e:.
« í
i ". I
h "i .
ii j í
r
N A T U U R K U N D E .
cene dikke wölke. Als nu de fmelrers zoo verro
komerij zoo verminderen zy hcc vuur, her
^ welk, by aldien hec wierd in dezelve kracht
2 gp.houden, hec zilver zoiide vercceren, gelyk
• ook hcc zuiver zilver in ecne ]edige oven cot
ftofkan verbrant worden, of verkalke, tenzy
'er worde bygedaan zekermengfel van glas, of
looc. Die nu iiicgekookc zilver beproefc de
ündcrzoeker, of de waardy klimc tot 155. van
cen half once, dewelke de gewoone waardy is.
Uic de tot nog toe gezegde zaken word de
verborge konften prediking van Jeremias nkt
zeer raoeyclyk verftaan, op hoedanige eene
wyze namenclyk de Joden zoudcn zyn afvalligeìif
'wanddendeinachterklap, aneykooiporeit'
omenoi fkoUoos , kopcr ende yzer, chalkos kai
(ideyros. ondeugend koper, geen vuur nog ar-
"beid gchoorzamende; mec weinig beproefd zilver
vermengd : hoe dat zy daar om tot geene
vloeibaarheit hadden können gebrachc worden,
na dat de blaas-balk '¿•at verbiant, exelipephufeyteyr
apo puros ; den brandenden yver van den
Voorzegger was hec niec geoorlofd , zeer
zwaare vervolgingen, welken hy had geleedcn
I 3 i 7
tnflchenkoomende , om de Herren, klippiger
dan Marfeßjche roczen te vcrzachten, en door
aanblazing van G ü D S Woord vloeibaar te
maken. Hoe dat, het loot van 't vuur verteert
zytide, de Imelcer te vergesfs had gefmolten
; Exelipe moltbos, eis kenon argurokopos
argurokopei, de booze niet waren afgetrokken
geweeft, poneyriaouketakey, deonzuiverheden
en onrcine anderflagcige deelen niec afgefcheiden,
dat derhalven daar van niet kon koomen
een brood van zuiver zilver, niaar wel ver-
•vi'orpen zilver, dat de HEERE heeft vertaorpen.
A . B . Is de Smek-Oven, waarindemynaderen
gekookt worden.
C . De Mond van den O v e n , diedoorboord
word, op dac hcc gefmolten metaal daar
door zoude uitvloeyen.
D . Hec Bekicen o fde bovenfte Kui l , waar
in het metaal het aldereerft vloeic.
E . Deflclfs Mond.
F . De benedenftc Kuil , of Bekken.
G. Een Zilver-brood.
Jéirem. V I I I . vers 7.
Zelfs een oyeväar a an den bemel met •z.yne gex^tte tjden, emle eene (a) tortelduhe»
ende kraan , ende fimhme , 7iemen den tyd barer aankomße waar: maar myn
yoll;^ en weet het recht des H E E R E N met.
(a) Audcrca Icezen Sis voor cene fwalaw n A^^ur V
Deze uitfpraak van G O D zelvcnopenteen
overgroot Toneel van zakcn, dewelke onsop-
Iciden ts gelyk toc de kenniflt: G O D S en roc
de winterlegeringen door den Schepper zelven
voor den Oyevaar, torteldnive, kraan en
fvi-aluii'e gefchikt. Ider een weec, dac de ondervinding
van alle eeuwen allen Volkeren heeft
geleeraart dat deze vogels verhuizende zyn,
winrcrballingen , en dat zy by wintertydergens
anders naar toe trekken, ot ergens verborgen
fchuilen. Wae den Oyevaar aangaac roepen wy
toc getiiigen zelfsden kinderen, dewelke deze
vogds wederom körnende, begroeten, Oyevaar ,
Oyevaar, enz. Mec den fvjahrjaen is hec even
eens gelegen. Hec zelve gecuigen de Oofterfclie
Volkeren van den kraan en torteldmven.
OnderruiTchen zal hec ons werkzyn, -¿ooveel
wy zullen können, onderzoek tc doen , waar
been deze vogels Isy de aannaderende winter
hcenen t r e k k enWa a r om, zyonzeliichtftreek,
haar vaderland verlaten? op wac wyzezyA,i/"i
gizme tyden v^'eeten, ende den tyd harer aankomfle
waarneemen.
Het eerfte van deze vraagftukken , werwaarts
die vogels des wincers'hcnen trekken?
valc niet geraakkelyk op te lofTen. Tweevoornamc
gevoclcns over deze zaak hebben by den
Geleerden de overhand: daar z yn' e r , en die
zeer veele,.dewelke willen, dac zy bydeaannaderende
winter vercrekken naar de warmer
Landfchappen, Egipte, Moorenland, Afrika,
o f ten eenemaal naar den Indianen, en dat van
daar , by aannaderende Lente elke vogel wederkeerc
naa zyne Steeden, dorpen, huizen,
neften, huiswaarden. Zy voegen daar en boven
daar nog by , dat zy hare byeenkomften
houden , gelyk voor het vercrek, zoo ook na
het wederomkomen , en gemeenfchap houden
onderling zullenderaadpleegen. Wantdiemerkcn
aan , dat de vogels verdwynen, van de
aannaderende koude verjaagd worden, derhalven
belluiten z y , dat zy de Nacuur haarleidsvrouwe
zynde naar warmer luchtoorden zieh
fpoeden , en zulks houden z y ftaande met zoo
veel te grooter verzekertheit, om dat niemand
zcker weec, werwaarts z y henen trekken. Maat
daar en boven, om niec te fchynen gebrek aan
krachtiger bewyzen ce hebben. brengen zy by
uitheemfchc gefcluccherde dingen , dewelke
de Oyevaars . uic verte afgelegene geweilen
weder cc rüg komende, hunnen huiswaarden
ten bewyze van dankbaarheit wederom medebrengen.
Eene varfche Gember-wortel by
Gefnerus over den flagelen bl. 267. Franzius
Hiß. Jmmal. VIII. B. 21. kap. Eene kofte-
Jyke Karbonkel, welke een Oyevaar eene Ta.
fcntyni
j t
r t Í
• i l
' !
• 'K