i j p G E E S T
hier by word gcwichc aangezet door de ver- •
dichte namen der zieh bknkettende hoeren
Ohola en Oholiba Ezech. XXIU. 4. doorwelk
e n de afgodery van Sarnarta en Jeruzalem
o p eene hacelyke wyze word verbcclc. 6. De
verlcheiden namen van hec purper by andere
Volkeren zetten hier kracht by, blatos, blattos,
bloed-vcrwe , icharlaken verwe ( waar van
bUtta, blattevs color^ van S/H/der Hoogduiti
c h e n , Blod der Got rhen ) blattos bufanthios,
v a n buffos en antbos licver , dat is . van f y n
linnen en eembloeme, dan vandeStadB^^awci.
kogchuley, kogchnlion, Conchyhum de purpere
Schelpvijch, van hct Hebreeiiwfch cachal, hec
•welk hy befluit iets roodverwigs betckenc te
hebben uit Gen. XLIX. 12. Kejruxi, purper,
parpervifch. 7. Uit het woord Borith zelf
door vele Volkeren en talen verfpreid. Birith
of tirith is by den Sweden fcharlakenverwe,
purper, en uit Bor zelve fchynen de woorden
porphurtou, purpurn, derK^bhyncnphorphora
te zyn voortgekomen. 8. Dat hier van gene
gemeene reiniging of waflching melding gefchied;
biykc klaar uit een naauwkeuriger inzichc
van den Text, 9. Uic den Thalmud
word beweezcn, dat de bediening cm de kleederen
te reinigen tot den voUersbehoordheefc.
10. Dar Borith eene zoort van meekrab is geweeft
, blykt uic hec woord Bezin in het Taltmd.
TraBaat Nidda kap. 9. f.62.datnieteene
beetwortel betekent, maareeney, het welk de
Schilders in het verwen met Saniix, zekere
rooJe verwe, gebruiken. 11. Dat 'er gehandelt
word van de vlekkcn niet der kleederen,
maar des ligchaaras. 12. By aldien onder den
naam van Ahala of Borith voortyds den Hebreeuwen
zeepe was bekend geweeft of afvagend
fraeerfel , ZOG had de gedachtenis van
eene zoo nuttige en noodzakelyke zaakzoo zeer
niec vergaan geweeft, dat'er nog taal, nogteken
van zoude zyn overgebleeven. 13. Dat
het blykt uit Plinius en anderen, dat de zeepe
eene uitvinding is der Franfchen. 14. Dat 'er
E L Y K E
in gene andere Boeken van het O. of N. Teftaraenc
voorkomt melding van eene afvagcnde
zeepe , zelfs niet daar ter piaatze , alwaar de
manier der reiniging by den Joden opzettelyk
word befchreeven. 15. Dat het gebruik van
Borith uic de aflche ot kalk der Schelpen toe.
bereid om de vlakken van de huid af ce vagen
by den Oofterlanders veel menigvuldiger, en
voortrefFelyker is geweef t , dan het hedendaagj
van zeepe is. 16. Dac purper in de Prophetifche
gelykenis als eene blinkende zaak by vuur
word vergeleeken. 17. Dac de aldernaeuwkeurigftc
waflching voor de yerwing moec geftdt
worden. 18. Dac purper , als zynde by de
Oofterfche Volkeren van de alderdierfte waardy
, niec zonder rede by den Profeec deze woorden
worden gebruikc: al vertnceräerde gj«
Borith. 19. Dac Boriih voornaraentlyk ondec
de opfmukkende middelen van ve! en aangeziehe
is geweeft. 20. Dat vuur by bloed ge.
voegd in vele piaatzen van de Schrifcuur word
geleezen. 21. Dat purper niet alleen onder de
vrouwelyke blanketEelen is gebruikt geweeft,
maar ook van den mannen gebruikc om den
vyanden te verfchrikken, dac derhalven word
uitgedrukt de heerlykheic van den Toekomfti«
gen MeiTias, als van eenen Overwinnaar en
Zegenpraalder Over de dood en den duiveL
22. Dat het bloed niet alleen der Schelpviflchen,
maar ook van andere dieren de kracht heefcom
de huid te zuivcren en te vercieren. Dat he:
hek fluiten honderd Godfpraken van het H.
Verbondsboek, den Mefllas onder eene bloedige
gedaante en gewaad vercoonende, en de
oorzaak van zyne verdienfte in hec bloed af'
beeidende. Welke bewysdommcn wel van
eene lange reeks voor het purper dooT Rudbeci
bygebracht my niec verdroocen heelc hier by te
brengen, zoo wegens de diepe en over allerley
zaken grondige geleerdheid van den zeer Beroemden
Man , als wegens de zeldzaamheid
van het Boek, hec welk kwalyk is cebekomea
Jerem. II. veriT: 23. 24.
• G j lichte ßelle kemelmnej die bare wegen veràraeit.
Z y is een wout-e^el , gemmet in de woefljne, naa den lufl barer ^ele fcbept i)
den m n t , wie ^oude bare ontmoetinge afkeeren > alle die ^e Kpekßn en pullen niti
moede mrden, in bare tnaand ^llen "zyKS "vinden.
D a t Bichra een jonger Kameel, gcen Dromedaris
is, hebben wy getoonc op Jez.LX.6.
Mefareth derabecha htbben wyovergezet, qu£
circumcurfitat vias fuas, dewelke hare wegen
rondom doorloopt, gincs, ende weder, herwaarts
en derwaarts op hare wegen henen
zwiert, toepaíTelyk op het Ifraelitiich Volk,
het welk vieriglyk en zonder ergens de voet
aafl ce ftooten loopt op de voetrpooren der afg
o d e r y : anderen , hare wegen invlecbtenä\
z o o ook w y , welches ßchaiif feinen Pflegenvcf•
wickelt, dog duifterder. Ook heeftonzegrooie
BulUngents over Jerem. XFll. b. onze Latyniche
voor de Moedertalige overzettingdevooi'
rang gegeven.
Vers 24. Zy is een ivoiidt-ezel, gewemett"
de woeflyne, naa den Infi harer ziele fcbept
de» wmt^ Ivlamentlyk gelyk die beeft, di»'
tocbrig-
N A T U U R KUNDE.
• tochtigheic gaande gemaakc, hygende over de
bergen loopz, fchnaufet nnd fchmiiet, hec zyn
de woorden van BuíUngerns, dac is, hygt en
íhoft, zoo ook Ifraél, zoo grooten geheclals
hec is aan afgodery overgegcven, wie zal het
afkeeren ? wie zal dic ongeremde beeft een gebit
in den bek werpen? Allediezezoeken^ zulkn
niet tnoede worden , in hare maand zallen
zyzc vinden. De jagers op dic beeft toeleggen-
I 3 J J
de houden niet op, zy Jetten op de maand,
o p den tyd tot deze jache bekwaam, namenclyk
van het aannaderende baaren, waar in hec
wyfje, zoo het fchync, zig van de fnelle loop
onthoudt. Dus verklaarc het Kimchit enzeer
gepaftelyk. Andere uicleggingen gaa ik voorby
, gelyk ook de coepalling op de Jnodfche
Kerk, dcwelke veel eereensanders, danmyn,
werk is.
Jerem, IV. vers îj.
Z i e t , hy k9>nt op als '¡volken , ende iyne ^agenen zjn als een "ifervelmnt , zyní
peerden z^n fneller dan arenden. '
Zic daar Babels Oppervorft, delTelfs Heyrleger,
en de Krygscochc tegen Jeruzalem vergeleeken
by eene wölke , nepheley, de wagens
h)'ßormwinden f kataigidi, dt paar den tn ruit
e r b c n d e n by Arenden , aetois > Zoo ook Jezaias
van hec Heyrieger der Afiyriers kap. V. i8.
fíarer peer den hoeven zuUen als eene rotze ge -
acht zyn, ende hare räderen als een wervelwint.
Van den inval der Kaldeeuwen in het
Joodfche Land Habak. I. 8. fVant de peerden
zyn lichter dan de luypaarden, ende zy zyn
jcherper dan de avontwolven, ende zyne ruiters
verfpreyden haar , ja. zyne ruiters zullen van
verre komen, zy zullen vliegen als een Arent,
zig fpoedigende om te eeten. Zoo ook de Voorzegger
van hec N. Teftamenc Opcnb. IX. 9.
Ende het gedruyfch harer vleugelen was als een
gedruyfch der wagenen, wanneer veele peer den
na den pyd loopen. Alle deze Spreek-manieren
moecen opgevat worden in denzinmecdenaarr
der zaken overeen körnende. Wanr in eenen
eigenclyken zin zoo is 'er geen heirleger, hec
welk door zyne fnelheit raet wölken, winden,
arenden kan gelyk geftelc worden. Bekend is
h e t , dac de legers van het paardevolk der
Oofterlingen, Türken , Perzianen, Tartaren
zeer verre in fnelheit die der Europeanenceboven
gaan: gelyk zy ook in de manier van oorlog
voeren verfchillen; zy zyn gewoon mecde
aldergrootfte hefcigheic , en vervaarlyk gefchreeuw
aan re vallen, maarmecdezelrefnelheic
keeren de vuur-ontwykers te rug. Dczc
aanmerking helderc op de ípreekmaníerea by
Gríeken en Romeinen gebruikt, te hoop loopen,
op imam aankopen , te gemoet loopen y te hulp
loopen, coefchiecen, dewelke op fnelheic en
heviger aanval gegrond zyn. Ook is hec insgelyks
klaar uit de oude en hedendaagfche ondervinding
dac de Oofterfche, Perziaanfche,
Turkfche , Tartaarfche pcerden hardloopers
z y n , fnelder dan arenden, op dat ik d e woorden
van den Profeec gebruike. Ook worden
by Ongewyde Schryvers peerden , helden,
krygsknechten , dan eens by de winden, dan
eens by Arenden vergeleeken. Van Hcftor
z e g d Homerus Iliad. XXII. f s . 308.
Maar hy omkeerende is met hevigheit aange-
•vallen, ais een hoogvliegende Arent.
Iliad. X. van de.Paarden van Rhefus:
fVitter dan de fneeuw y en in het loopen den
Turnus eikhi by Virgilius XII. B. vanEneas,
paarden
Dewelke in witheit de fneenw, in het loopen
de winden te boven gaan.
Winderige worden dusdanige peerden genaamd,
gelyk wy wmdhonden noemen fnelle jachthon«
d e n . Ovidius Almanak.
En dat de eerße prys door windige paarden
zoude behaalt worden.
Jerem. V. vers 6»
Daarom heeftxf een Leemv uit den woude 'verflagen , een IVolf der mldernißezM'
^ verwoeßenj een Luipaard waa^t tegen bare ßeeden , al meuit dezehe uitgaat
^d Tjerfcheurt mrden.
XVII. 2i. zond G O D Leeuwen onder den
Samaritanen , r Kon. XI I I . 2+. is een Profcec
dichc by ^ / ¿ e / d o o r eenen Leeuwgedood, en
een ander dichc by de Scad Aphek. Op dac
ik nu niecs zegge van die Leeuwen door den
Helden Simibn, David, Benaja gedood. En
Joann. Phocas kap. 23. dcwelke over Jude»
aaaaaaa vyf
In voorgaande tyden waren 'er menigvuldiger
Leeuwen in Paleftine , dan hedendaags
àdomo maakc Hogel. IV. 8. melding van de
^yoomngen der Leeuwinnen op dentopvan Arna-
»'i, op de» top Senirs ende lier mous. Hier
^dreigt de Profeec den Joden , dac hen een
^eeuw uit den woude zoude verjlaan. 1. Kon.
11E
fcf ,
ï t :
M
Si: ^ m
Í ;
i ü ; : ; '
• i s i •
l i s ;•