
voorkomen van deze plaag, maar veeleer dáárover dat zij met
nog veel meer wordt aangetroffen. Maar dit laatste moet worden
toegeschreven aan twee oorzaken; V. van de warkruidzaden zijn er
vele, gewoonlijk meer dan de helft, niet kiemhaar, 2L van de pas
ontkiemende Cuscutaplantjes gaan er vele te gronde vóór het hun
gelukt is, zieh tegen den stengel van eene geschikte voedsterplant
aan te leggen.
Om de warkruidschade zooveel mogelijk te keer te gaan, moet
men zuiver klaverzaad gebruiken. Daarom koope men slechts klaverzaad
van handelaars, die onder contrôle van het Rijkslandbouwproefstation
staan, en welk zaad is verklaard Cuscuta-vrij te zijn.
Wil men klaverzaad van eigen gewas gebruiken, dan doe men dit
alleen wanneer men, bij nauwlettend toezicht, geen warkruid op
zijn land heeft gezien en ook in het geoogste klaverzaad geen warkruid
ontdekt. Om klaverzaad van Cuscutazaad te zuiveren, gebruikt
men zeven, waarvan de mazen 0.75 mM. wijd zijn. De
warkruidzaden vallen door de mazen; de grootere klaverzaden
houdt men op de zeef. — Heeft men warkruidplekken op zijn
klaverland, dan moet men op die plekken de klaver met harén
parasiet uitroeien, hetgeen kan geschieden door diep omspitten of
door af branden van den grond; eene overgieting met eene 2% à 3
procentige kopervitriooloplossing heeft eveneens goede resultaten
opgeleverd, evenals eene sterke bemesting met gier of met zwavelzure
kali. — Reeds boven werd erop gewezen, hoe het warkruid
soms wordt verbreid, en wat men kan doen om de verbreiding te
voorkomen.
II. Zwammen.
Zwammen zijn bladgroenlooze sporenplanten (zie bl. 29), aan
welke zieh geen stengel en geene takken, geene wortels^ en geene
bladeren laten onderscheiden. Men verdeelt ze in drie hoofdgroepen ;
1». de Splijtzwammen (Schizomyceten of „bacterien^, 2®. de Skjmzwam-
men (Myxomyceten), 3". de Draadzwammen of eigenlijke zwammen
(Eumyceten).
a. De Splijtzwam^nen of bacterien.
Bacterien zijn uiterst kleine zwammen, soms minder dan mM.
lang en bestaan uit eene enkele cel. Zij vermeerderen zieh onder
günstige omstandigbeden zeer sterk, zoodat waar slechts enkele
exemplaren aanwezig waren, na weinige uren duizenden kunnen
worden geteld. Slechts waar zij bij millioenen aanwezig zijn, kan
men ze met het bloote oog waarnemen. Naar hunnen vorm (fig. 4)
onderscheidt men; 1®. bolvormige bacterien, bestaande uit bolronde
celletjes, die of alleen voorkomen, of twee aan twee, of velen bij
)-----V
Fig. 4. Verschillende vormen van bacterien: 1 = Micrococcus, 2 = Bacillus,
3 = Clostridium (met deelingstoestanden en sporenvorming s), 4 = Bacterium
(met trilharen), 5 = Spirillum (met trilharen).
elkaar, welke dan vereenigd kunnen zijn tot snoeren of in den vorm
van pakjes; 2®. langwerpige bacterién, bestaande uit langwerpige
cellen (elliptische; staafvormige; lange, die tot eene spiraal inééngerold
zijn); 3°. zeer lange, draadvorrnige (onvertakte of vertakte).
Sommige soorten hebben aan hare uiteinden buitengewoon fijne,
draadvorrnige aanhangselen, die bij de beweging der bacterie werkzaam
zijn. Men noemt deze aanhangsels; trilharen. (fig. 4).
Gelijk reeds werd gezegd, kunnen zieh de bacterien zeer snel
voortplanten. Dit geschiedt door deeling. Eene bacterie, die zieh zal
gaan deelen, wordt iets langer. Vervolgens ontstaat in haar midden
eene insnoering, die steeds dieper wordt, totdat eindelijk de bacterie
zieh in twee helften heeft gedeeld (fig. 4, 3). Sommige soorten zijn
na minder dan een half uur volwassen en vermenigvuldigen zieh
dan weer. Na weinige uren kan ééne enkele bacterie er duizenden
hebben voortgebracht.