n V
P liit'iiill
lis
1 3 6 8 G E E S T
Mooren is glanflig , aangenaam voor hec gezichc
, dewelke vele vaa de daarop vallende
ftraalen van het licht wederora kaacft : niet
droevig> als die van eene duirtere nachc, onderfcheiden
bykans vandeze, als die blanke en
blinkende kleur van de alderfchoonfte jonge
dochters verfcheelt van die witte derzelver ,
dewelke de groene ziekte, chloroßs, hebben, dat
i s , ineenkwaad velfteeken, of dieeenekwaade
maag hebben, Op de lyf t der Redengeving
van de oorzaak der zwartheid van den Mooren
kernt 00k de byzondere zachce dunheit van
hunlieder vel , byna gelyk als van zyde : of
diebevallige Guineefche, ofSr,Thomas, of
Malteefche honden, welgladhairig, maarzeer
zacht in hec aanraaken, welker vel opgeheven
Word van het onderleggendnetswyzeligchaam.
D e huid van dusdanige honden is byna die der
Morianen gelyk, nietdroog, maar alcyd glibberig
en vochtig , om de geduurige en vcelvuldii^
e uitwaaiTemingen in die onder de Middellyn
gelegen Landgeweften. Namentlykhoe
heviger de aanval is van hec bloed en hec vochte
zeniiwzap op de uiterfte vezels van de huid,
hoe veel te meer de buitenfte buisjss , pypjes,
door de olyachtige vochcigheit worden aangevuld
i hec vel Word deste glanfliger, gelykinderdaad
hec vel van een levendig en gezond
menfch glaniliger is als van eenen dooden of
zieltogenden. Van den Mooren moecditook
wel aangetekenc worden, dat zoowel het reder
velletje, als de huid wie zyn , gelyk aan
ons Europeaoen, en dat alle derzelver zwarcheic
afhangt van het netswyze vlies of zamenbutging
, midden gelegen zynde tuflchen de
buitenlle en binnenite huid, dewelke dooreen
vergrootglas gezien de gedaante heeft van een i
f y n net, gelyk de webbe eener Spinne in roec
geverfd, zeer wel te vergelyken by het alderzwarfte
van hec oog, Derhalven heeft deze
roet-en-olyachtige zwarcheic hare zitplaats tusfchen
de buitenfte en binnenfte huid, aan deze
ZOO v a f t gehegd, dat dezelve noch afgewaiTchen,
noch verändert kan werden. Hier van daan
der Grieken Sprctkwoord aithiooj^a leukainein,
Den Moor -wit maken, den Moriaan gewaflchen,
van den genen gezegd , die koften en moeite
te vergeefs aanwenden , zonder vruchc arbeidende.
Werwaarcs ooTc de uitfpraak van den
Profeet ftrekt : zal 00k een Moorman zyne
huid veranderen ? ofte een Luipaart zym vlecken
? Ei allaxetai aithiopz to derma autou, kai
pardalis ta pokilmaia auteys; Doch hec is zoo
klaar niet, om de oorfprong van dat roet of
olyachtfg vocht aan te toonen, of het zelve
uicgaat door de uitwerpende openingerjes van
de huid-klieren , of door de alderbuirenfte
adertjes-, gelyk in de blaazen door konft verw
e k t , of nog dunder pypjes, van welken de
huid vol is. Dit olyachcig vocht nu fchynt
dan eerft zwarcheit te krygen, als hec afgefchciden
is geworden en in het cecswyze vlies
E L Y K E
afgelegd: even gelyk een en het zelve voedzaam
zap der aarde in de aldertederfte fchikking
der bloemen afgelegd hier eindelyk hare
verwen, rood, geel, blaauw, zwart aancrekt.
Pechliniis wil in zyne overiraaye Verhandeling
o'ver de VefM der Mooren ^ dac 'er in de huid
van eenen Moorman eene gifc is vanzynzoort,
dewelke de deelen van hec bloed aldaar afge.
Icgd zwarc maakc i gelyk de vitriool de ontbinding
van galnooten helder. Dog deze van
de veranderende giften vindc weinig geloof by
d te geenen, dewelke de geheimen van hec menfchelyk
hchaam innerlyker ondcrzoeken. Paar
zyn zcer veele Geleerden, dewelke de zwartheic
der Mooren toefchryven aan Noachs vloek
op Chams nakomelingfchap uitgeworpen,
welke nochtans zieh op den Kananeers moell
hebben verroont, dewelke hunlieder woonplaat«
zen hadden genoomen in Azie en de nabuurfchap
van Egipte , veel eer dan op den Afii.
kanen en Ethiopiers, Mooren, dewelke eerft
in deze laacfte eeuwen onder het jok gebracht
als vervloekte flaaven door de wereld vervoerd
worden. Inderdaad de Heerfchappy en de
nakomelingfchap van Cham ftrekt zieh vcel
eer uic niar ßabylonie en Perzie , dan naar
Afrika. En cchcer hebben de inwoonders dier
Ryken dac zwarte merkbewys/an vervloeking
niec. En, het welk Bochart wydlopig bew
y f t , de Mooren ftammen zoo zeerniec afvan
Chus oiCanaan, op wicn de vloek is geworpen,
dan wel van Lud, zoon \cr\. Mizraim.
Inmiddels ontkennen wy geensfins, dat zeec
vele zwarigheden onderhevig zyn de eerfte
oorfprong der Volkeren , en de verfcheidcn
verftrooyingen, dewelkealwas het maar alleen,
om de veranderde luchtftreeken, fpyzen, eene
andere Zonne, byzondere aart van grond
wonderlyk de verwen können veranderen ,
ja zelfs derzelver waarde. Den Mooren is
de zwarte verwe niet min bevallig , dan de
wicce den Europeen. Gelyk wy den Duivel
met eene zwarte kole aifchilderen, zoo doen
hec mec eene witce krycftreep. Misfchien
Je beiden zonder grond van reden, üf
:mand zwart o f wie is, zulks is niet zeker. Derhalven
moeten 'er andere oorzaken, veel eer op
i l l
de nattiur , dan op de gefchiedenis gegrond,
van der Mooren zwartheicnagefpoort worden.
Daar zyn'er, dewelke de heftige hitteder Zonne
daar van de fchuld geven, dog met gering
gevolg. Die geene, dewelke door de Zonnehicte
eene getaande verwe verkrygen, waaltemen
in al te grocten overvloed de vochtighcden
uit, cn de uitgedroogde huidt word cczof
men getrokken, daar in tegendeel de Mooren
daar mede vervuld zyn. Vergelykdaarby, Indien
hec u luft , die vin Fez, Marokko, ßgiers,
Spanjaarden en anderen aan de Middc-
' landfche Zee woonende, tegen dien van A»'
gola, Gninee, zoo zult gy zien. datgecnevan
de toppuntige afdaling der zonncftraalemnieec
N A T U U R K U N D E .
afftaande-zyn, dan d e z e , en echter drooger en
meer c' zamengcdrongen vel hebben. üp hec
Eiland vanSc. Thomas zelf, het welkonderde
Middellyn legt, zyn demenfchen en beerten,
dewelke zieh daar op onthouden, vol van ligchaam,
het welk vele toefchry ven aan de zeer
overvloedige dauwaldaar, en opde kuftenvan
Caim dagelyks nedervallende. Ja zelfs zyn
die Volkeren onder de middellyn zeer vruchtbaar,
getuige alleen maar het Ryk van Angola,
waar uit jaarlyks 15000. flaven naar Amerika
worden overgevoerd. Menkannietonckennen,
dat tot de diklyvigheit der Mooren, ei> der
bceften onder de Verzengde Luchtftreek, als
mede toc de vruchtbaarheit cn zwartheit zcer
veel bybrengen de aldergrootfte rivieren, de
Zaire, deNiger, deNyl , dewelke door de alderwyduicgeftrekftelandfchappenheenenvloeyof
welker dampen in de lacht opgetrol
1 3 6 9
Sterkfle Zon befchpt hen niet,
•word de blankheit verbrant.
Over deze ilofFe kondcn nog'
ken gezegd worden, by aldiei
heit van de plaats zulks toelie
ftekheit des ligcha: ams van den Morianen,
gekruldelippen, apen-neuzen, zwarte verwe,
wil imand iets meer, dan wy bygebracht hebben
en van de koude
en word geel.
vcel meerdere za-
1 de bckrompcndü
v e r de ge-
. begeeren, die moet de verborgene plaats der
voorcteeJing intreeden, alhoewel dezelve duifter
is en toegefloocen. Wanc uit Mooren worden
Mooren gebooren. KJim op, ten zy dac
'er hinderpalen in den weg leggen , cot aan
Lnd tce , by aldien die de eerfte Moriaan is
geweeft. Bepaal, zoo gy kond, hoedaniger
wyze hy de eerfte Moor is geworden? of misfchien
zyne Echrgenoote eene Zwarrinnp i«
geweef t ? dan of zzyy , door Iiet zien van de
. » , . 'crwe verfchritc zynde, Morianen
ken de Zonne-hicce wonderlyk matigen. Hier : heeft gebaard ? en zodanigen, uit deze geboovan
daan komt het, dac de Egipcenaarszwaar- ' ren , zyn gebleeven ? Miflchien zal liehe bymeer
' zetten het geen gebeurd is ontrent Labans en
ider eene Jakobs Schapen , insgelyks eene alderzwarcfte
' :le huidt,
; Egipcenaars zv
lyviger zyn als de Spanjaarcs, dog deze 1
taant dan de ia nd' eren Volkeren on
luchtftreek woonende, maar die ryker van water
zyn. Wy Zwitzers van beider kunne zyn
voldervan ligcbaara en fterker, niet alleen om
den arbeid, welken wy ondergaan, maar ook
wegens de overvloediger wateren in hemel er
op aarde. Dus namenclyk worden onze velvezelen
meer uicgefpannen dan aan andere nabuuren,
gelyk ook de uiterfte buisjes door de
trap van Z'onne-hicce , welke de alderbefte
Schepper ons heeft g e f chonken, wyder gemaakt
zynd-- gemakkelyker toegang geeven aan het
bloediK vocht naar de uicerfte deelen van het
ligchaam. Verder is het bckend, dat door de
hitte der Zonne de muuren, fteenen, wafch,
het linnen niet zwart, maar wie worden.
Uit het reeds gezegde blykt derhalven, dat
aan de uitwerking der Zonne alleen der Mooren
zwarcheit niet toe te fchryven zy, maar
vcel eer aan de byzondere gefteldheit der ligchamen,
en veele oorzaken by elkanderen gevoegd;
het bewysdom klemt des te meer, om
dat de Amerikanen en AbyiTynenmetden Mooren
van eene luchtftreek zynde wit zyn , niet
zwart, en dat de Mooren zelve naar Europa
of Afrika vervoerd, fchoon onder eene andere
Zonne levende, hunlieder zwarte gedaante niec
aflcggen , ja zelfs tot op den nakomelingen
voortplanten. Waarlyk by aldien die zwartheit
zoude afhangen van de hitte der Zonne,
zoo moeften deNoorwegcrs, deGroenlanders,
deLaplanders, deSamojeden, dewelke negen
wintcrmaanden hebben, de drie overige koude,
de aldcrblankften , niec bruinverwigen zyn.
Gelyk ook het zelve van de verafgelegenfte
Volkeren van Noord-AmerikadeGedenklchriftcn
getuigen, van den Scytca Hippoirates m
het Boek van de Lucht, Plaatzen en IVateren
X L V I I I . DeScyten zyn zeergeelachtigvan
ver'^'e om de overgroote koude. IVant de
duive Over de geheleliu'idt, zoo uitgebroeid,
welke üc in myne ßoekkamer bewaare.
Dog daar doen zieh wederom zwarigheden
op omtrenc de inbeeidende kracht der eerfte
moeder, of dezelve zoo groot is geweeft, dac
z y zieh tot onrelbare nanecven heefc können
uitbreiden ? Gy ziet, goedgunftige Leezer,
vry vele hinderpalen , de w e lke hec onderzoek
der waarheit zeer bezwaarlyk maken. Dezelve
uic den weg geruimd zynde , of ten minften
aan eene zyde gezet, is my niec geoorlofd verder
te gaan, dan tot hier toe; Dac hec G O D
heefc behaagd , naar zyne oneindige goedheic
regen hec men/chelyk geflachr , de oneindigmaal
kleine beginftelen der menfchen zodanig
in de eerfte fchepping te fchikken en te verdeelen,
dac die dingen, dewelke by vervolg
van cyd moeften in deze ofgene landgeweften
ontdckt worden, voorzien zouden zyn met zodanige
fchikk'ing met dezelven overeenkomftig,
en dat de Mooren naderhandeindelyk zyn weggeraakc,
als derzelver voorouders, welke die
ook mogten geweeft zyn , in Afrika zyn gekoomen
, moeteude door de alderwyduitgeftrekfte
landfchappen verdeeld worden. Uic
welke redeneering zoude volgen, dac deeyertjes
in Adams lendenen zelven van verfcheiden
zoort zyn geweeft. Zoo dat ik G Ü D dan
I merke en eerbiede als den Schepper der
Mooren , Europeanen , Scyren ; alle dingen
fchryve ik de Üpperfte Godiieid toe, de Na-
: weinig, of niets. Deze dingen zoo A'ooronderftelc
zynde, zoo zal de verdeeling der
ilkeren over het Gehcel AI niec zyn de uicwerking
van een toevallig gcval, maar een gewrocht
van de alderwyfte voorzienigheit, van
de alderwelgefchikfte beftiering, een werk
G O D S . Daar uit zal openbaar worden, dat
de Morianen, uit hun vaderlandnaar Europa
eeeeeet ' of
' •¡I I