
f i
l:iiij
70
(Oldambt, ’t Oosten van Gelderland). Waarschijnlijk is het diertje
bij ons reeds meer verbreid dan men weet.
De Hessische mug behoort tot de galmuggen (Dierk. bl. 142).
Het wijfje is 3 mM. lang en heeft eene zwarte grondkleur; bloedrood
echter zijn de buik en eene streep midden over den rug. De be-
haring is zwart met uitzondering van die der sprieten, welke roodachtig.
geel is. De vrij groote vleugels zijn
rookkleurig grijs, behaard. De sprieten bereiken
een derde gedeelte van de lichaams-
lengte. De pooten zijn zeer lang en dun,
vuil bruinachtig van kleur. Het wijfje heeft
eene intrekbare en uitstulpbare Iegboor. —
Het mannetje is iets kleiner, de grondtint
is meer bruinachtig zwart. De beharing is
roodachtig geel, behalve op de vleugels,
Fig. 27. De Hessische waar zij zwart is; zij is in ’t algemeen
mug, wijfje, vergroot. langer dan bij ’t wijfje. De sprieten zijn
iets langer dan de halve lichaamslengte.
In de laatste helft van April of in Mei verscbijnen de mnggen,
altijd op erg stille warme avonden. Spoedig legt het wijfje hare 80
k 90 eieren ieder afzonderlijk of bij tweeen, aan de onderste
bladeren van den nog zeer korten halm van rogge-, tarwe- of gerst-
planten, somtijds ook wel aan de bladscheeden of aan den halm
van deze planten. De tijd, die tusschen het eierleggen en het
nitkomen der larve verloopt, is al naar het weer is, zeer ongelijk,
dnnrt echter, bij günstig weer, gemiddeld acht dagen.
De in het begin ovale, roodachtig geel gevlekte larve glijdt naar
beneden en komt aldus in de bladscheede, waar zij aan den halm
begint te zuigen. Zij neemt langzamerhand vele voedingstoffen op,
en verändert daarbij haren vorm. Zij wordt ei vormig; het lichaam
wordt doorschijnend als glas, met uitzondering van het groote,
geelachtig witte en geheel ondoorschijnende vetlichaam; en ook de
geledingen worden onduidelijker. Spoedig ontstaat nit de larve eene
pop, die in kleur, grootte en vorm op een lijnzaadje gelijkt, en in
Engeland dan ook onder den naam „Flax seed" bekend is (fig. 28, a ).
woorlaatsten knoop. In den tijd
71
f
Men vindt deze poppen in den zomer aan den halm van het rijpende
koren. — Natuurlijk veroorzaken de talrijke larven, door haar
oponthond en haar aanhoifdend zuigen, belangrijk nadeel aan de
planten, wat deze in den bloeitijd en korten tijd daarna duidelijk
toonen. De halm verwelkt en schrompelt ineen op de plaats, waar
<ie larven zich bevinden, dus onmiddellijk boven den laatsten en
waarin de halmen beginnen geel
te worden en het koren begint te
rijpen, verpoppen zich de larven;
de halmen breken dan zeer gemakkelijk
op de aangetaste plaatsen,
en een sterke wind of regen
werpt ze op den grond. Derhalve
kan een door de Hessische mug
sterk aangetaste akker eruit zien
alsof een kndde vee er in geloopen
heeft en alles heeft plat getreden,
of alsof hagelslag het koren verwoest
heeft. Het laat zich inzien,
dat onder zulke omstandigbeden
slechts weinig aren een normaal
aantal korrels kunnen voortbrengen.
Uit de poppen komen gewoonlijk
in Augustus en September de
mnggen te voorschijn. De wijfjes
zoeken spoedig daarna het wintergraan
op en leggen hare eieren
alleen of bij tweeen aan de bla-
De nauwelijks uitgekomen larve
Fig. 28. Gersteplant, door de Hessische
mug aangetast (poppen bij a).
deren der nog jonge planten.
Icrnipt tusschen de bladscheede cn den nog geheel onontwikkelden
halm; en zoo kunnen reeds in den herfst verscheidene larven aan
den kleinen halm in de onniiddellijke nabijheid der wortels zich
ophoopen; zij veroorzaken daar eene bolvormige opzwelling. Het
plantje sterft meestal, wanneer zich in het onderste gedeelte eenige
_____