
„Ik kan mij dan ook, door de ervaring geleerd, geheel vereenigen
met de meening van Prof. Liebscher, dat de Bouillie niet
als een voorbehoedmiddel tegen aardappelziekte moet worden toegepast,
maar als een „geneesmiddel”.
„In Noord-Brabant hebben we in 1891 het kopervitriool betrok-
ken van de Pharmaceutische Handelsvereeniging te Amsterdam
tegen f 25 de 100 KG. Bij grooter partijen konden wij kopervitriool
(93.5 7o zuiver) koopen voor f 24 de 100 KG. bij de wed. J. Elzen
en zonen te Breda.” — Tot zoover de Heer van Hoek.
Dat men bij droog weer moet besproeien, spreekt wel van zelf.
Van de pulvérisateurs (besproeiers of sprenkelaars) zijn er —
gelijk reeds boven werd vermeld — van zeer verschillende con-
structie in den handel. In hoofdzaken echter zijn ze allen op dezelfde
wijze samengesteld. Zij bestaan allen uit een’ bak, dien men met
de vloeistof vult, welke voor de besproeiing moet dienst doen.
Deze bak wordt op den rüg gedragen. Hij bevat een’ zuigperspomp,
waarvan de zuiger zoo is geplaatst, dat hij met de linkerhand
kan worden bewogen, terwijl men den bak op den rüg draagt.
Aan de zuigperspomp is eene caoutchoukslang bevestigd, waarop
een koperen mondstuk vastzit, waaruit de vloeistof in zeer fijne
druppels, als een stofregen, kan uitspuiten. Men kan dit mondstuk
in verschillende richtingen draaien, opdat de uitspuitende
stralen van onderscheiden kanten de bladeren kunnen raken. —
Ik wil hier niet de verschillende soorten van pulvérisateurs, hunne
deugden en gebreken, bespreken. Ik wil slechts dit zeggen, dat
het in zoodanig werktuig een groot voordeel is, wanneer de verschillende
deelen ervan gemakkelijk uit elkaar kunnen worden genomen
, opdat alles — zoo noodig — inwendig kan worden schoon-
gemaakt. Een zeer goede pulvérisateur is die van Allweiler, welke
bij de Heeren Boeke en Huidekoper te Groningen voor f 22,50
verkrijgbaar is.
Aan de besproeiing met Bouillie Bordelaise zijn tamelijk veel
onkosten verbonden; bij bespuiting met een’ pulvérisateur wordt
vooral bet arbeidsloon vrij hoog. Bepaaldelijk waar men het middel
in ’t groot wil toepassen, is dit een belangrijk bezwaar, omdat daar
de prijzen der aardappelen meestal lager zijn dan waar de aard-
appelteelt meer in ’t klein geschiedt. Om nu het arbeidsloon bij
de besproeiing in ’t groot geringer te doen zijn, trachtte de Heer
S. Lako te Wageningen een werktuig samen te stellen, dat door
een paard zou kunnen worden voortbewogen, en waarmee per dag
eene groote oppervlakte grond, zou kunnen worden besproeid. De
firma G. Stout te Tiel heeft een werktuig vervaardigd naar de
aanwijzingen en teekeningen van den Heer Lako, die dit werktuig
als volgt beschrijft: „Het bestaat uit een kar, waarop een vat van
± 200 Liter inhoud geplaatst is; hierin komt de vloeistof, die
gesproeid zal worden. Een as met zes vleugels, door een ketting
met twee kettingschijven van het wiel uit in beweging gebracht,
roert de vloeistof, zoo noodig, voortdurend om. Aan het andere
wiel is een kamrad bevestigd evenals bij de zaaimachine. Dit
brengt door een paar andere räderen de beweging van het wiel
versneld op een kruk over, welke kruk de zuiger van een dubbel
werkende zuig- en perspomp in beweging brengt. Deze pomp zuigt
de vloeistof uit het vat en perst ze in eene koperen buis, waarop
een kleine windketel geplaatst is; daardoor worden de schomme-
lingen in den druk op de vloeistof, die bij het heen- en weer
gaan van den zuiger.. ontstaan, grootendeels opgeheven. De koperen
buis eindigt in eene kleppenkast, waar een belaste klep de noodige
spanning veroorzaakt. De belasting geschiedt even als bij de vei-
ligsheidsklep eener locomobile; doch door het loopgewicht voor-
of achteruit te schuiven en met een spie vast te zetten, kan de
druk grooter of kleiner gemaakt worden. Uit de kleppenkast loopt
eene buis tot boven in het vat, om de overtollige vloeistof daarin
terug te voeren. — Aan de koperen buis zijn vijf zijbuisjes bevestigd,
waaruit door sterke caoutchouken slangen de vloeistof in vijf
koperen doozen gevoerd wordt. Deze zijn door ijzeren staven aan
een dwarsstang verbonden, en kunnen hooger en lager gesteld
worden, naar de lengte van het loof. De dwarsstaaf is draaibaar,
zoodat het geheel op de kar kan gelegd worden om naar buis te
rijden. Aan elke doos zijn zes sproeikraantjes, zooals men die aan
den handsproeier vindt, bevestigd; ze werken in verschillende
8*