
later ook tegen de koude beschut zijn, en aan de oogen harer vijanden
onttrokken. Men neemt dan in den winter deze ringen van houtwol
weg en verbrandt ze met de daarin aanwezige rupsjes; ook krabt men
de schors daaronder af, wijl ook daar vele rupsen zich een winter-
kwartier hebben gezocht (fig. 67, c, d). — Verder zoeke men geregeld
het te vroeg afgevallen ooft, dat doorgaans rupsen bevat op, en voere
het aan de varkens. Ook onder de geoogste appelen en peren vindt
men nog vele wormstekige - exemplaren, waaraan men dit echter
niet altijd gemakkelijk uitwendig kan zien. Wanneer nu de geplukte
tig. 65 Rups der wormstekige appelen: a = volwassen rups,
b — mgesponnen rups, c = rups, uit het spinsel genomen, d =
pop, e — pophuid, te voorschijn komend uit het spinsel.
vruchten naar de voorloopige bewaarplaatsen zijn getransporteerd,
kruipen de rupsen spoedig uit de door baar bewoonde appelen en
peren; legt men in de buurt van de hoopen appelen en peren stukken
van een’ molton deken of andere ineen geslagen stukken linnen
of katoen-neer, dan kruipen zij daarin weg om er zich in te spinnen,
en kunnen aldus bij massa’s vernield worden (fig /66-, 1 2 a).
Het spreekt van zelf dat, zullen bovenstaande maatregelen hel-
pen, zooveel mogelijk alle eigenaars van vruchtboomgaarden in
eene bepaalde streek moeten samen werken. Fig. 66. Middelen om den „worm” van ’t ooft te vangen.