
fe
i ■ i !
Bremrapen (Orobanche).
Deze planten zijn nauw verwant aan de Scrophularineeen. Zij
bevatten in ’t geheel geen bladgroen; hun stengel is lichtbruin-
achtig .geel, evenals de bladeren, welke tot schubvormige deelen
zijn vervormd. Wortels bezitten de bremrapen niet, maar hun
stengel is aan den voet knolvormig opgezwollen. Aan deze knol-
vormige opzwelling en aan het veelvuldig voorkomen van eene
bepaalde soort op de brem, hebben zij hunnen naam te danken.
De verdikking aan het ondereinde van den stengel vormt eene soort
van zuigorgaan, dat met den wortel eener naburige plant vergroeid
is en uit deze plant voedende stoffen opneemt. De 10—15 cM. lange
stengel eindigt naar boven toe in eene aarvormige bloeiwijze. De
kelk bestaat uit 4 of 5 meer of minder met ^ elkaar vergroeide
blaadjes; de kroon is tweelippig, gelijkende op die van de ratelen,
en geelachtig wit, rood- of paarschachtig van kleur. Er zijn twee
lange en twee körte meeldraden in elke bloem aanwezig. D6 vrucht
is eene doosvrucht, die talrijke, zeer kleine za'den bevat. De in
deze zaden aanwezige bolvormige kiem komt slechts dan tot vordere
ontwikkeling, wanneer zij in den grond den wortel aantreft van eene
plant, die als hospes kan dienen; geschiedt dit niet, dan kan zij
verscheiden jaren lang in den toestand van rust blijven, en later —
in günstiger condities gekomen — toch nog in kieming overgaan.
Bij de kieming komt het worteltje het eerst te voorschijn, dat met
den wortel der voedsterplant vergroeit en op deze plaats een zuigorgaan
vormt voor de opneming van voedsel. Rondom deze piek
vormt de wortel der voedsterplant eene opzwelling. Intusschen
ontstaan er aan het zuigorgaan vertakkingen; en zoo krijgt de
jonge parasiet langzamerhand den vorm van eene kies, welker
wortels verscholen zijn in de opzwelling van den wortel van den hospes.
Intusschen is het uitwendig zichtbare deel van den parasiet nog
steeds zeer klein gebleven; het ontwikkelt zieh tot een knolvormig
lichaam, waaruit de stengel opschiet, die alras boven den grond
komt, en waaruit ook wortels te voorschijn komen, die zieh in
den bodem vertakken tot zij weer eenen wortel eener voedsterplant
ontmoeten, waarin zij ook binnendringen om een nieuw zuigorgaan
te vormen.
Dat de groei van de voedsterplanten onder de werking van de
Orobanche lijdt, spreekt wel van zelf. Daardoor zijn zij niet zoo
spoedig volwassen en wordt dus bare groeiperiode met eenige
weken veriengd. Soms blijven de planten zeer klein en blijft de
bloem- en zaadvorming geheel achterwege. Dat eene plant door de
werking van bremraap sterft, komt weinig voor; maar toch is de
schade, welke deze parasiet kan teweegbrengen, soms van veel
belang.
Er zijn verschillende soorten van Orobanche. Ik vermeld alleen
de belangrijkste.
De klaverbremraap of klaverduivel (Orobanche minor) wordt 30—50
cM. hoog, is bruinviolet van kleur en draagt lila- of purperkleurige
bloemen. Hij bloeit in den voorzomer, soms nog eens weer in de tweede
helft van den zomer. Hij is een zeer schadelijke parasiet op roode,
witte en bastaardklaver, maar werd ook aangetrofíen op seradelle,
op peen en weverkaarde. Vooral op roode klaver deed hij in de
Betawe herhaaldelijk zeer veel nadeel; want op vele plekken van
een klaverveld wordt het gewas geheel vernield. Ook in de omgeving
van Etten en Leur en Rozendaal doet de klaverbremraap,
volgens mededeelingen van den heer van Hoek, veel schade; vroeger
echter meer dan tegenwoordig. Men noemt hem daar „de oude
maW\ De vermeerdering van dit gewas kan gemakkelijk op groote
schaal plaatsgrijpen, daar ééne Orobanche 70—90 zaaddoozen voortbrengt,
ieder met 1500 uiterst kleine zaadjes. Een middel tot uitroeiing
bestaat vooreerst hierin, dat men de klaver afmaait vóór
de Orobanche’s, die er tusschen staan, in het zaad schieten; afdoend
is dit echter niet, daar aldus de parasiet in den grond achterblijft,
en later in ’t jaar toch weer kan opschieten en zaad voortbrengen.
Daarom is het beter, zooveel doenlijk de Orobanche’s uit te spitten.
Waar dit niet gaat, omdat de plaag te algemeen en over eene te
groote oppervlakte aanwezig is , kan het raadzaam zijn, het klaver-
land om te ploegen en eenige jaren lang andere gewassen te ver