anderen oxufmrßnei
fpitze, offcherpe Myrthus, doornachtige Myrthus,
mmS'doorn. Lobet. Icon zoo ook Theaphraflus
III Hiß. i-j.
A. Het grooter Gemeen Vlooikruid.
13. De Steekpalm.
Jez. LVI. veriT: 10. 11.
^are wachten zyn alle hlim , zy en weten riiet, zj alle z^n ßomme honderij zy en
können niet bajjen : zy zyn ßaperig, 231 liggen neder, zy hebben hetßitytneren lief.
Ende de^e banden zyn fterk lan begeerte (a) zy en können niet 'ver^aäigt worden,
ja het zyn herders die niet wrßaan en können : zy alle leeren ^g na baren mgy
' elk, een na zyn gewin, elk, alt einde»
. (a) In hec. HcbreeuwCch fterk van aid.
Met leevendige verwen fchildert de Voor-, by ¿owii?«, niec achtende de Godgeleerdchaar,
zegger ai de vadzigc , gierige, welliiftige, | welke hy zig behaalr had Het is myn werk
dr-jnkc Priefters vapizynentyd, en de l'cmpel-' niet alle de aangeliaalde kenmerken te verkladienfti
die bedorven was , vcrgelykende die . r sn, nog ook tot de zeeden van onze Eeu\v ^
huis
T A 3 i . m - x x .
IES . cajj. LV. v. is.
A b i e s p i o Kiibo, ^Vl^rhis p i o thrnca ifnTmr
G.n.H/Ul'UUl .'Cul£.f.
l l ï
L i'j:j , !
t'Jif.
1 „• 1
Ix
ä'X;