h, "
II;.''
I'M
. f : i
I i i
1421 G E E S T E L Y K E
jikoo ^eid de Beere B E E R B - , l i ^al daarom mjn net over u mtfpreiden dmr
eem vergadering •van vele mlcken, die xjtllen a oftrek^n in mm garen.
Zie Ezech. XXIX. -veri 3.
P R I N T B L A D DCXXXVI.
In den l y f en twinügßen jare onx§Y gevan^ely^e mgvoeringe, in den beginne des
jaars, op den tienden der maandt ^ in 't veertiende jaar na dat de Stadgeflagen
was : even op dien ^ehen dag was de band des HEBREN op my ende hy
bracht my derwaert, Ezech. X L . vers i.
Hier krygt de bowjukunß door de 'wakk're SCHEUCHZER licht,
Haar Hy, 'verband'leude bei heerelyk gezicht
Des Tempels, door G O D S geeß, Ezechiel gegeevm,
Zyn -ajonderlyke Mmr meetknnßig beeft befchreeven.
IViens oordeel ßaat niet fiiU om 't groot verfiand des Mans,
Die, in zyn leeven kreeg de beße LauwerkramÌ
DTE doorlachrig en Goddelyk gezicht, hec
welk niet zoo zeer den tweeden Tempel
van Zorobabel, dan weì den Geeftclyken van
hec Nieuwe Teftamentvertoont, verdienteene
ten eenemaal naeuwkeurige opmerking. Daar
in komt dan eerftelyk voor de T y d , dewelke
invale op liet veertiende jaar van deverwoefting
der Scad en Tempels, op den tienden dag der
eerfte maandt , namendyk Thifri, welke de
zevende is der heilige , op welken tyd de Joden
een der alderheiligfte f eeften raoe.ilen vieren
Levit. XIII. 2j.. z^. Deze zelfde dagvaa
hec gezichte was die gene, op welken volgens
hec bevel der Goddelyke Wec twee Bokkea
raoeften voorgeftelc worden, hec bloed deseenen
gebracht worden in hec Heiligdom terverzoeninge
van het volk , de ander naar Azazel
in de woefteny gezonden.
E z e c h . X L . vers 3.
^ I s hy my daar henen gebracht hadde, ^let was 'er een Man^ mens (a) gedaante
'ü)as als de gedaante -van kpper; ende in zyne hant was een linnen fnoery
ende een meeiriet : enae hy flom in de poorte.
(a) In het Hebreeuwfcb: de gedaantcns dellelven lyn gedaantens van Stall, Hieronym. van ffoper.
De bouwing des Tempels en deHelfs byzondere
deelen, welken wy te verklaren op ons ncemen,
vereifchc en vooronderftelc afmeeringen.
De Landmeeters gebiuiken doorgaans eene
houte meecroede , verdeelt in voecen en duimen
, 00k wel eene keten , of touw. Onze
Tempeimcecer aan den Vooruitziendcr zullende
vercoonen de heerlykheit en de groothcic
van hec huys G O D S , of de wyduitgeftrekcheic
van hec nieuw Verbond , had in zync
hant pethil pifchthitn , fpartion oikodotnoon ,
fiUm linornm, lineum funiculum , eene linne
fnoer , en een keneh hammiddag, kalamon
metrou , calamum menfura, een meetriec :
onze Moedertalige heeft Richtfcheit, dog min
gepaftelyk: wane met dir werkeuig zyn wy gewoon
niet zoo zeer af ce meeten de lengcens der
lynen, dan wel het onderzoek te doenover de
rechtheic, rechte lynen te trekkcn. Over deze '
maac zullen op vers 5. meer zaken volgen.
Van de Meetfnoeren moet aangemerkc worden,
dat dezelve van hennip gcdraaid wierden, of
van vlasj maardat dezelve naar de veranderende
geftelcheic derluchcdanlangerwierden, dan
inkrompen, alwaarom de Landmeeters gesvoon
zyn dezelve mec oly te bcfmccren, op dat dezelve
gene waterachcige declijes naar zig zouden
trekkcn , en in alle gefteltenis der lucht
altyd ook van dezelfdc langte blyven. Mec
dtisdanige fnoeren nu können lange lynen of
ftreepen gemeeten worden , gelyk de körte
door houte maatftokken, welke wy doorgaans
gebruikcn. Ook dienen átSlaglyncn, aanwelken
loot hangt , om de hoogre na tc ipeuren,
of dezelve reclitftandigis, aanmuuren, ofook
om re meeten , cn dar wel gemakkclyker dan
met hüllte duimitnkkcn. Derlialven berckenc
de Imnefnoer en het meetriet, welken onze 1 -ouwmecfter
m
II
E S E C I I Cap. 3GL.V.3.
7 ) o i u u s rmiirtilo liiiro Jiieiiliir<ihH
^ ^ ^.^^l-i'Ji. (toff.JCL.^.^ Z.
'pit¡'y.!i[pim\f iitti rtjfrK^i'^iim'^jfrnti'ili'jt,