
geval was. In de laatste jaren heeft zich de klaverkanker op vele
plaatsen in Nederland vertoond, met name in Groningen, Zeeland
en Gelderland. In vele gevallen, waarin men van ,,klavermoeheid”
spreekt (d. i. van het onvermogen van bepaalde akkers om gezonde
klaver voort te brengen), moet zeer zeker als grond van dit verschijnsel
aan „klaverkanker” worden gedacht.
Kenteekenen der ziekte. Zij vertoont zieh hier en daar op den
tig. 35. Klaverkanker: a. —eene door kanker aangetaste, stervende
klaverplant Bij sc vertoonen zich de sklerotiën (nat. gr.). & en c zijn
»kiemende” sklerotiën, met de kleine paddestoeltjes(ScZeroiima
runi), die weer sporen voortbrengen (nat. gr.).
akker. Tusschen volkomen gezond blij vende planten bevinden zich
andere, die ziek worden. Deze laten hare bladeren slap hangen,
en gaan alras verwelken ; weldra vertoonen zij bruine vlekken op
de overigens nog groene bladeren, die daarna geheel bruin worden.
Zij vergaan geheel, zoodat slechts nog overblijfselen van de opper-
hnid en de vaatbundels overschieten. Nadat de plant grootendeels
of geheel is gestorven, vertoonen zich aan de oppervlakte van de
stengelbasis, soms ook op de bladeren, krijtwitte. lichamen van
zeer- verschillende grootte, nl. van de grootte van een’ speldeknop
tot die van een ovaal lichaam van 1 cM. Later wordt de bniten-
wand van de hier bedoelde lichamen pikzwart, terwijl het inwendige
wit blijft.
Oorzaak. De bovengenoemde harde lichamen zijn de sklerotiën
(vgl. bl. 45) van eene zwam, die Sclerotinia Trifoliorum of Peziza
ciboridides wordt genoemd. De zwamdraden, die men in de bovenaardsche
deelen (nooit in de wortels) van eene door klaverkanker
aangetaste plant aantreft, vertakken zich tusschen de cellen, waaruit
deze Organen zijn opgebouwd. De inhoud dezer cellen sterft
tengevolge van de werking eener stof, welke de zwamdraden af-
scheiden; vandaar dat de bovenaardsche plantendeelen geheel bruin
worden. Weldra bestaan de in sterken graad aangetaste blad- en
Stengeldeelen uit niets anders dan de vaatbundels, de opperhuid
en eene massa sterk vertakte zwamdraden. — Spoedig treden, voornamelijk
aan de basis van den stengel, bundels van vrij dikke
zwamdraden naar buiten. Deze vertakken zich, kronkelen zich
inéén en vormen aldus de aanvankelijk krijtwitte, aan de oppervlakte
wollige knobbels, die later in zwarte sklerotiën veränderen.
Zoolang de knobbeltjes nog wit zijn, zijn zij dikwijls met kleine,
uitgescheiden vochtdroppeltjes dicht bezet. Het buitenste gedeelte van
de wollige oppervlakte droogt later uit en de oppervlakte der sklerotiën
wordt zwart. — Wanneer zich ook aan de bladeren sklero-
tiën vormen, dan blijven deze klein, half zoo groot als een klaver-
zaadje. — De meeste sklerotiën vormen zich reeds in ’t voorjaar;
echter kunnen zij zich ook later vormen, tot zelfs in September.
Als de aangetaste klaverplant is gestorven, vallen zij van zelf op
den grond, waar zij zich na eenigen tijd verder kunnen ontwikkelen,
wanneer zij aan de inwerking van vochtigheid en aan eene zekere
temperatuur zijn blootgesteld, en als zij niet al te diep in den
grond zijn geraakt. Er groeien dan paddestoelvormige lichaampjes uit
het sklerotium te voorschijn, wölke bestaan uit een’ bruinen steel met
eene verdikking aan het uiteinde (fig. 35, b, c). De steel groeit zoo
lang tot de verdikking de bodemoppervlakte bereikt. Eerst beker