
I
28
10, al naar de hoeveelheid vloeistof, welke men in den grond will
inspuiten. Nu grijpt men den toestel met de beide handen bij de
handvatsels B en B, drukt de staaf in den grond tot het pedaal
C, slaat vervolgens de hand op E, doet den zuiger aldus dalen
zoover hij kan, en neemt de hand onmiddellijk weer weg. Vervolgens
tilt men den toestel uit den grond, zet hem op eene andere
plaats weer neer, en herhaalt daar de zooeven aangeduide werk-
zaamheden.
Wie met den pal injecteur wil werken, moet zijne handelwijze
eenigszins varieeren èn naar den aard van den grond èn naar de-
verschillende soorten van gedierte, die hij wil bestrijden. Het ééne
dier heeft meer benzine of zwavelkoolstof noodig om te sterven
dan het andere; en op de eene diersoort werkt de eerstgenoemde,
op de andere de tweede, op nog andere misschien eene derde
vloeistof beter in. Engerlingen, emelten en aardrupsen worden het
best met benzine gedood, misschien nog wel meer in den grond
levende Insektenlarven ; maar het mocht mij niet gelukken, op deze
Avijze ritnaalden of koperwormen (zie bl. 30) uit te roeien. — In
zandgrond verbreidt zich de vloeistof bij ’t inspuiten veel verder
dan in klei- of leemachtigen bodem ; op zeer samenhangenden bodem
gaat de inspniting hoogst moeilijk. De eene bodemsoort houdt de
benzine of zwavelkoolstof langer vast dan de andere, zoodat er op
sommige gronden meer kans is dat de inspuitingen znileu moeten
worden herhaald. Bij hooge temperatuur vervlnchtigt de ingespoten
vloeistof eerder dan bij lage temperatuur; bij zeer hooge tempe-
ratiiur (hier te lande in zeer warme zomers, in de tropen — naar
het schijnt — meestal) geschiedt de verdamping zóó snel, dat het
middel weinige nitwerking heeft. — Wie met een’ pal injecteur
wil werken, zal zelf eerst de noodige ervaring moeten opdoen,
vóór hij precies weet, hoe hij in de gegeven omstandigbeden het
best moet haudelen.
Het instrument moet gedurig worden gesmeerd met olie, liever
met petroleum of glycerine. Men giet daartoe, nu en dan eenige
droppels van deze vloeistof in de opening vlak boven D, waarin
de stang A zich beweegt. Bepaaldelijk moet dit gebeuren telkens
29
wanneer deze stang A niet meer flink opspringt door de werking
van de veer. Zoo noodig, haalt men de geheele stang naar buiten
en bestrijkt haar met een zeemleer met glycerine. Mocht de stang
d.oor de onzuiverheden van de gebruikte vloeistof eenigszins vuil
zijn geworden, dan moet men haar uitnemen en schoonmakeu.
Dit moet geschieden in ieder geval, wanneer de ronde leeren schijfjes,
in den toestel aanwezig, versleten zijn en door nieuwe moeten
worden vervangen. Natuurlijk moet men, alvorens men staaf en
veer (d.‘ i. den geheelen toestel, voor zoover die in fig. 10 is
geteekend) er uit neemt, de gaten G sluiten met een scherp aan-
gepunt stukje hout; — tenzij men vooraf het geheele réservoir
heeft leeggemaakt, wat de voorkeur verdient. Een van de beide
maatregelen moet men nemen om te verhinderen, dat het
réservoir door de beide gaten G leegloopt. Zoodra men den zniger
uit den toestel heeft genomen, maakt men den sleutel 0 los en
neemt de „verschillende deelen van den zuiger uit elkaar (fig. 10,
II, III). Men neemt de versleten leeren schijfjes weg; vervolgens
schnift men op het henedeneinde van de diinne staaf een nieuw
schijfje; men schnift de veer weer over de staaf heen, totdat
deze het schijfje aan het einde e/van bereikt heeft. Daarna brengt
men het tweede leeren schijfje, dat op het boveneinde van de
veer komt te liggen, op zijne plaats; eindelijk de holle buis A,
waarop de deelstrepen zijn aangebracht, en die van boven in
■een’ knop eindigt. Men slaat dan op dezen knop tot hij niet
verder naar beneden kan, doordat de dunne staaf (fig. 10, III)
met den knop in aanraking komt; op die wijze wordt de veer
gespannen. Daarna draait men den slentel 0 weer om, zoodat
de geheele pomptoestel weer vast op zijne plaats zit; men bevochtigt
de nieuwe leeren schijfjes met wat glycerine, en brengt
vervolgens den weer in elkander gezetten pomptoestel op de
plaats, die hij in de machine moet innemen, — Wanneer de pal
injecteur in langen tijd niet gebruikt is, dan doet men goed, vóór
het gebruik in het reservoir wat water te gieten, en dit er een
half uur lang in te laten blijven; men werkt dan een maal of
tien met den zuiger, en maakt vervolgens het réservoir leeg.
I
■Ï!"
ML